Naamkunde. Jaargang 5
(1973)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adjektivische -er- afleidingen bij toponiemenGa naar voetnoot(*)0. De licentiaatsverhandeling van SmedtsGa naar voetnoot(1) biedt een synkronische beschrijving van de derivatiemogelijkheden bij autochtoon- en vreemd-Nederlandse toponiemen, nl. van inwonersnamen en adjektieven. Bij het suffix dat herkomstaanduidende adjektieven bij plaatsnamen vormt, bespreekt Smedts uitvoerig de distributie van de allomorfen /S/, /ISCH/ en /ER/. De allomorf /ER/, aldus SmedtsGa naar voetnoot(2), treedt op als een regionale variant van /S/ en als een stilistische variant, i.c. in meer plechtige, archaïzerende taal, met name in vaste verbindingen die een specialiteit van de plaats of streek aanduiden (bijv. Groninger Koek, Wener Congres) en in geografische aanduidingen, zoals straatnamen, pleinen e.d., die meestal leiden naar de plaats waarnaar ze genoemd zijn (bijv. Luikerstraat, Maastrichterweg). Zoals uit het onderzoek van Smedts blijkt, treedt het -er-suffix op bij toponiemen met wortel op -dam, -berg, -burg, -wijk, -em, -um, -s, -st en -ingGa naar voetnoot(3), bijv. Edammer, Tilburger, Hardewijker, Haarlemmer, Boedapester, Asser, Groninger; verder bij overwegend monosyllabische woorden (Luik: Luiker) of bij disyllabische op -ə(n) (Vremden: Vremder). Zoals verder moge blijken is het adjektiverend -er-suffix bij plaatsnamen in een deel van ons taalgebied nog in grote trekken algemeen gebruikelijk, nl. in het gebied dat grosso modo Belgisch- en Nederlands-Limburg omvat. De kwestie in hoeverre /ER/ als regionaal te bestempelen is, laten we hier buiten beschouwing. Uit hdst. 1 zal alleszins blijken, dat het gebruik van het afleidingssuffix /ER/ vroeger helemaal niet regionaal beperkt was. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hdst. 2 biedt een synkronisch onderzoek van het al dan niet optreden van het -er-suffix in de Zuidnederlandse dialekten aan de hand van de huidige straatnamenlijsten. Waar het -s-suffix eventueel een ouder -er-suffix heeft verdrongen, wordt dit zo mogelijk aangetoond met historische voorbeelden. In hdst. 3 wordt een synkronisch-deskriptief overzicht gegeven van de distributie van de allomorfen -er en -s, evtl. ø, zoals dit resulteert uit de straatnamenvoorraad van de gemeenten gelegen op het Kempisch Plateau en in de Maasvallei van de provincie Belgisch-Limburg. Ten slotte komt in hdst. 4 de semantische waarde van het derivatiesuffix -er (en -s) ter sprake.
1. Het -er-suffix bij adjektivische afleiding van plaatsnamen gaat historisch terug op een suffix voor volkernamen, dat in het ogm. -varii (in bij de klassieken overgeleverde namen) luiddeGa naar voetnoot(4). Dit -varii is later verschrompeld tot -er en samengevallen met Ndl. -aar/-er, uit Lat. -ärius, een produktief suffix voor de vorming van nomina agentisGa naar voetnoot(5). Uit het historisch materiaal blijkt, dat het -er-suffix vanaf de late middeleeuwen zeer produktief is geweest bij adjektivische afleiding van plaatsnamen in de ruime betekenis van ‘horend bij’, nadat de bet. ‘van de inwoners’ vervaagd wasGa naar voetnoot(6). Aan de produktiviteit en de geografische spreiding van genoemd -er-suffix binnen het Nederlandstalige gebied heeft Van LoeyGa naar voetnoot(7) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een eerste uitvoerige bijdrage gewijd: terwijl het -er-suffix in Vlaanderen reeds in de 9e eeuw door het -s-suffix werd verdrongen en in Zeeland in de 13e eeuw, bleef -er, aldus Van Loey, in Brabant (tot de Dender), de Kempen en Limburg in de 13e-15e eeuw zeer produktief. Later heeft GysselingGa naar voetnoot(8) erop gewezen, dat afleidingen op -er in Vlaanderen nog in de 11e eeuw ontstaan zijn, terwijl afleidingen op -sch < -isk pas sedert de 13e eeuw zijn geattesteerd. Van LoeyGa naar voetnoot(9) citeert verder vijf toponymische voorbeelden, resp. uit de gemeenten Opwijk (2), Baardegem, Tienen en Piringen, waaruit hij, op grond van de kronologie, de konklusie trekt dat het -er-suffix in de 15e-16e eeuw aan het verdwijnen was in Brabant, de Antwerpse Kempen en Limburg. Dit is inderdaad het geval voor de Antwerpse KempenGa naar voetnoot(10) en BrabantGa naar voetnoot(11), waar het -er-suffix na de 16e eeuw nog slechts sporadisch optreedtGa naar voetnoot(12). Wat Limburg echter betreft - Van Loey geeft enkel een voorbeeld uit Haspengouw (Piringen), maar geen uit de Limburgse Kempen en de Maasvallei - is zijn besluit wel wat voorbarig geweest: in Haspengouw, maar vooral in de Limburgse KempenGa naar voetnoot(13) en de aangrenzende Maasvallei behoort het -er-suffix bij adjektivische afleiding van plaatsnamen thans nog tot het gewone taalgebruikGa naar voetnoot(14). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Voor een synkronisch onderzoek van het al dan niet optreden van het -er-suffix in de Nederlandse dialekten hebben we de hedendaagse, door de gemeentebesturen uitgegeven wegenkaarten, resp. straatnamenlijsten als basismateriaal genomen. Deze kaarten of lijsten zijn voor ons onderzoek in grote mate betrouwbaar te noemen, in die zin dat ze straatnamen met een -er-suffix (evtl. -s- of ø) bevatten, zoals deze grotendeels historisch overgeleverd zijn, bijv. te Bocholt (L 317): Bree: Breerweg / 1766 de breer straetGa naar voetnoot(15); Hees: Hezerstraat / 1712 heeserwegGa naar voetnoot(16); Kreyel: Kreyelerstraat / 1576 die kreyeler straetGa naar voetnoot(17); Lozen: Lozerstraat / 1791 de loser straetGa naar voetnoot(18). De huidige straatnamenlijst van de gemeente Bocholt bevat verder de volgende namen met een adjektivische -er-afleiding, die historisch niet geattesteerd zijn, althans niet in het tot dusver door ons geëxcerpeerde materiaal: Bergerheideweg, Brogelerweg, Hamonterweg, Kaulillerweg, Reppelerweg, Weerterweg. Deze namen kunnen reeds eeuwenlang in gebruik zijn; ofwel zijn ze recent ontstaan, bijv. na de aanleg van een nieuwe weg, en gevormd naar de geldende woordvormingsregels van het dialekt. We moeten evenwel ook enkele restrikties maken, zowel wat de volledigheid als wat de betrouwbaarheid van het materiaal betreft. In de eerste plaats treffen we het adjektiverend -er-suffix niet enkel in straatnamen aan, maar bijv. ook in veld- en waternamen (cf. sub 4). Wat de betrouwbaarheid van de moderne straatnamenlijsten aangaat, dienen we erop te wijzen dat in bepaalde gemeenten straatnamen met het adjektiverend -er-suffix zogenaamd vernederlandst kunnen zijn: namen met een -er-afleiding worden voor dialektische formaties gehouden en vervangen door namen met een -s-afleiding (evtl. ø). Dit is o.m. gebeurd te Helchteren (L 413): de papieren namen Genkse Weg, Maastrichtse Straat en Peerse Dijk luiden in de volksmond resp. Genkerweg, Maastrichterstraat en Peerderdijk. Verder bevatten de straatnamenlijsten nogal dikwijls formaties als Weg op (naar) Hasselt, ofwel juxtaposities, bijv. te Peer (L 355): Baan naar Bree, Baan naar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helchteren, Steenweg Linde, Steenweg Wijchmaal. Het hoeft niet gezegd te worden, dat we hier te maken hebben met papieren vormen, die in het dagelijks gebruik onbekend zijn; vgl. ook de volgende historische attestaties: 1644 den breer patGa naar voetnoot(19); 1667 de linder straetGa naar voetnoot(20). Genoemde restrikties in acht genomen, mogen we toch stellen, dat de moderne straatnamenlijsten ons toelaten het gebied af te zonderen, waar het adjektiverend -er-suffix bij plaatsnamen tot het levende taalgebruik is blijven behoren.
2.1. Buiten de provincie Limburg, i.c. in het aangrenzende Brabant en AntwerpenGa naar voetnoot(21), komt het adjektiverend -er-suffix bij plaatsnamen thans nog enkel als reliktvorm voor. Uit de voorbeelden (cf. infra) blijkt, dat de meeste relikteilandjes gesitueerd zijn op de grens met Limburg, nl. te Balen (K 277), Dessel (K 275), Deurne (K 354), Molenstede (K 355), Schaffen (K 356) en Sint-Joris-Winge (P 93). a) Antwerpen: Eikerheide (Hingene), Eikerlandstraat (Ruisbroek), Kamperbaan (Balen), Tulderheyde (Poppel), Veinderstraat (Dessel), Vremderhoeven (Broechem). b) Brabant: Diesterbaan (Deurne), Diesterstraat (Molenstede), Hezerheiweg (Schaffen), Oude Wingerstraat (Sint-Joris-Winge). De huidige Glabbeek- en Bergenstraat te Geetbets hadden historischGa naar voetnoot(22) wel het -er-suffix (cf. ook noot 11): 1492 den gelabbekerwech (nr. 134); 1454 die berger strate (nr. 21). Op de huidige kaart van de gemeente Geetbets vinden we bijv. wel de veldnaam Betserbroek en de waternaam Betserbeek; de -er-afleiding is hier preferent na -ts (cf. ook sub 2.2.2).
2.2. In de provincie Belgisch-Limburg vinden we anderzijds nog een homogeen -er-gebied. Alvorens tot de bespreking van de verspreidingskaart over te gaan, willen we ons kriterium om te bepalen of een gemeente al dan niet tot het -er-gebied behoort, toelichten. Dit kriterium bestaat er namelijk in, dat de huidige straatnamenlijst één of meer namen met een adjektivische -er-afleiding bevat; deze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-er-afleidingen moeten evenwel van een andere aard zijn dan die welke in het algemeen Nederlands opgenomen zijn, bijv. na een twee- of drieledige medeklinkergroep: Diesterbaan (cf. ook 2.2.2). 2.2.1. Een aaneensluitend -er-gebied vormt de Limburgse Kempen, i.c. het Kempisch Plateau (cf. 3). Bij het Kempisch Plateau sluiten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de oostelijk gelegen Maasvallei en een deel van de zuidelijk gelegen Demervallei (Hasselt, Diepenbeek, Beverst en Munsterbilzen) aan. De Maasvallei vertoont wel enkele hiaten: Boorsem (Q 11), Meeswijk (L 424) en Uikhoven (Q 13).
2.2.2. Het Westen van de Limburgse Kempen behoort tot de zogenaamde Verbeterde Kempen: Zelem (P 44), Meldert (P 45), Linkhout (P 46), Lummen (P 51), Stokrooie (P 56), Stevoort (P 58), Kwaadmechelen (K 314), Oostham (K 315), Heppen (K 316), Leopoldsburg (K 317), Beverlo (K 318), Tessenderlo (K 353), Paal (K 357), Beringen (K 359), Heusden (K 360), Zolder (K 361). Wat de huidige verspreiding van het adjektiverend -er-suffix betreft, zondert dit gebied zich af van het Kempisch Plateau (cf. infra), evenals het westelijk deel van de aangrenzende Demervallei: Loksbergen (P 47), Halen (P 48), Donk (P 49), Herk-de-Stad (P 50), Schulen (P 52), Berbroek (P 53), Spalbeek (P 54), Kermt (P 55) en Kuringen (P 57). In genoemd gebied treffen we in de eerste plaats enkele straatnamen aan met een adjektivische -er-afleiding - eventueel met het stapelsuffix -ers - na een twee- of drieledige medeklinkergroep: Betserbaan (P 48), Boekterheide (K 361), Diestersteenweg (P 48), Diesterse Steenweg (K 317), Runkstersteenweg (P 57), Hulsterstraat (K 351), Tuylterstraat (P 55). Na een medeklinkergroep is -er het preferente suffix, ook in het ABNGa naar voetnoot(23). Verder komt het adjektiverend -er-suffix nog in enkele reliktvormen voor: Beringersteenweg (K 360), Hulbekerstraat (P 50), Houwijkerstraat (P 50), Veenderweg (K 360). Terwijl het adjektiverend -er-suffix bij plaatsnamen systematisch voorkomt op het Kempisch Plateau, vinden we een reliktgebruik van dit suffix in de Verbeterde KempenGa naar voetnoot(24) en de westelijk gelegen Demervallei; bij dit tweede gebied sluiten de Antwerpse en Brabantse grensgemeenten Balen, Dessel, Deurne, Molenstede en Schaffen aan (cf. 2.1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westelijk van dit reliktgebied treffen we nog enkele relikteilandjes aan: Broechem, Hingene, Ruisbroek, Poppel (cf. ook 2.1). De tegenstelling tussen het Kempisch Plateau [+ [-er-suffix] en de Verbeterde Kempen [- [-er-suffix] valt in grote trekken samen met de scheiding tussen het Limburgs en het BrabantsGa naar voetnoot(25). De dialektgrensbundel tussen het Limburgs en het Brabants (ten O van L 312, 314, 353, 352 en K 359) rafelt in de buurt van Beringen (K 358) in drie strengen uiteen: de Uerdingerlijn, de Getelijn en de betoningslijnGa naar voetnoot(26). De GetelijnGa naar voetnoot(27) valt grotendeels samen met de vroegere politieke grens tussen het Hertogdom Brabant en het graafschap Loon (prinsbisdom Luik). In de eigenlijke Gete-sektor vallen alle isofonen samen (van Halen P 48 tot Zoutleeuw P 112), maar in het noordelijke grensgebied is er een duidelijke afwijking waar te nemen tussen de Getelijn en de oude politieke grens. Die afwijkingen zijn volgens Pauwels te verklaren door de instabiliteit van de politieke grens (de heerlijkheid Lummen P 51 bijv. gaf aanleiding tot een betwisting) en door de geografische gesteldheid: K 314 t/m 318 en 353 waren politiek Luiks en zijn taalkundig Brabants. De verklaring voor dit laatste feit is een natuurlijke grens, nl. een strook woeste heidegrond - die in recente tijd weliswaar in vrij belangrijke mate werd aangevreten, tussen de Verbeterde Kempen en het Kempisch PlateauGa naar voetnoot(28) -; de scheiding loopt tussen Lommel, Leopoldsburg, Koersel, Heusden, Zolder en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zonhoven langs de westkant, en Neerpelt, Overpelt, Eksel, Helchteren, Houthalen en Genk langs de oostzijde. Enkel Helchteren en Houthalen zijn niet door een duidelijke natuurlijke grens van het westen gescheiden. Lommel (K 278) is volgens PauwelsGa naar voetnoot(29) politiek Brabants, maar taalkundig Limburgs; GoossensGa naar voetnoot(30) daarentegen beschouwt de taal van Lommel o.i. terecht als Brabants. Wat het al dan niet optreden van het adjektiverend -er-suffix betreft, bekleedt Lommel een middenpositie: het heeft een aantal straatnamen met -er-afleiding, in tegenstelling met de overige gemeenten uit de Verbeterde Kempen: Dorperheide, Einderpad, Hoeverdijkstraat, Luikersteenweg. Maar anderzijds telt het ook een vrij groot aantal straatnamen met -s-afleiding, waar normaliter - in aansluiting dan met het Kempisch Plateau - een -er-afleiding zou moeten optreden: Balendijk, Borkelsendijk, Eindestraat, Ekselsebaan, Gestelsedijk, Heesstraat. Het -er-suffix bij afleidingen van plaatsnamen is dus het best bewaard in het gebied van het Kempisch Plateau en de aangrenzende Maasvallei. Beide laatste gebieden zijn weliswaar ook door een natuurlijke grens gescheiden, nl. een heuvelrug die in het zuiden in Gellik (Q 87) begint en eindigt tussen Rotem (L 420) en Neeroeteren (L 368) in het noorden. Deze grens heeft evenwel niet die rol gespeeld, welke van de politieke en natuurlijke grens tussen de Verbeterde Kempen en het Kempisch Plateau is uitgegaan.
2.2.3. Haspengouw vormt, synkronisch gezien, een disparaat gebied: in een aantal gemeenten vinden we straatnamen met een adjektivische -er-afleiding, in talrijke andere daarentegen weer niet. Haspengouw telt ook een bijzonder groot aantal gemeenten, dikwijls zeer kleine met amper een vijftal straatnamen per gemeente. Het is daarom erg moeilijk een sluitende synkronische beschrijving van de aldaar heersende toestand te geven. We hebben de straatnamenvoorraad van ongeveer de helft van de Haspengouwse gemeenten onderzocht en daaruit blijkt het volgende: a) In sommige gemeenten treffen we één of meer straatnamen met adjektivische -er-afleiding aan, maar ook andere met een -s-afleiding | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(evtl. ø), waar normaliter ook een -er-suffix zou moeten optreden, in dezelfde omstandigheden als dit het geval is in de Limburgse Kempen (Kempisch Plateau). De straatnamen met -er-afleiding kunnen tot vier groepen herleid worden: I. Na een tweeledige medeklinkergroep: Aalst: Aalsterweg (P 183)Ga naar voetnoot(31); Diest: Diesterstraat (P 176)Ga naar voetnoot(32); Maastricht: Maastrichterstraat (Q 94, 174, 179), Maastrichtersteenweg (Q 162); Wonk: Wonckerweg (Q 178, 179). II. Bij namen op -ə(n): Bilzen: Bilzerbaan (Q 91, 92), Bilzersteenweg (Q 77Ga naar voetnoot(33), 162); Bitsingen: Bitsingerweg (Q 178); Piringen: Piringer weg (Q 162); Rutten: Rutterweg (Q 162); Sint-Truiden: Sint-Truidersteenweg (P 174)Ga naar voetnoot(34), Sint-Truiderstraat (Q 162)Ga naar voetnoot(35), Truierstraat (P 197), Truierweg (P 188); Spouwen: Spouwerstraat (Q 91, 93, 171Ga naar voetnoot(36); Vlijtingen: Vlijtingerstraat (Q 170)Ga naar voetnoot(37), Vlijtingerweg (Q 91); Zichen: Zicherweg (Q 178); Zussen: Zusserweg (Q 179)Ga naar voetnoot(38). III. Bij het monosyllabische Luik: Luikersteenweg (Q 73, P 178Ga naar voetnoot(39), Luikerstraat (P 176). IV. Bij tweesyllabige namen na heldere vokaal + 1: (Eben-)Emael: Emaelerweg (Q 179); Kerniel: Kernielerweg (Q 157). In de huidige straatnamenvoorraad van Haspengouw treedt het -er-suffix dus enkel in bepaalde konditiesGa naar voetnoot(40) op, in veel beperkter mate dan in de Limburgse Kempen (Kempisch Plateau) en de Maasvallei (cf. sub 3). b) Het aantal straatnamen met -er-afleiding vermindert stelselmatig, naarmate we de taalgrens naderen; in dit gebied zijn onnederlandse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
formaties (bijv. Weg op X, Weg X) het frekwentst, wat ongetwijfeld aan Waalse invloed is toe te schrijven. c) Historisch treedt het -er-suffix echter in veel ruimere mate op, zoals o.m. blijkt uit het verzamelwerk van Ulrix-PaquayGa naar voetnoot(41), waaruit we hier enkele voorbeelden pikken: 1604 die ascherbemden (Q 83), 1604 bembderstraet (Q 168a), 1385 bergerstraet (Q 163), 1604 den bilserwegh (Q 174), 1373 broeckerstrate (P 218), 1604 gellickerfeldt (Q 90), 1604 grootlonerbroeck (Q 160), 1406-33 hammervelt (P 188), 1526 int kestelrevelt (Q 172), 1385 leuwerroet (Q 153), 1698-1711 lochtervelt (Q 156), 1385 milrepeetken (Q 177), 1604 int millenrefeldt (Q 173), 1511-32 rekerstraet (Q 77), 1604 die rothemerbembden (Q 189), 1526 ruddecoevertvelt (Q 156a), 1604 spauwerbosch (Q 92), 1604 spurckerbampt (Q 72), 1604 trichterfeldt (Q 91), 1505 wyduyerbossche (Q 240).
2.2.4. Het ware ook wenselijk geweest de provincies Noord-Brabant en Nederlands-Limburg volledig bij ons onderzoek te betrekken. We hebben evenwel enkel een steekproef kunnen doenGa naar voetnoot(42). De Belgisch-Limburgse verhoudingen zetten zich over de rijksgrens in Noord-BrabantGa naar voetnoot(43) verder, voor zover dat uit de gekontroleerde wegenkaarten blijkt. We vinden geen spoor van het adjektiverend -er-suffix in de huidige straatnamenlijsten van de gemeenten Lage Mierde (K 214), Hoge Mierde (K 215), Reuzel (K 216), Bladel (K 218), Duizel (K 219) en Eersel (K 220). We treffen het daarentegen wel aan in de straatnamenvoorraad van gemeenten op de grens met Belgisch-Limburg, i.c. het Kempisch Plateau, o.m. te Luiksgestel (K 242): Kapellerweg, Vlieterdijk; Bergeik (L 279): Bergerdreef, Beekterbeemden, Eykerland, Looerheideweg, Vlieterdijk, Weebosserweg; Westerhoven (L 280): Heijerstraat, Hoeverstraat; Budel (L 285): Dammerstraat, Grootschoterweg, Hamonterweg, Lochterweg, Loozerdijk, Maarhezerweg. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Nederlands-Limburg treedt het adjektiverend -er-suffix zeer frekwent op, o.m te Baaksem (L 324): Beemderhoekweg, Leukerweg, Lozerweg; Gratem (L 326): Baexemerweg, Grathemerweg, Hunselerdijk, Kelperweg, Loorderstraat, Velterweg; Heel (L 328): Grathemerweg, Heelderweg, Heggerstraat, Panheelderweg, Thornerweg, Wessemerstraat; Neeritter (L 321): Thornerstraat, Venderstraat, Wetselderstraat; Nederweerd (L 288): Bosserstraat, Rosvelterweg, Wessenerdijk; Weerd (L 289) Altweerterkapel, Bocholterweg, Boshoverweg, Diesterbaan, Dijkerstraat, Hulsterdijk, Laarderweg, Lozerweg, Maaseikerweg, Peelterbaan, Weerterbeekweg.
3. Distributie van de allomorfen -er-, -s- en ø in de huidige straatnamenvoorraad van de gemeenten op het Kempisch Plateau en in de Maasvallei. Het -er-suffix dat adjektieven van plaatsnamen vormt is, zoals hierboven werd aangetoond, het best bewaard in Limburg, vnl. op het Kempisch Plateau en in de Maasvallei. Dit wil evenwel niet zeggen, dat het -er-suffix in genoemd gebied thans in alle posities optreedt: in bepaalde gevallen werd het verdrongen door of krijgt het konkurrentie van het -s-suffix. De allomorfie wordt beschreven aan de hand van de moderne straatnamenvoorraadGa naar voetnoot(44), terwijl het historische materiaal dient om eventuele verschuivingen te illustreren.
3.1. Na vokalen.
3.1.1. Na volle vokaal:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.2. Na ə:
3.2. Na diftongen: -er-
3.3. Na labialen:
3.3.1. -er-:
3.3.2. ø in enkele gevallen na /-əm/: Hensem: Hensemstraat (L 364)Ga naar voetnoot(49); Molhem: Molhemstraat (L 355)Ga naar voetnoot(50).
3.4. Na dentalen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4.1. Na s/z: -er-: As: Asserweg (25), Oude Asseweg (L 415); Hees: Hezerstraat (L 317); Kluis: Kluizerstraat (L 282); Neus: Neuserdijk (L 314).
3.4.2. Na t/d:
3.4.3. Na n:
3.4.3.1. Na /V(K) + n/: -er-, eventueel met ontwikkeling van een epentetische d: Bien: Bienderstraat (L 282); Muisven: Muisvennerweg (L 366); Thorn: Thornderweg (L 370); Ven: Venderstraat (L 313), Vennerweg (L 371). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4.3.2. Na /-ən/:
3.5. Na 1, r:
3.5.1. Na 1:
3.5.1.1. Na /V + 1/: -er-, eventueel met ontwikkeling van een epentetische dGa naar voetnoot(55): Da(a)l: Daalderdijk (L 423), Dalerweg (L 371); Kaulil(le): Kaulillerweg (L 317); (St.-Huibrechts-) Lil(le): Lillerbaan (L 315), Lillerdijk (L 312, 316). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5.1.2. Na /-əl/:
3.5.2. Na r:
3.5.2.1. Na /V + r/: -er-, steeds met ontwikkeling van een epentetische d: Laar: Laarderdijk (L 356); Peer: Peerderbaan (L 282, 312. 315, 352, 354, 364), Peerderdijk (L 313)Ga naar voetnoot(59).
3.5.2.2. Na /-ər/
3.6. Na velaren: -er-
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Syntese: morfologische distributieGa naar voetnoot(62)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit bovenstaande tabel kunnen we het volgende afleiden:
1. Het is duidelijk, dat het -er-suffix, dat adjektieven van plaatsnamen vormt, in een groot deel van de provincie Limburg levenskrachtig is gebleven. Het treedt in alle posities op, behalve na -ət, -əlt en -ərt (cf. ook sub 2); evenmin na -ər, maar in dit geval is het -er-suffix geneutraliseerd. Die levenskracht is grotendeels te danken aan het frekwente gebruik ervanGa naar voetnoot(63). Vóór de uitgang -er kan zich na n, r en l een d ontwikkelen: na n en l vinden we hiervan nog enkele restanten in de huidige namenvoorraad - thans hoofdzakelijk in de mond van ouderen -, maar de historische namenvoorraad biedt overtalrijke voorbeelden (cf. supra); tussen r-l ontwikkelt zich altijd een epentetische d, die zich in dit geval ook in het algemeen Nederlands heeft gehandhaafd. Na een twee- of drieledige medeklinkergroep treedt het stapelsuffix -ers eerder uitzonderlijk in ons gebied op, i.c. na -st (bijv. Diestersebaan), althans minder frekwent dan in het algemeen Nederlands. 2. Het blijkt ook, dat het -s-suffix het -er-suffix heeft verdrongen of ermee konkurreert na een onbeklemtoonde syllabe, i.c. na [-ə(K) Koronaal]: na -əl, -ən, -ət, -əlt en -ərt; in de twee laatste gevallen wordt t vóór s gesynkopeerd (streven naar de preferente woordvorm). In de huidige straatnamenvoorraad treffen we enkel -s-afleidingen aan na -ət, -əlt en -ərt, bijv. Kiewitse Weg, Hasseltse Baan. Bij afleidingen van plaatsnamen op -əl treedt het -er-suffix iets meer op dan -s- (7 vs. 5); na toponiemen op -ən domineren thans nog de -er- afleidingen (21 vs. 2), terwijl een -s-afleiding eerder uitzonderlijk optreedt, bijv. Eindhovense Baan: een -s-afleiding is hier mogelijk, omdat de uitgang -ən bij de afleiding niet is weggevallen. We moeten hier evenwel aan toevoegen dat, mits behoud van -ən, ook een -er-afleiding mogelijk was: Ophovenderbos (cf. 3.4.3.2) is hiervan een restant. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In bovengenoemde gevallen zijn de -s-afleidingen in ieder geval sekundair, zoals we eerder ook met historische voorbeelden hebben aangetoond. Het indringen van een ander dan het bestaande systeem, in dit geval de adjektivische -s- i.p.v. de -er-afleiding, gebeurt vooral bij ongemarkeerde foneemsekwenties, nl. in de omgeving van -ə + koronaal (dentaal en alveo-palataal). Dat het -er-suffix in bovengenoemde gevallen verdrongen werd door of terrein verliest ten opzichte van het konkurerende -s-suffix is o.i. niet enkel fonetisch te verklaren, i.c. het streven naar de preferente woordvorm (lindels i.p.v. lindeler enz.), maar kan - althans in de jongste tijd -, ook beschouwd worden als gebeurend onder druk van de algemene kultuurtaal (cf. ook § 2). Formaties als Elerweg (L 368) en Kreyelerstraat (L 317) zijn door een eeuwenoud gebruik a.h.w. gefossilizeerd; daarentegen zullen nieuwe formaties - straatnamen voor recent aangelegde wegen bijv. - meer en meer op het patroon van de in de algemene taal geldende regels gevormd worden, bijv. Borkelsen Dijk (K 278). In dezelfde zin moeten we ook het opdringen van -s-afleidingen verklaren na volle vokaal (bijv. Losedijk, L 355) en k (Bergeijkse Weg, L 312). We hebben hier echter nog met randgevallen te maken; de -er-afleidingen vormen hier nog een vrij kompakte meerderheid.
3. Straatnamen zonder -er- of -s-afleiding zijn volkomen ongewoon, behalve na -ər (waar -er geneutraliseerd is) en na p, met name na dorp in verbinding met het element straat; in het laatste geval zijn er historisch wel enkele -er-afleidingen voorhanden, maar ze hebben vermoedelijk reeds vroeg het veld moeten ruimen. Het aantal juxtaposities, i.c. na volle vokaal (Lillosteenweg), -əl (Kunselstraat), -əm (Hensemstraat) en -ən (Lechtenstraat), neemt de jongste tijd wel toe. Ze beantwoorden evenwel niet aan de woordvormingsregels van het Limburgs, waar in dit geval kombinaties met een adjektivische afleiding primeren. Recente schrijftaalvormen kunnen het gebruik ervan wel bevorderen, in eerste instantie bij de jongere generatie.
4. Het semantisch aspekt.
De -er- (en -s-)afleidingen drukken een relatie tussen twee plaatsnamen uit waarop in 4.2. nader wordt ingegaan. Om de semantische waarde van het -er- suffix te kunnen omschrijven, maken we gebruik | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het historische materiaal uit de schepenprotokollen van de gemeenten Kaulille (L 316), Kleine-Brogel (L 315), Neerpelt (L 312) en Overpelt (L 314)Ga naar voetnoot(64). Dit materiaal bevat niet enkel straatnamen, waarover we tot nu toe hoofdzakelijk gehandeld hebben; het -er-suffix treedt gebeurlijk ook op bij andere kategorieën van plaatsnamen, waarbij het eerste lid niet alleen een geografische naam (Ortsname), maar bijv. ook een veld- of waternaam kan zijn. 4.1. Het materiaal. We geven telkens de oudste attestatie van de plaatsnaam, met aanduiding van de aard van het eerste bestanddeel.
4.1.1. Het eerste bestanddeel is een gemeentenaam:
4.1.2. Het eerste bestanddeel is een gehuchtnaam:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.3. Het eerste bestanddeel is een veldnaam:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.4. Het eerste bestanddeel is een straatnaam:
4.1.5. Het eerste bestanddeel is een waternaam:
4.1.6. Het eerste bestanddeel is een gebouw- of konstruktienaam:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Bespreking.
4.2.1. Het eerste bestanddeel, waarvan de adjektivische -er-afleiding wordt gevormd, heeft meestal betrekking op een geografische naam (Ortsname), i.c. een gemeente- of gehuchtnaam, en op een veldnaam in de bet. van ‘kompleks kultuurland, bos of heide’. Dit blijkt uit het volgende overzicht: Het eerste bestanddeel is een
Dat adjektivische -er-afleidingen in eerste instantie van nederzettingsnamen en van veldnamen die op grote kompleksen betrekking hebben, worden afgeleid, is te verklaren doordat met zulke namen als eerste bestanddeel meer kombinaties mogelijk zijn (cf. 4.2.2) dan met andere kategorieën van plaatsnamen zoals perceelsnamen, straatnamen, waternamen, huis- en konstruktiebenamingen.
4.2.2. Bij het onderzoek naar het tweede bestanddeel kunnen de volgende specifikaties doorgevoerd worden.
4.2.2.1. Het tweede bestanddeel is een veldnaam, nl. bij 94 van de 171 plaatsnamen. Welk dit tweede bestanddeel is, hangt samen met het al dan niet frekwente gebruik ervan, zoals uit de volgende opsomming blijkt:
Het betreft zowel perceelsnamen als namen van grote kompleksen, deze laatste met de bestanddelen -broek, -heide en -veld, bijv. Hosterbroek, Hoevenerveld en Rakerheide. In alle gevallen worden de ‘ligging’ en/of ‘het behoren bij’ uitgedrukt, zoals: 1. tegen een weg, bijv. Dijkerbeemd; 2. bij een water, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijv. Vlieterbeemd; 3. bij een boerderij, bijv. Polserheide. Zulke kombinaties, i.c. veldnamen met als eerste bestanddeel een weg- of waternaam, zijn weliswaar niet ongewoon, maar ze vormen toch een kleine minderheid ten opzichte van de groep gehucht(veld-)-naam + veldnaam. Indien het eerste bestanddeel een adjektivische er-afleiding van een gehuchtnaam is, wordt meestal gezinspeeld op de ligging binnen een bepaald omschreven gebied dat een gehucht vormt, bijv. Boseinderveld, Dorperland, Herenterbeemd enz. Vooral frekwent zijn de verbindingen gehuchtnaam + heide, bijv. Hoeverheide (de uitgestrekte heide of heerdgang die onder het gehucht de Hoeven ressorteert). Bij afleidingen van veldnamen (= namen die op grote kompleksen betrekking hebben) is het tweede bestanddeel een perceelsnaam; in dit geval kunnen twee betekenissen naar voren treden: 1. perceel dat tot het kompleks behoort, bijv. Gorterbroek, Lochterbroek; 2. perceel dat in de omgeving van of tegen een kompleks (kultuurland, heide of bos) ligt, bijv. Boschellerbeemd, Hobosserland. In vrij talrijke gevallen wordt ook op de ‘grensligging’ gewezen, vooral indien het afleidingen van gemeentenamen betreft, in mindere mate indien het eerste bestanddeel een gehuchtnaam is. Het bepalend bestanddeel kan in de eerste plaats een adjektivische -er-afleiding zijn van de naam van een buurgemeente of van een gehucht hiervan, waartegen het perceel gesitueerd is, bijv. (O) Boseinderbroek (op de grens met Neerpelt in het gehucht het Boseinde); (N) Hosterbroek (op de grens met Kaulille in het gehucht het Hostie); (O) Neerpelterbroek (op de grens met Neerpelt); (KB) Peerdekamp (op de grens met Peer): (KB) Pelterbeemd (op de grens met Pelt = Overpelt). Omgekeerd is het eerste bestanddeel de naam van de gemeente of van het (grens)gehucht waarin de percelen gelokaliseerd zijn (territorium bevestiging): (N) Herenterveld (op de grens met Kleine-Brogel in het gehucht het Herent); (K) Kaulillerhoekske (in een uithoek van de gemeente op de grens met Bocholt); (N) Pelterland (op de grens met St.-Huibrechts-Lille); (O) Pelterveld (op de grens met Eksel).
4.2.2.2. Het tweede bestanddeel is een wegnaam (-baan, -dijk, -pad, -stap, -straat, -weg, -wegel). Het is met 40 namen de tweede belangrijkste groep na de veldnamen. De bepalende bestanddelen hebben betrekking op de ‘richting’ die de weg volgt of de ‘plaats waar hij naartoe leidt’; hierbij wordt meestal het ‘eindpunt’ aangeduid, soms het ‘vertrekpunt’: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2.2.3. Het tweede bestanddeel is een gebouw- of konstruktiebenaming. Gewoonlijk wordt hierbij gewezen op de ‘ligging binnen een kleine agglomeratie, resp. gehucht’: -brug: (N) Broeseinderbrug, Herenterbrug; -huis: (O) Hoekerhuis; -kapel: (N) Herenterkapel; -schans: (N) Broeseinderschans, Grootheierschans, Herenterschans, (O) Hoeverschans. Hierbij sluiten ook de namen op -goed aan; deze benoemen echter niet alleen de woning, maar ook de bijhorende gronden: (N) Boseindergoed, Broeseindergoed, Grootheiergoed, Hoekergoed, (O) Hoevendergoed, Rietergoed. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens vinden we aanduidingen van de ligging bij 1. een water: -broek: (KB) Broekergoed, -schans; 2. een waterovergang: -voort: (O) Bemvoortermolen; 3. een veld: -meer: (O) Meerdergoed; 4. een weg: -straat: (O) Stratergoed. Een naam als (N) Herenterdraaiboom wijst op een ‘grensligging’, i.c. tussen twee gemeenten: Overpelt en Neerpelt (Herent).
4.2.2.4. Het tweede bastanddeel is een waternaam (-beek, -kuil, -loop, -wijer).
4.2.2.5. In (KB) Peerderberg wijst het eerste lid op een ‘grensligging’ met de buurtgemeente Peer.
Leuven, Instituut voor Naamkunde. J. Molemans |
|