Naamkunde. Jaargang 5
(1973)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||
Sondel en fonna in oudfriese oorkonden uit Gaasterland en omgevingDe naam van het dorp Sondel in Gaasterland is enkele jaren geleden nog besproken door Gysseling. In een lezing over ‘De oudste Friese toponymie’ rekende hij Sondel tot de namen op *-lauha- ‘bosje op hoge zandgrond’ uit de merovingisch-karolingische tijdGa naar voetnoot(1), evenals Scharl, Warns en Wikel in of vlakbij Gaasterland in het zuidwesten van Friesland. Op de verklaring van het eerste deel van de naam is hij niet ingegaan en dit wil ik hier evenmin doen, nadat Kalma al zoveel gegevens en mogelijkheden heeft onderzochtGa naar voetnoot(2). Wel opper ik aan het slot een nieuwe verklaring. Eerst wil ik de oude vormen van de naam bijeenzetten zoals die in Sipma's ‘Oudfriesche Oorkonden’ voorkomen, om nog eens op het probleem van het vocalisme te wijzenGa naar voetnoot(3). Opmerkelijk is dat de naam pas laat is overgeleverd en dan in de eerste plaats met een palatale stamklinker. Ik geef niet alleen de plaatsnaam, maar ook de naam van de bewoners, uitgaande op het achtervoegsel -era, uit een oorspronkelijk substantief *wara. Vergelijk het oudengelse Cantware ‘men of Kent’ en Cantwaraburg ‘Canterbury’ en het oudfriese Romeraborch ‘Rome’Ga naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||
1. Sondel, Sindel of Sendel.Sindelra, de bewoners van het dorp, worden aan het einde van de vijftiende eeuw herhaaldelijk genoemd in ‘Handelingen ter dagvaart’ te Sneek en Bolsward. De Tryn-steden, het steden-trio Leeuwarden, Sneek en Bolsward vormde toen ‘The Big Three’, die trachtten orde | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||
op de friese zaken te stellen ‘ter dagvaart’, op de mêna-dey: de gemeenschappelijke dag. Soms deden ze dit samen met kleinere mogendheden, zoals Franeker, Sloten, Workum en Hindeloopen. In de ‘Handelingen’ van deze vergaderingen komen de Sindelra vaak voor: in deel II, oorkonde 110 van 1482, 111 en 115 van 1483 en drie maal in 120 van 1484. In de zestiende eeuw is er sprake van Syndel in 1503 (I, 471) en van Sendera (uit *Sendelra) land in 1514 (III, 37), doch pas in 1529 verschijnt de tegenwoordige -o-vorm: toe Sondel, driemaal in III, 44 waarin we ook twee keer Sondera land vinden. Maar in 1544 treffen we weer Sendel aan in 54, de laatste oorkonde van Sipma's derde deel, waarin hij een reeks min of meer dialectisch gekleurde oorkonden uit Gaasterland heeft opgenomen. Als wij alleen op de genoemde vormen zouden mogen afgaan, zou onze gevolgtrekking kunnen zijn dat Sindel/Sendel met een palatale klinker in het begin van de zestiende eeuw verdrongen werd door de vorm met de -o-. Toch ligt deze zaak niet zo eenvoudig. Daarom zou ik wat nader willen ingaan op enkele dialectische vormen van deze en andere oorkonden uit Gaasterland en het aangrenzende stadje Sloten. Zonder dat ik ze al te uitvoerig bespreek en er een diplomatische of grafematische studie van maak, wil ik toch enkele punten uit deze oorkonden aanroeren om enig inzicht te krijgen in de achtergronden. | ||||||||||||||||||||||||||
2. Oorkonden uit Gaasterland en Sloten.Het derde deel van Sipma's ‘Oudfriesche Oorkonden’ bevat veertien oorkonden die betrekking hebben op personen en goederen in het oostelijke deel van Gaasterland en het naburige Sloten. Dit is dus het gebied tussen de tegenwoordige IJsselmeerkust en het Slotermeer. Hier vinden we behalve het genoemde Sondel ook Balk: de hoofdplaats van de gemeente Gaasterland. Verder liggen er enkele kleinere plaatsen zoals Ruigahuizen, dichtbij Balk en Sondel, en meer naar het oosten: Wikel, vlakbij Sloten, maar ook niet ver van Balk en Sondel. Aangezien de meeste van deze veertien oorkonden verschillende opmerkelijke dialectvormen hebben, is het van belang na te gaan welke personen en plaatsen er een rol spelen. Het is niet mogelijk telkens aan te geven welk dorpsdialect de oorkondetaal beïnvloedt. We vinden op zijn hoogst de woonplaatsen van degenen die de oor- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||
konden geschreven of gedicteerd hebben en het is nog de vraag of deze personen het dialect van hun woonplaatsen spraken. Dit geldt zowel voor de leken als voor de geestelijken die in veel gevallen de oorkonden hebben bezegeld of ondertekend. De clerici zullen ze meestal ook wel hebben geschreven. | ||||||||||||||||||||||||||
3. Plaatsen en personen.Zo kunnen we de volgende hoofdpersonen onderscheiden, waarbij we verwijzen naar de chronologische lijst van de oorkonden die verderop onder 4 wordt gegeven. | ||||||||||||||||||||||||||
Ruigahuizen.
| ||||||||||||||||||||||||||
Wikel.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||
Sloten.
| ||||||||||||||||||||||||||
Sondel.
| ||||||||||||||||||||||||||
4. Veertien oorkonden uit 1500-1544.Na het voorgaande overzicht van de plaatsen en personen ter inleiding volgt nu een chronologisch lijstje van de veertien oorkonden met een korte aanduiding van de inhoud. Hierbij is meestal aangegeven wie de oorkonde heeft bezegeld of ondertekend. Elf van de veertien oorkonden zijn originelen. De beide oudste zijn copieën, maar oork. 37 kan ook een minuut zijn. De jongste oorkonde, het testament van 1544, is ook een copie. | ||||||||||||||||||||||||||
Ruigahuizen.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||
Wikel.
| ||||||||||||||||||||||||||
Sloten.
| ||||||||||||||||||||||||||
Wikel.
| ||||||||||||||||||||||||||
Balk.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||
Sloten.
| ||||||||||||||||||||||||||
Ruigahuizen.
| ||||||||||||||||||||||||||
Sondel.
| ||||||||||||||||||||||||||
5. Dialectvormen.Nu volgt ter vergelijking een eveneens chronologisch overzicht van de dialectvormen die in deze oorkonden voorkomen. Als er een meer algemene vorm wordt gebruikt waar men een dialectvorm zou kunnen verwachten, is dit ook vermeld. Het valt op dat de copieën: de beide oudste en de jongste oorkonde, geen of weinig dialectvormen bevatten. Maar ook enkele originelen hebben weinig dialectvormen.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||
Wanneer we deze gevallen met een -o- voor een gewone friese e of i indelen naar de volgende medeklinker(s): -d, -t, -l of -n, krijgen we dit overzicht:
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||
6. Oorkonde en dialect.Op grond van de drie voorgaande lijstjes van personen, oorkonden en dialectvormen is het niet mogelijk een duidelijk verband te leggen tussen plaats, persoon en dialect. We kunnen alleen enkele opmerkingen maken bij sommige oorkonden en hun al of niet dialectische kleur. Hierbij houden we ons weer in hoofdzaak aan de chronologische volgorde. De twee oudste oorkonden vertonen geen dialectvormen, tenzij in een toponiem. Omdat ze de oudste zijn? Omdat ze aansluiten bij niet dialectisch gekleurde oorkonden van elders of bij oudere oorkonden uit Ruigahuizen of omgeving die verloren zijn gegaan? In beide oorkonden speelt de landeigenaar Jouka Taekazoon een hoofdrol: hij ruilt of verkoopt en hij zegelt ook. De eerste oorkonde is een copie, de tweede ook, maar deze kan volgens Sipma ook een minuut zijn. De derde oorkonde, 38 van 1515, waarin Heer Willem een grotere rol schijnt te spelen dan Jouka, heeft jold en trotteen naast een drietal vormen die geen dialectische kleur hebben, in tegenstelling tot latere oorkondenGa naar voetnoot(7). De volgende oorkonde (41) is elf jaar jonger en heeft jold en vijf andere dialectvormen. Hij heeft betrekking op een oostelijker gebied en is bezegeld door twee personen in Wikel: Heer Lykla Hankis en de dorpsrechter. Van hetzelfde jaar is oorkonde 42 uit Sloten, uitgaande van de burgemeesters. Ook hier vinden we enkele dialectvormen. De meeste echter vertoont oorkonde 43 van 1528: acht dialectvormen. Hij heeft betrekking op Wikel en Heer Lykla Hankis zegelt weer evenals bij de drie volgende oorkonden uit 1529-1531. Deze drie gaan over de verdeling van de nalatenschap van Tyerk Lyklazoon in Ruigahuizen. Het vreemde is echter dar nr. 44 en 47 veel dialectvormen hebben in tegenstelling tot nr. 46, waar we alleen trodda vinden, maar verder de gewone vormen die we hier niet zouden verwachten. Wat kan de oorzaak zijn van dit opvallende verschijnsel? Heer Lykla Hankis, de pastoor, althans persona, heeft gezegeld, terwijl de dorpsrechter van | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||
Wikel ondertekende. Beide heren hebben ook oorkonde 41 van 1526 bezegeld waar we nogal wat dialectvormen in hebben aangetroffen. Zou de pastoor in 46 beïnvloed kunnen zijn door de lectuur van oorkonden of andere teksten van elders? Of zou de verkoper, Feita, de zwager van Settya, iemand uit een ander deel van Friesland zijn en deze oorkonde gedicteerd of op andere wijze dialectisch beïnvloed hebben? Misschien zou een genealogisch onderzoek van deze familie opheldering kunnen brengen. Drie oorkonden uit Sloten zijn blijkbaar door Eeba Scholtazoon of een van zijn mede-burgemeesters opgesteld. In alle drie: 42 van 1526 en 49 en 50 van 1532 vinden we ongeveer dezelfde dialectvormen. Oorkonde 48 van 1531 gaat uit van de grietman van Gaasterland Rudolf van Bunaw in Balk die zijn ‘signet’ eronder zet. Hier komt alleen de dialectvorm troedde in voor die met zijn oe misschien een gerekte klinker aanduidt en die verder alleen in oorkonde 49 verschijnt van burgemeester Eeba en zijn collega's. De oe kan echter ook een aanwijzing zijn voor een verhoogde uitspraak van de klinker, evenals in het nog bestaande foenne of fûnne naast fonne. Zie 8 hierna. Tenslotte zijn er nog twee oorkonden te bespreken. Nummer 51 van 1535 kan door de toenmalige pastoor van Ruigahuizen zijn opgesteld: Heer Wynka Romkazoon die in plaats van de w- aan het begin van zijn naam en andere vormen een v- schreef, evenals zijn voorganger van 1515, Heer Willem in oorkonde 38. Beide oorkonden bevatten meer gewone vormen dan dialectvormen, maar daar zou ook Jouka Taekazoon voor verantwoordelijk kunnen zijn, wiens oorkonden 29 en 37 van 1500 en 1514 ook (nog) geen dialectkleur vertoonden. Daarentegen vinden we in de laatste oorkonde, het testament van Settya uit 1544 verschillende dialectvormen die misschien op Settya zelf teruggaan. Heer Sipka, toen vicarius en ‘testamentoer’ in Sendel in plaats van Sondel zou ook aansprakelijk kunnen zijn voor het drie maal voorkomende niet-dialectische gyld voor jold ‘geld’. | ||||||||||||||||||||||||||
7. Samenvatting en verkenning.Op grond van het besprokene mogen we samenvattend opmerken dat de veertien oorkonden uit Gaasterland en Sloten afgezien van de oudste een vrij sterke dialectkleur vertonen. Waar we weinig of soms geen dialectvormen aantreffen, zijn daar wel verklaringen voor te geven, al weten we meestal niet welke verklaring de voorkeur verdient. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||
De oudste oorkonden: van 1500 en 1514 zijn copieën. Te beginnen met oorkonde 41 van 1526 neemt het aantal dialectvormen toe, maar door invloeden van elders vinden we ook onverwachte gewone friese vormen. Zo mogen we zeggen dat deze oorkonden langzamerhand een vrij homogene dialectische kleur hebben gekregen. Waar men elders gewoonlijk de normale e of i uitsprak en schreef, hadden Gaasterland en Sloten vormen met een o voor -d en -t: bod ‘bed’, trodde ‘3de’, trotteen ‘13’, voor -l: jold ‘geld’, scyoldich ‘schuldig’, smol ‘smal’, en voor -n: fonne ‘ven(ne), weiland’, ronne ‘lopen’, Sondel in plaats van Sindel of Sendel. Opvallend is dat drie oorkonden (46, 48 en 51) maar één dialectvorm hebben en in de beide eerste is dat trodde of troedde voor het gewone tredde. Dit trodde is nu nog de gewone vorm in Hindeloopen. Van dit stadje zijn helaas bijna geen oudfriese oorkonden bewaard. Toevallig staat er een bij Sipma tussen Gaasterlandse en andere oorkonden: nummer 36 van 1512. Hier vinden we twee maal jold ‘geld’, maar ook solla in plaats van sella ‘verkopen’ en scyoldych ‘schuldig’. Toch komen verschillende vormen niet met het Hindelopens van nu overeen: ze sluiten bij het gewone Fries aan. Behalve de ruimtelijke verbreiding van deze dialectvormen die zich dus niet tot Gaasterland en Sloten beperkt, kunnen we ook de ouderdom in een ander licht zien door verdere oorkondenstudie. Weliswaar kennen we geen oudere friese oorkonden uit Gaasterland dan de besprokene, maar de bedoelde dialectvormen treffen we ook in andere oorkonden aan die afkomstig zijn uit streken die niet ver van Gaasterland af liggen. Ze bevatten echter nooit zo veel van deze vormen als de oorkonden uit Gaasterland. Verder biedt de studie van de latere dialecten, plaats- en persoonsnamen meer gegevens en perspectieven. Het blijkt echter niet mogelijk isoglossen of isofonen te tekenen. Wel kunnen we ter oriëntatie enkele vrij veel voorkomende vormen in kaart brengen. Hiervoor heb ik fonna en ter vergelijking trodde gekozen. | ||||||||||||||||||||||||||
8. Fonna ‘ven(ne), weiland’ (met kaartje).De meeste oudfriese vormen van dit woord zijn al in 1953 door Spahr Van der Hoek verzameld en besproken, waarbij hij onderscheid maakte tussen de uitsluitende aanduiding van de soort van land: weiland enerzijds, en toponiemen en oneigenlijke toponiemen anderzijds. Wanneer wij ons beperken tot de vorm fonne, kunnen we | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||
een deel van zijn gegevens hier overnemen en met enkele aanvullingen het volgende chronologische lijstje van vindplaatsen geven. De localisering is vaak niet goed mogelijk. Toch tracht ik de plaats nog bij benadering aan te geven, zonder volkomen zekerheid omtrent de juistheid. De romeinse cijfers verwijzen naar de drie delen van Sipma's ‘Oudfriesche Oorkonden’Ga naar voetnoot(8).
Uit later tijd kunnen hier nog de volgende vindplaatsen aan worden toegevoegd: Jaeksme Fonne en Bintke Fonne aan de noordkant van Molkwerum op de kaart van Joh. Hilarides uit 1718 en de Tillefonne, later tot ‘telefoon’ verbasterd, in WorkumGa naar voetnoot(9). Verder wist J.J. Hof uit zijn jeugd dat fonne toen, dus aan het einde van de negentiende eeuw, nog werd gezegd in Koudum, Oudega en Nijega. Later hoorde hij het nog in Warns en Hemelum, evenals de andere drie plaatsen in | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||
de gemeente Hemelumer Oldeferd, en in Bakhuizen, Oude- en Nijemirdum, Sondel en Harich (bij Balk) in de gemeente GaasterlandGa naar voetnoot(10). In 1955 heeft Boelens in de ‘Dialect-atlas van Friesland’ in Mirns aan de kust van Gaasterland fonne en Seefonnen opgetekend, in Oudemirdum: foenne, Seefoennen, in Lemmer de Hege Fonnen en in Oudeschoot, bij Heerenveen: De Fonnens. Tien jaar later vond Fokkema met zijn studenten fonne op vijf plaatsen: Warns, Mirns, Rijs, Nijega en Sondel, en op drie plaatsen: foenne: in Nijemirdum, Wikel en ook in SondelGa naar voetnoot(11). Doch Wikel en andere plaatsen zeiden ook wel finne, de gewone vorm. Daarom mogen we vaststellen dat het tegenwoordige fonne-gebied praktisch beperkt is tot de Zuidwesthoek van Friesland, zuidwestelijk van een stippellijn van Workum over Nijega en Wikel naar Lemmer. Zo vormen Gaasterland en Hemelumer Oldeferd het oude kerngebied. Daarbuiten zijn op ons fonna-kaartje de middeleeuwse uitlopers aangegeven met een cirkeltje. | ||||||||||||||||||||||||||
9. Trodde, tredde ‘derde’ (met kaartje).Al kent nu alleen Hindeloopen de -o-vorm van het rangtelwoord trodde en het hoofdtelwoord trottin ‘dertien’, Workum kende in het begin van de 19de eeuw nog troddeGa naar voetnoot(12) en omstreeks 1826 ook trottienGa naar voetnoot(13). In de 17de eeuw schreef Gysbert Japicx van Bolsward trodde zowel als treddeGa naar voetnoot(14). De gegevens uit de oorkonden wijzen echter | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||
op een ongeveer even grote verbreiding als voor fonna. Zie het bijgaande kaartje, waar een stippellijn de relicten van Hindeloopen en Workum aanduidt. In chronologische volgorde vinden we in de oudfriese oorkonden de volgende -o-vormen voor ‘derde’ en ‘dertien(de)’. Mogelijke overgangsvormen met -a- wilde ik niet onvermeld laten. Voor de localisering verwijs ik naar de opmerkingen over fonna. Beide woorden komen in twee oorkonden met de -o-vorm voor: in oork. I, 201 van 1475 en in oork. III, 49 van 1532. De oudste vindplaats van trodda is twintig jaar ouder dan fonna, tenminste als de copie betrouwbaar is:
Wanneer we de verspreiding van fonna en trodda, enz., zoals we die op grond van de oorkonden in kaart hebben gebracht, vergelijken, zien we overeenkomsten. Dat komt in de eerste plaats doordat beide woorden in meer dan één oorkonde voorkomen: in Sloten en bij Akkrum. Verder valt het op dat zij in bepaalde streken dicht bij elkaar te vinden zijn: in en bij Sloten, ten westen van Sneek en in de omgeving van Akkrum. Wat Sloten en omgeving aangaat, kunnen we zeggen dat dit toch zo kleine stadje blijkbaar min of meer als een centrum is te beschouwen van zuidelijk Friesland, een streek waar men de dialectische -o-vormen vrij gewoon vond. Voor de vormen der dialectisch gekleurde oorkonden bij Sneek en | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||
Akkrum zullen we wel rekening moeten houden met de invloed van de kloosters waarvan een deel der bevolking blijkbaar de dialectvormen sprak en schreef. Bij Sneek zullen we vermoedelijk vooral aan het klooster Thabor moeten denken, in de omgeving van Akkrum aan het klooster van Aalsum ten noordwesten van Akkrum, terwijl verder naar het zuiden vooral het Haskerconvent een rol speelde, in Haskerdijken. Deze invloed hoeft niet in alle gevallen aanwezig te zijn geweest, maar we mogen hem ook niet uitsluiten. Vooral op het platteland konden de kloosters een centrumfunctie vervullen door de schrijfkunst en ontwikkeling van hun bewoners. Ook bij oudfriese codices met veel -o-vormen tegenover een normale e- of i-vorm, zoals het ‘Jus Municipale Frisonum’ en de ‘Codex Parisiensis’Ga naar voetnoot(15) mogen we aan directe of indirecte invloed van kloosters in de zuidelijke helft van Friesland denken. Opmerkelijk is echter dat een oorkonde uit de omgeving van Deinum en Leeuwarden twee maal trodda heeft: I, 151 van 1458. We kunnen vermoeden dat de schrijver uit zuidelijker streken kwam. Maar misschien kunnen de enkele tradde-vormen een bijdrage leveren tot de verklaring als tussenvormen tussen tredde en trodde. Doch tradde zou ook een compromisspelling kunnen zijn. Voor fonne, foenne lijken de zaken anders te liggen. Op deze problemen hoop ik later nog eens in te gaam. | ||||||||||||||||||||||||||
10. Slotbeschouwingen.In 1958 heb ik een poging gedaan ‘Enkele oude overeenkomsten tussen de dialecten van Hindelopen en Terschelling’ in een ruimer verband te plaatsen, zonder dat ik al deze -o-vormen bevredigend kon verklarenGa naar voetnoot(16). Wanneer ik in de gelegenheid ben hierop terug te komen, zal de intussen verschenen kopenhaagse dissertatie van Spenter met zijn uitvoerige en betrouwbare gegevens voor het dialect van het eiland Schiermonnikoog veel diensten kunnen bewijzenGa naar voetnoot(17). Zo kunnen de genoemde problemen van het noorden uit benaderd worden, zoals ik ze nu van het zuiden uit opnieuw heb aangepakt door de oorkonden van Gaasterland en Sloten als uitgangspunt te kiezen. Deze oorkonden blijken naar verhouding veel -o-vormen te bevatten | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||
die hier zonder twijfel tot het dialect behoorden. Hun gegevens bieden een grondslag voor de vergelijking met andere dialecten, zoals we bij de oorkonde uit Hindeloopen al hebben gezien. Ons onderzoek naar de verbreiding van fonna en trodda heeft aangetoond dat deze vormen al in de 15de eeuw over een veel groter gebied voorkwamen, maar wel in hoofdzaak in het zuidwesten van Friesland. Terwijl trodde nu alleen in Hindeloopen is bewaard, blijkt fonne nog in het gebied ten zuiden en westen van een lijn Workum-Lemmer bekend te zijn. Over ontstaan en ouderdom van dit -o-vocalisme heb ik in 1958 vermoedens en aanwijzingen naar voren gebracht en te zijner tijd wil ik daar verder op doorgaan. Voorlopig is nu voldoende duidelijk geworden dat onze oorkonden uit Gaasterland en Sloten met hun -o-vormen voor -d, -t, -l en -n een opvallende plaats innemen, die misschien om een wijziging vraagt van onze dialectgeografische opvattingen over deze streek. We moeten echter rekening houden met de beperkte woordenschat der oorkonden wanneer we in het latere Hindeloopens dezelfde verschijnselen ook in andere posities aantreffen. Zo laten de voorgaande studies van de oorkonden uit Sloten en omgeving en ook onze kaartjes van de merkwaardige verbreiding van fonna en trodda goed uitkomen hoe na vijftien jaar de problemen rond namen en dialectvormen als Sondel naast Sendel en Sindel allerminst opgelost zijn. Hoewel de oudste gegevens alleen in late oorkonden voorkomen, maakt de vergelijking met fonna en dergelijke wel duidelijk dat de vorm Sondel een eeuw ouder zou kunnen zijn dan de eerste oorkonde (van 1529) waarin hij veschijnt. De juiste ouderdom en ook de oorsprong van zijn vocalisme blijven bij gebrek aan verdere aanwijzingen voorlopig nog problematisch voer voor taalarcheologen. Toch voeg ik tot besluit aan de door Kalma bijeengebrachte mogelijkhedenGa naar voetnoot(18) voor een verklaring van de naam Sondel nog een vermoeden toe dat niet minder aannemelijk lijkt. Wanneer we terecht veronderstellen dat Sendel de oudste vorm is, zouden we in het eerste deel van deze bosnaam het substantief *sende mogen zien. Dit is een afleiding van sand met een door umlaut ontstane e. Smith en Ekwall geven als betekenis: ‘a sandy place’Ga naar voetnoot(19), hetgeen bij Sendel/Sondel | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||
wel klopt. Immers, dit dorp ligt dicht bij zee en zeeklei op de hoge oostrand van het zanderige Gaasterland met zijn gaast- of geestgrond. De betekenis van Sondel zou dan zijn: ‘bos op een zanderige plaats’.
De Bilt-Utrecht. H.T.J. Miedema | ||||||||||||||||||||||||||
NaschriftIn de voorgaande studie ben ik uitgegaan van de veertien oorkonden uit 1500-1544 van Gaasterland en Sloten in het derde deel van Sipma's oudfriese oorkonden. In zijn tweede deel komt echter een Heer Lyckla Haukis voor als persona op Harich, een dorp aan de westrand van Gaasterland gelegen, ten westen van Balk. Hij heeft deze originele oorkonde (II, 378 van 1544) op verzoek bezegeld. Vermoedelijk is hij dezelfde als Heer Lykla Hankis die we onder 3 hebben aangetroffen in Wikel van 1526-1531. De genoemde oorkonde van 1544 is een schenking door een Sibbel aan het convent te Workum bij het opnemen van haar voordochter in dit klooster. Opvallende dialectvormen zijn hierin: toe sotten ende toe sollen en wolle, wolla, s. Deze zullen toen tot het zuidhoekse dialect van Workum behoord hebben. Maar gezien de invloed van Heer Lykla Hankis mogen we deze oorkonde misschien bij de besproken oorkonden uit Gaasterland en omgeving rekenen. Het zou dan de vijftiende van deze groep zijn. H.T.J. Miedema |
|