Naamkunde. Jaargang 5
(1973)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Urmond en RoermondOver de oorsprong en de betekenis van de plaatsnamen Urmond en Roermond is al heel wat geschreven. Tot nog toe schijnt men er evenwel niet in geslaagd te zijn een bevredigende oplossing te vinden. Ons inziens is dit vooral te wijten aan het feit, dat men niet voldoende aandacht aan het onderlinge verband tussen deze twee toponiemen besteed heeft. Het lijkt ons daarom wenselijk ze aan een nieuw onderzoek te onderwerpen. We zullen dit doen in de vorm van een kritische analyse van vroegere interpretaties. | |
Urmond: het hogerop, d.w.z. zuidwaarts, gelegen Munte.De plaatsnaam Urmond komt in de archieven voor als Ouermunte (1153)Ga naar voetnoot(1), Ouermunthe of Ouermunte juxta Mosam (1166)Ga naar voetnoot(2), Oermunde (1344Ga naar voetnoot(3), 1386Ga naar voetnoot(4) en 1400)Ga naar voetnoot(5), Oirmont (1361, 1506, 1507, 1528 en 1565), Oermont (1366 en 1367), Oremunde (1366), Oeremont (1367), Uvermont (1367), Oirmonde (1361, 1423 en 1445), Urmondt (1429, 1544 en 1637)Ga naar voetnoot(6), Oermonde (1485)Ga naar voetnoot(7), Oirmond (1495), Urmont (1524 en 1538), Oirmondt (1574)Ga naar voetnoot(8). Russel verklaarde dit toponiem als ‘embouchure’, d.w.z. monding, van de Ur. Ter plaatse mondt immers een riviertje van die naam in | |
[pagina 60]
| |
de Maas uitGa naar voetnoot(9). Kort daarop accepteerde ook Franquinet deze interpretatie, terwijl hij bovendien Ur als ‘oorspronkelijk’ aanzag: ‘de waters dier beek nemen ook, in den korten afstand dien zij bevloeijen, geene kleinere beeken of zeepen op’Ga naar voetnoot(10). De verklaring als ‘Monding van de Ur’ heeft lang stand gehouden; ze werd in 1947 nog door Hardenberg voorgestaan. Deze auteur zag in de riviernaam Ur een verband met een Keltisch woord ûr, dat ‘frisch’ zou betekenenGa naar voetnoot(11), terwijl hij Ouermunte voor een verbastering van *Ouremunte hieldGa naar voetnoot(12). Doch reeds eerder had Beekman erop gewezen, dat men hier op grond van die interpretatie (‘monding’) achteraf aan het beekje, dat bij Urmond in de Maas uitmondt, de naam Ur had gegeven. Eenzelfde geval had zich volgens hem te Bergen-op-Zoom voorgedaan, ‘toen men, niet meer wetend wat die naam zoom beduidde, een oud, naar die stad gegraven turfvaartje de Zoom doopte!’Ga naar voetnoot(13). Deze klaarblijkelijk juiste visie werd ook door Schönfeld geaccepteerdGa naar voetnoot(14). Ten aanzien van het toponiem Ouermunte merkte Beekman op: ‘Wat in de oorspronkelijke benaming munte beteekent, durf ik niet met zekerheid zeggen. In Vlaanderen ligt een paar uur ten Z. van Gent een dorp Munte op eenige heuvels, wat ook het geval is met eenige andere plaatsjes in Belgie waarvan de naam met munte is samengesteld... Urmond ligt grootendeels over den rand der hoogten heen aan de Maaszijde; misschien ligt daarin de oorsprong van den naam, of anders misschien in de ligging ten opzichte van het dorp Berg, dat een 1/2 uur lager aan de Maas is gelegen.’Ga naar voetnoot(15) Moerman vatte het bovenstaande als volgt samen: ‘Urmond (L.)... zou Overberg kunnen betekenen; het is op de hoogten aan de Maas gelegen, en bovendien stroomopwaarts van het dorp Berg.’Ga naar voetnoot(16) Intussen had Knippenberg reeds een andere interpretatie voorgesteld. Hij zag in het element over het woord ‘oever’ en in munte een ‘versterking’, zodat Urmond eigenlijk ‘oeverburcht’ of ‘oever- | |
[pagina 61]
| |
versterking, een versterkte plaats aan de oever van de Maas’ zou betekenenGa naar voetnoot(17). Daarnaast stelde Heyen als zijn visie, dat munte hier verwant was met het Latijnse mons en het Franse mont, die beide ‘berg, hoogte’ betekenen. Hij concludeerde derhalve: ‘Overmunte zou dus kunnen betekenen: over 'n hoogte of berg; Overmunthe juxte Mosam: over 'n hoogte aan deze of aan gene zijde van de Maas’. En hij voegde er verklarend aan toe: ‘Merkwaardig is in dit verband, dat van België uit gezien Urmond inderdaad over 'n berg ligt, nl. op een der meest noordelijk gelegen hoge-midden-terras-randen langs de Limburgse Maas.’Ga naar voetnoot(18) De Vries sloot zich hierbij aan en schreef: ‘De naam is samengesteld uit over en het lat. monte of fra. mont.’Ga naar voetnoot(19) Blok combineerde de opinies van Knippenberg en Heyen tot ‘sterkte aan de overkant van de rivier’Ga naar voetnoot(20). Kaufmann ging nog verder en synthetiseerde drie van de boven vermelde opinies. Zo was hij het met Beekman eens, dat Over- hier ‘hogerop, stroomopwaarts’ kon betekenen: ‘wohl zum Unterschied von dem eine halbe Stunde flussabwärts auf der gleichen (östl.) Uferseite gelegenen Dorfe “Berg”.’ In overeenstemming met Knippenberg schreef hij: ‘Schon die besondere örtliche Lage... läszt... Deutung als “Befestigungsanlage” zu.’ En met Heyen ontleende hij de Munte-namen aan het Latijnse monsGa naar voetnoot(21). Hij voerde dit Munte evenwel niet rechstreeks op het Latijn terug, doch veeleer op een Germaans leenwoord *munti in de betekenis van ‘Berg oder Hügel mit Schutzanlage’. Die auteur vermoedde, dat dit *munti een kruising was van het aan het Latijnse mons ontleende munt (versterkte berg) en het Germaanse mund (beschutting)Ga naar voetnoot(22). En hij voegde er uitdrukkelijk aan toe: ‘dies gilt auch für Urmond, wenn hier auch römische Funde nachzuweisen sindGa naar voetnoot(23)... Die Namen der Nachbarorte zeigen jedenfalls, dasz wir uns in germanischem Sprachgebiet befinden’Ga naar voetnoot(24). | |
[pagina 62]
| |
De door deze auteur terloops gemaakte opmerking ‘Berg könnte ein Synonym (Übersetzungswort?) zu Munte sein’Ga naar voetnoot(25), werd door Tummers als het uitgangspunt van zijn eigen verklaring genomen. Zodoende beschouwde hij Urmond als ‘het stroomopwaarts gelegen Berg’. Ter verklaring voegde hij hieraan toe: ‘In Berg ligt een veer over de Maas, voor de omgeving de enige verbinding tussen de beide oevers. Deze oversteekplaats is al van oude datum en hier passeerde het handelsverkeer van Antwerpen naar het Rijnland en omgekeerd. Dat zo'n oversteekplaats verdedigd was, is aannemelijk. Deze versterking heette montem (acc.) wat later vertaald is in berg. Vóór de vertaling kreeg de aangrenzende, hoger gelegen plaats de naam van over-munte.’Ga naar voetnoot(26) Tummers ging nog een aanzienlijke stap verder dan Kaufmann toen hij beweerde: ‘Het Latijnse mons kan pas na contact met het Germaanse berg de betekenis “versterking” gekregen hebben, maar dit contact heeft al in de Romeinse tijd plaats gehad... Het tot Berg vertaalde montem kan dus uit de Romeinse tijd dateren. Kaufmann erkent wel, dat Urmond in een gebied met Romeinse vondsten ligt, maar, omdat de namen van de omliggende plaatsen laten zien, dat het gebied Germaanstalig is, wil hij (Ur)munte niet rechtstreeks laten opklimmen tot het Latijnse montem, maar tot het Germaanse leenwoord *munti. Hiervan zien wij de noodzaak niet in. Mont heeft nog tot in de late Middeleeuwen de betekenis “burcht” gehad... Als Berg een vertaling van Munte is, hetgeen Kaufmann aanvaardt, moet Munte als een vreemd (i.c. Latijns) woord beschouwd zijn.’Ga naar voetnoot(27) Naar aanleiding van deze interpretatie door Tummers kan men heel wat opmerkingen maken. Vooreerst is de veronderstelling van Romeinse toponiemen hier niet voldoende verantwoord. De oudste ons bekende vermeldingen van Urmond en Berg a.d. Maas dateren respectievelijk van 1153 en 1296. Om vandaar tot een Romeinse oorsprong te mogen besluiten diene men over authentieke gegevens te beschikken. Een beroep op het werk der heren Beckers kan ook weinig gewicht in de schaal leggen. Ofschoon deze verdienstelijke oudheidkundigen menige Romeinse vondst in de naburige plaatsen Stein, Beek, Spau- | |
[pagina 63]
| |
beek, Geleen, Obbicht en Grevenbicht vermelddenGa naar voetnoot(28), ontbraken Urmond en Berg toch in hun vondstenlijst. Maar zelfs indien aldaar Romeinse vondsten gedaan waren, zouden die toch nog lang niet kunnen volstaan om eventuele Romeinse toponiemen te garanderen. Ook is ons ten noorden van de onmiddellijke omgeving der huidige taalgrens geen Germaanse plaatsnaam bekend, die met zekerheid als een vertaling van een Keltische, Latijnse of Romaanse voorganger kan beschouwd worden. Maastricht is geen vertaling van Mosae Traiectum, en zelfs Traiectum werd door Tummers als ‘een archaïsme, een reconstructie daterend uit de periode van de Karolingische renaissance’ beschouwdGa naar voetnoot(29). Kaufmann had trouwens Berg slechts als een ‘mogelijk’ (könnte) synoniem van Munte gezien. En achter ‘Übersetzungswort’ plaatste hij een duidelijk vraagteken. De invloed van het Latijnse mons hoeft trouwens geenszins tot de Romeinse periode terug te gaan. Christmann meende, dat dit woord tijdens de Merovingische periode in de volkstaal werd opgenomen, terwijl J. Müller het Rijnlandse mont als een nog jongere ontlening aan het Frans beschouwdeGa naar voetnoot(30). Verder is Berg aan de Maas ons niet vroeger dan de tweede helft van de 18e eeuw als oversteekplaats voor internationaal verkeer bekend. Het heeft weinig zin om in dit verband het verkeer tussen Vlaanderen en het Rijnland te vermelden. De Middeleeuwse oversteekplaatsen, die in het Maasdal voor dat verkeer gebruikt werden, lagen ofwel ten zuiden ofwel ten noorden van dit Berg. Het Middeleeuwse west-oost verkeer door Sittard had hoofdzakelijk via Stokkem-Born-Limbricht plaats. Berg werd door het uitgestrekte Graetbos van het ‘Hinterland’ gescheiden. Pas omstreeks 1770 werd door hertog Karel Theodoor van Gulik een geheel nieuwe baan van Keulen via Gulik-Aldenhoven-Geilenkirchen-Gangelt-Sittard naar de Maas aangelegdGa naar voetnoot(31). Berg behoorde tot zijn gebied en de keuze van deze plaats als eindpunt van die baan lijkt een zuiver politieke motivatie gehad te hebben De heerlijkheid | |
[pagina 64]
| |
Limbricht viel niet onder de jurisdictie van die hertog; derhalve moest de nieuwe weg om dat gebied heen geleid worden. Vandaar de knik in de Bergerwerg dicht bij de hoeve Rosengarten. Bovendien is er ons niets bekend omtrent een door Tummers te Berg veronderstelde versterking, die oorspronkelijk montem zou genoemd zijn. Het stamslot van het riddergeslacht ‘van Berghe’ lag niet te Berg aan de Maas, zoals Hardenberg meendeGa naar voetnoot(32), maar te Berg bij TerblijtGa naar voetnoot(33). Vervolgens kan men zich afvragen waarom het munte van Urmond onvertaald bleef, toen het vermeende oorspronkelijke Mons, Monte of Munte in Berg vertaald zou zijn. Deze vraag is nog des te dringender omdat het eerste lid in Urmond toch duidelijk Germaans is. Daar kan men nog aan toevoegen, dat de vermeende vertaling van Munte in Berg een nieuw identificatie- en localisatie-probleem zou geschapen hebben. Dit toponiem is immers zo frequent, dat men reeds vroeg het differentiërende ‘aan de Maas’ moest toevoegen: Berghe supra Mosam (1296)Ga naar voetnoot(34). Ook lijkt het enigszins bevreemdend, dat vóór die vermeende vertaling geen differentiërend praefix in de betekenis van ‘lager, stroomafwaarts’ gelegen, als tegenhanger van Over- (in Urmond), aan Berg werd toegevoegd. Tenslotte veronderstelt de door Tummers voorgestane ontwikkeling, dat Berg ouder en/of voornamer dan Urmond zou geweest zijn. Voor zover wij weten heeft Berg echter steeds tot Urmond behoord, niet omgekeerd. Wegens al die bezwaren kunnen wij dan ook de door Tummers voorgestane interpretatie niet accepteren. Wij prefereren veeleer in Urmond een oorspronkelijk Munte te zien. De locale geophysische situatie geeft trouwens voldoende steun aan deze zienswijze. Wie ter plaatse onbekend is raadplege Urmond, ondermijnde schoonheidGa naar voetnoot(35) met o.a. een plattegrond en foto's van de Kerkberg en de schilderachtige trap van beneden- naar bovenstad. | |
[pagina 65]
| |
Met Beekman, Kaufmann en Tummers zien ook wij in het eerste lid van Urmond de betekenis van ‘boven, stroomopwaarts of zuidelijk’, doch wij zoeken de tegenhanger verder noordwaarts, nl. te Roermond. Door laatstgenoemd toponiem als ‘Monding van de Roer’ te verklaren heeft men klaarblijkelijk het verband met Urmond over het hoofd gezien. | |
Roermond: de aan de Roer gelegen tegenhanger van Urmond.De verklaring van Roermond als ‘Monding van de Roer’ is niet recent. Reeds in 1865 schreef Russel: ‘Roermond, à l'embouchure de la rivière dite Roer, position à laquelle elle emprunte son nom, qui signifie, embouchure de la Roer’Ga naar voetnoot(36). Enkele jaren later werd dit door Franquinet gaccepteerd: ‘Roermond, dat mond, uitmonding van de Roer beteekent’Ga naar voetnoot(37). Die opvatting is vrij duurzaam gebleken, want ze werd door BachGa naar voetnoot(38), GysselingGa naar voetnoot(39), De VriesGa naar voetnoot(40) en TummersGa naar voetnoot(41) herhaald. Toch zijn er tegen deze interpretatie vrij ernstige bezwaren in te brengen. Gewoonlijk wordt het in de Annales Rodenses s.a. 1130 vermelde RuregemundeGa naar voetnoot(42) als hoofdargument voor de verklaring ‘Monding van de Roer’ aangevoerd. In dit geval ontmoeten we evenwel een voorbeeld van de onbetrouwbaarheid van de zogenaamde oudste (ons bekende) vorm. Lelotte schreef hieromtrent: ‘On a coutume d'attacher une importance exceptionnelle à la plus ancienne forme que présentent les documents d'archives’Ga naar voetnoot(43). | |
[pagina 66]
| |
Hier zijn immers verschillende factoren in het spel, die de authenticiteit van dit Ruregemunde ondermijnen. Vooreerst staat die vorm - op een enkele latere uitzondering na, nl. Rurgemunde (1230)Ga naar voetnoot(44) - geïsoleerd tussen frequente vermeldingen van andere vormen: Roremunt (1135-1180)Ga naar voetnoot(45), Ruremunde (1191, na 1 okt. 1220, 1222, 1223, 1224 (2 ×), 1225, 1234 (2 ×), 1236, 1237, 1238, 1242 (2 ×), 1244 (3 ×), 1245, 1246, 1251, 1253, 1268, 1275, 1277, 1279, 1286, 1287)Ga naar voetnoot(46), Roremonde (1203)Ga naar voetnoot(47), Ruremonde (1204, 1213, 1214, 1253, 1275)Ga naar voetnoot(48), Ruremunda (1222, 1243, 1244, 1255)Ga naar voetnoot(49), en Rurmunde (1227)Ga naar voetnoot(50). De vorm Ruremunde blijkt derhalve lang gedomineerd te hebben. Dit was ook eeuwenlang de versie op het officiele stadszegelGa naar voetnoot(51). Het zegel der abdis van het Munster had de spelling RoremundeGa naar voetnoot(52). Daarmee wordt geenszins beweerd, dat we de versie -munde als de oorspronkelijke zouden beschouwen. Op de tweede plaats is de oorspronkelijke oorkonde (uit 1130) van de schenking door de edelvrouwe Reinwidis van Roermond niet bewaard gebleven; de inhoud ervan werd in de Annales Rodenses overgenomen. Nu beschouwde Boeren de periode van ca. 1170 tot ca. 1180 als de ‘vermoedelijke ontstaansperiode van het handschrift’ dier AnnalesGa naar voetnoot(53), terwijl Oppermann deze nader specifieerde van 1175 tot 1178Ga naar voetnoot(54). Hieruit blijkt dus, dat de vorm Ruregemunde enkel in copie tot ons is gekomen. Tevens diene men aandacht te hebben voor de auteur der passage van de Annales Rodenses, waarin Ruregemunde voorkomt. H. Diepen | |
[pagina 67]
| |
beschouwde hem als een OostenrijkerGa naar voetnoot(55). Boeren nam een dergelijke oorsprong aan voor de schrijver der z.g. Narratio, d.w.z. de oudste kern of oer-annales. Hierover schreef hij o.a.: ‘Bedenken wij dat van 1111-1122 en van 1129-1134 kanunniken uit het Salzburgsche de leiding hadden in Rolduc, dan ligt het voor de hand, een van hen aan te zien als den schrijver van de Narratio’. Aangezien de monniken van Rolduc na de brand van 1123 te Salzburg gastvrij onderdak vonden, voegde Boeren hieraan toe: ‘Mogelijk heeft de kanunnik zijn Narratio te boek gesteld in Salzburg’. Verder vermoedde deze onderzoeker, dat de uiteindelijke redactie van de Annales, zoals die tot ons gekomen zijn, aan een Romaanstalige Zuid-Nederlander toe te schrijven wasGa naar voetnoot(56). Ons inziens verried de auteur van de betreffende passage zijn ‘ausländische’ herkomst, toen hij de door ‘Reinwidis matrona nobilis de Ruregemunde’ aan de abdij van Rolduc geschonken goederen ‘aput Holtzheim iuxta Mersene’ (Houthem bij Meerssen) localiseerde. De z ontbreekt namelijk niet alleen in al de andere ons bekende vormen van die plaatsnaam, zoals bv. Houlten (1096)Ga naar voetnoot(57), Holthen (1157), Holthem (1184)Ga naar voetnoot(58), Holtheim (1183-1191)Ga naar voetnoot(59) en Holtheym (1217)Ga naar voetnoot(60), maar ook komt deze voor het Hoogduits zo karakteristieke letter naar ons weten niet voor in andere Nederlandse en Belgische toponiemen van het Holthem-typeGa naar voetnoot(61). Zodoende schijnt de versie Ruregemunde uit een Oostenrijkse of Romaanse pen gevloeid te zijn; hierdoor wordt de betrouwbaarheid van die vorm dan ook nog verder verzwakt. De enige andere versie van dit type, nl. Rurgemunde, vindt men in een goedkeuring door een Luiks aartsdiaken van een eigendomsoverdracht in 1230Ga naar voetnoot(62). Het feit, dat in dit stuk een nauwkeurige dagtekening ontbreekt en enkel het jaartal vermeld wordt, suggereert o.i. dat het bewaard gebleven document noch ter plaatse (Roermond) | |
[pagina 68]
| |
noch ten tijde van de erin beschreven handelingen werd opgemaakt. Ook verdient het onze aandacht, dat de uitvoering van de beschreven eigendomsoverdracht pas in 1289 door de toenmalige aartsbisschop van Keulen bevestigd werdGa naar voetnoot(63). Sloet beweerde, dat Lacomblet die tekst naar de oorspronkelijke oorkonde zou gepubliceerd hebbenGa naar voetnoot(64). De toevoeging ‘Aus dem Original’ aldaarGa naar voetnoot(65) slaat evenwel niet op het onderhavige stuk (nr. 168) doch op de volgende oorkonde (nr. 169). Men kan zich o.i. dan ook terecht afvragen of de door Lacomblet gepubliceerde tekst wellicht een in 1289 gemaakte copie vertegenwoordigt. Maar zelfs indien 1230 het juiste jaartal mocht zijn, zo wordt die vorm toch chronologisch nog door Roremunt, Ruremunde (7 ×), Roremonde, Ruremonde (3 ×), Ruremunda en Rurmunde voorafgegaan. Op zijn best blijft het dus een wankel geval. Wat de vormen Ruregemunde en Rurgemunde vooral zo verdacht maakt, is het feit, dat de verklaring van Roermond als ‘Monding van de Roer’ met de vroegere plaatselijke situatie moeilijk verenigbaar blijkt te zijn. Van Beurden merkte reeds op: ‘Vroeger heeft zich de meening vastgezet, dat de naam Roermond komt van den mond der Roer, maar daar de Roer vroeger op een half uur afstands, achter Mijnheerkens in de Maas uitmondde, is de meening: mond = hoogte, beter te verdedigen’Ga naar voetnoot(66). Op de topographische kaart, blad 58, staat het door Van Beurden aangeduide water, dat ten oosten van de Grote Stadsweide langs de Mijnheerkenshof loopt, inderdaad als Oude Roer vermeld. Deze mondt ter hoogte van Leeuwen, op ongeveer anderhalve kilometer ten noorden van de vroegere stadswallen, in de Maas uit. Doch de gemeentekaart van 1867 toont dat die Maasbocht, waarin de Oude Roer uitmondt, van vrij recente datum is. Niet alleen wordt het door die bocht omsloten terrein aldaar ‘Aanwas’ genoemd, maar bovendien ziet men duidelijke overblijfselen van een vroegere bedding ten westen van die ‘Aanwas’. | |
[pagina 69]
| |
Een zeer betrouwbare gids lijkt ons de kaart van Roermond, die Jacob van Deventer rond het midden van de 16de eeuw maakte. Daarop zien we o.a., dat de loop van de (Nieuwe) Maas toen aanzienlijk van de tegenwoordige afweek. Ten noorden van Roermond zwenkte die rivier in een haarspeld-bocht naar het oosten; derhalve lijkt bovengenoemde ‘Oude Roer’ (althans ten dele) het restant van een vroegere Maasbedding te zijn. Op de kaart door van Deventer wordt de huidige Hambeek, ten zuid-westen van de stad, Rura fl. genoemd. De tegenwoordige uitmonding van die beek in de Maas onder de Rode Brug dateert pas uit het begin van de 18de eeuw.Ga naar voetnoot(67) In de 16de eeuw lag de bedding van de (Nieuwe) Maas aldaar meer westwaarts en boog de Roer ter plaatse van die (hedendaagse) brug in noordelijke richting. In 1380 werd die tak de ‘Oude Roer’ genoemd.Ga naar voetnoot(68) Een andere tak langs Roerzicht, Steel, Molenweg en Roersingel, die thans Roer heet, kwam in 1329 als de ‘Nieuwe Roer’ voor.Ga naar voetnoot(69) Deze laatste werd in de 13de eeuw kunstmatig aangelegd om een bocht in de ‘Oude Roer’ af te snijden.Ga naar voetnoot(70) Uit oorkonden van 1342 blijkt, dat toen de Maasloop verlegd werd, d.w.z. dichter langs de stad geleid werd. Op 22 mei van dat jaar sloot de magistraat van Roermond met de heer van Horn een overeenkomst om een nieuwe Maasbedding door de Leverweert te mogen graven. De volgende dag verleende de graaf van Gelder als leenheer zijn toestemming om die rivier aldus te verleggen.Ga naar voetnoot(71) De huidige Oude Maas kan gerust als (ongeveer) de hoofdbedding tot 1342 beschouwd worden. De vraag is nu: Waar mondde vóór 1342 de Roer in de Maas uit? Het valt niet aan te nemen, dat de hele (Nieuwe) Maasbedding tussen Ool en Buggenum door de Roermondenaren zou gegraven zijn. Waarom zou men zich de moeite getroost hebben om vanaf de stad zo'n lang en kronkelend stuk naar het noorden te graven, terwijl een kort verbindingskanaal van de stad (in noordwestelijke richting) naar de Oude Maas zou hebben kunnen volstaan! Aangezien de huidige Hambeek, d.w.z. de Oude Roer, bij Roermond in de (Nieuwe) Maas uitmondt, ligt het o.i. voor de hand, dat dit riviertje in 1342 ‘onthoofd’ werd. Klaarblijkelijk heeft men toen | |
[pagina 70]
| |
tussen Ool en (een tak van) de Oude Roer een nieuwe bedding gegraven, waardoor een deel van het Maaswater voortaan naar de Roerbedding afgeleid werd. Zodoende was de Nieuwe Maas eigenlijk (grotendeels) het noordelijkste stuk van de Oude Roer. Bijgevolg zoeken we de vroegere (vóór 1342) uitmonding van de Oude Roer in de Oude Maas bij de samenvloeiing van de Nieuwe en de Oude Maas. Die plaats ligt thans ongeveer drie kilometer (in vogelvlucht) van het dichtstbijzijnde punt van de Middeleeuwse stad Roermond. Een dergelijke situatie maakt het moeilijk om Roermond als ‘Monding van de Roer’ te verklaren.Ga naar voetnoot(72) Toen in 1963 ten oosten van de Oude Maas, tussen Hatenboer en de Weerd, Romeinse bouwfragmenten en een wijaltaar van de godin Rura gevonden werden, concludeerde Bogaers, dat deze vondsten ‘afkomstig zijn uit de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de Roer, of althans de belangrijkste tak van deze rivier, in de Romeinse tijd uitmondde in de Maas’. Daar de oorspronkelijke standplaats van dit monument niet nauwkeurig bekend is, waarschuwde hij tevens: ‘uit de vindplaatsen mag men daarom zeker niet concluderen dat thans ook het punt bekend is, waar de Roer in de Romeinse tijd in de Maas heeft uitgemond’Ga naar voetnoot(73). De terreingesteldheid bij de Weerd en de Donk schijnt volgens Linssen wel op een vroegere uitmonding aldaar te wijzenGa naar voetnoot(74). Voorheen had deze historicus de uitmonding van de Roer vóór 1342 ter hoogte van Melenborg bij Buggenum gezocht. Maar in 1970 schreef hij, dat veel er op wijst, dat in de omgeving van de plaats, waar het Romeinse altaar gevonden werd, ‘de monding van de Roer geweest is, waaraan Roermond de naam dankt’Ga naar voetnoot(75). Zodoende zou een slechts uit de Middeleeuwen bekend toponiem op grond van een situatie uit de | |
[pagina 71]
| |
Romeinse tijd verklaard worden. Dit lijkt ons aanvechtbaar. De bewering, ‘dat deze toestand uit de Romeinse tijd tot diep in de Middeleeuwen onveranderd kan zijn gebleven’ verdient weinig crediet, als men bedenkt hoe wispelturig de Maas eeuwenlang geweest is. Hetzelfde geldt min of meer voor de Roer. Bogaers merkte hieromtrent op: ‘Ten zuiden, westen en noorden van de stad hebben beide rivieren, elk in een zeer breed stroomdal, voortdurend sterk gemeanderd en hun bedding verlegd’Ga naar voetnoot(76). En al moge de plaats, waar het wijaltaar gevonden werd, dan ook ‘in rechte lijn niet veel meer dan een duizend meter’ van de stad gelegen zijn, toch lijkt ons ook die afstand nog te groot voor een interpretatie van Roermond als ‘Roer-monding’. De nauwkeurige en betrouwbare kaart door van Deventer werd slechts twee eeuwen na het graven van de Nieuwe Maas getekend. Derhalve dienen we die kaart als ons uitgangspunt te nemen. Aangezien door de omlegging van 1342 het meeste water aan de Oude Maas onttrokken werd, achten we het niet waarschijnlijk, dat deze sedertdien haar loop op substantiële wijze zou veranderd hebben. Haar bedding op die 16de eeuwse kaart is dan ook bijna identiek met haar hedendaagse ligging. Derhalve komt het ons voor, dat die kaart nagenoeg het verloop van de Oude Maas in 1342 aangeeft. Er valt niet aan te ontkomen, dat vóór 1342 de Oude Roer in de Oude Maas uitmondde. Welnu, die Oude Maas benaderde toen Roermond nergens dichter dan tot op ruim een kilometer. Derhalve kan de middeleeuwse stad moeilijk aan de monding van de Roer ontstaan zijn. Dat dit in feite niet het geval was, blijkt o.i. uit de Maas-verlegging. Daarentegen geeft de vroegere locale situatie wel sterke steun aan de verklaring ‘Munde (of Munte) aan de Roer’. De Nerée tot Babberich had reeds opgemerkt: ‘Bij dit Rura (een reeds in 943 vermeld en thans nog bestaand gehucht aan de gelijknamige rivier) lag nu een hoogte, eene terreinverheffing, geschikt om bij hoogen waterstand veiligheid voor mensch en dier te brengen en om daarvan later eene versterkte plek te maken, die verdedigd kon worden tegen gewapend geweld’Ga naar voetnoot(77). Hij voegde eraan toe, dat sommigen dit ‘mundium’ ten zuiden van de Roer in een hoogte tussen de plaatsen Roer en Herten zochten. Doch hijzelf was van mening, dat dit niets anders geweest | |
[pagina 72]
| |
zou zijn dan het ten noorden van de Roer gelegen ‘plateau of terreinverheffing, die zich zoo ongeveer van de Kapel in het Zand tot aan de Kathedrale kerk uitstrekt en zich verder aansluit bij het hooger gelegen Leeuwen onder Maasniel’Ga naar voetnoot(78). Deze opinie werd nog in 1958 door een andere auteur herhaaldGa naar voetnoot(79). Een dergelijke interpretatie is evenwel algemeen en vaag. Men kan het toponiem munte, munde of mond toch moeilijk op een terrein van een dergelijke uitgestrektheid toepassen; de Kapel in het Zand ligt ongeveer twee kilometer van de Kathedrale kerk verwijderd. Smeets wees de weg naar een nauwkeurigere verklaring toen hij schreef: ‘De stad Roermond is vermoedelijk in de 11de eeuw ontstaan als een handelsnederzetting bij... het tegenwoordige “Buitenop”, waar de voogd zijn woning en residentie had. Dit “Buitenop” was vroeger een heuvel... vooruitspringend in het Maasdal, welke heuvel in 1390 werd afgegraven’Ga naar voetnoot(80). Linssen beschreef die vroegere situatie als volgt: ‘Het is bekend hoe de stad gelegen is op een “kaap” van het laagplateau. De spitse punt hiervan springt nog weer eens afzonderlijk vooruit in het Maasdal. Daar deze aan drie zijden omstroomd werd door de Roer behoefde slechts de verbinding naar het oosten met het laagplateau te worden doorgesneden om er een bij uitstek verdedigbare plek van te maken. Binnen deze ruimte nu verhief zich nog eens een heuvel en op deze heuvel lag de Voogdij. Een plaats, bij uitstek door de natuur aangewezen voor een versterking. Daar de Voogdij reeds in 1388 afgebroken is en de heuvel geslecht, is de prae-stedelijke kern vroeg uit het stadsbeeld verdwenen’Ga naar voetnoot(81). Deze reconstructie door Linssen was geen speculatie. Hij vond ze duidelijk in de archieven vermeld. Zo sprak de voogd van Roermond in een document van 1388 ‘van onsen huysen ind woeningen, die wer bij der stat buten in opsporten (buiten de Inop-poort) liggende hebben | |
[pagina 73]
| |
aff te breken ind mit den berge dair die huysinge opstaande syn te slichten bis ter muyren gelijck an die straten’Ga naar voetnoot(82). De St.-Christoffelberg, waar in of kort na 1412 een windmolen gebouwd werd, wordt door Linssen als een restant van de voogdijheuvel na de afgraving beschouwdGa naar voetnoot(83). Afgaande op deze en andere oude teksten wordt die vroegere voogdijheuvel door die auteur ten westen van de Rattetoren, d.w.z. vlak bij de huidige Maasbrug, gelocaliseerdGa naar voetnoot(84). | |
Prae-stedelijke nederzettingen op hoogten in een rivier-landschap.Linssen heeft overtuigend aangetoond, ‘dat niet de Maas Roermond als stad heeft doen ontstaan, maar een weg die van ouds van Keulen via Midden-Limburg naar het westen gelopen heeft, welke route door het handelsverkeer in gebruik genomen is, wanneer dit in de 12de eeuw de rivierverbinding prijs geeft voor de landverbinding’Ga naar voetnoot(85). Men diene dit evenwel zo te verstaan, dat de nadruk hier niet op ‘Roermond’ maar op ‘Roermond als stad’ valt. Diezelfde auteur schreef immers ook: ‘Volgens de huidige stand van het onderzoek nemen de schrijvers aan, dat de (West-Europese) stad ontstaan is niet uit de prae-stedelijke kern maar bij de prae-stedelijke kern, waarbij als stadskern gezien wordt een ruimtelijk van de prae-stedelijke kern onderscheiden nederzetting’Ga naar voetnoot(86). Ook bij Roermond was dit klaarblijkelijk het geval, want daar wees voor de kooplieden in de 12e eeuw ‘het begrip veiligheid... als localisatie-factor de kleine versterking... gelegen Buiten Op’ aanGa naar voetnoot(87). Voor ons is hier enkel die prae-stedelijke kern van belang, want het was deze kern, die men voor het eerst Munte of Munde noemde. Sommige auteurs hebben het ontstaan van de naam Roermond in verband gebracht met het ten zuiden ervan gelegen gehucht Roer, dat reeds in 943 als Rura vermeld werd. Zoals we zagen werd ook door de Nerée tot Babberich verband tussen die twee plaatsen gelegd. Hij zag in het toponiem Roermond een terreinverheffing, die als mundium fungeerde, en waar de boeren van Rura niet alleen bij hoge | |
[pagina 74]
| |
waterstand mens en vee in veiligheid konden brengen, maar waar ze zich tevens tegen gewapend geweld verdedigen kondenGa naar voetnoot(88). Eversen en Meulleners zagen dat vermeende verband als volgt: ‘De bewoners, die zich op het hooger gedeelte... gevestigd hadden, gaven aan hunne woonplaats den naam Roermond, ter onderscheiding van het gehucht Roer, dat verder van de monding der Roer aflag’Ga naar voetnoot(89). Het hier bedoelde Rura of Roer is een geval van directe ontlening van een plaatsnaam aan een riviernaam. Hardenberg en Carnoy hebben erop gewezen, dat in zulke gevallen doorgaans reeds vroeg een verkeersweg die rivier ter plaatse kruisteGa naar voetnoot(90). Ook bij het gehucht Roer schijnt dit het geval geweest te zijn, want het ligt precies aan het begin van de Roer-delta. Ons inziens werd het differentieërende element Rure- aan het oorspronkelijke Munte of Munde toegevoegd om deze plaats (Roermond) te onderscheiden van een verder zuidwaarts gelegen Munte (Urmond). Zoals we zagen werd in de 12e eeuw ook de vorm Roremunt gebruikt. Zodoende schijnt hier dezelfde ontwikkeling te hebben plaats gehad als te Urmond. Kaufmann citeerde nog een ander parallel-geval in Bocklemünd (ten noorden van Keulen), dat in 941 als Buchilomunti en in 1080 als Buchelmund voorkwamGa naar voetnoot(91). Louter geographisch gezien ligt Urmond 30 kilometer (in vogelvlucht) van Roermond verwijderd. Doch beide plaatsen liggen aan of bij de Maas, zodat ze tot eenzelfde categorie behoren. Die rivier geeft aan beide plaatsen een gemeenschappelijke physiographische, verkeerstechnische, economische en historische contekst. Vooreerst springt de landschappelijke geprononceerdheid van die twee nederzettingen in het oog. De vele verlaten rivier-beddingen vanaf Maastricht tot voorbij Roermond getuigen van de vlakheid van het terrein, waarin de Maas eeuwenlang sterk gemeanderd heeft. In een dergelijk rivier-landschap bezitten uitstekende hoogten een bijzondere aantrekkingskracht zowel voor de oeverbewoners als voor de scheepvaarders. Het verband van Urmond met de Maas wordt door historici gewoon- | |
[pagina 75]
| |
lijk in latere periodes geplaatst. Zo schreven Eversen en Meulleners: ‘Door zijn gunstige ligging aan de rivier de Maas, is het een belangrijk plaatsje geweest, dat zelfs den titel van stad voerde. Sporen van eene versterking treft men er heden nog aan. Aan de noordzijde bezat Urmond eene belangrijke have op de Maas’Ga naar voetnoot(92). En nog in 1957 schreef Heyen: ‘het staat wel vast, dat Urmond zijn verheffing tot stad (omstreeks 1300) te danken heeft gehad aan zijn betekenis als haven- en handelsplaats’Ga naar voetnoot(93). Deze laatste opmerking verdient onze aandacht, want in tegenstelling tot andere Limburgse stadjes had Urmond zijn ontwikkeling niet aan het overlandverkeer tussen Vlaanderen en de Rijnsteden te danken. Deze plaats had immers geen ‘Hinterland’; vandaar liepen geen belangrijke verkeerswegen in oostelijke richting. Derhalve moet de scheepvaart als de voornaamste economische factor in zijn geschiedenis beschouwd worden. Welnu, het verkeer te water heeft o.i. ook met het ontstaan van die plaatsnaam in verband gestaan. Er zijn ons noch van Roermond noch van Urmond enige historische gegevens van vóór het midden der 12e eeuw bewaard gebleven. Deze toponiemen wijzen echter verder in de tijd terug, want voordien werden ze reeds door differentiërende elementen (Rure- en Over-) van elkaar onderscheiden. Beide toponiemen zijn ontstaan in een tijd toen de Maas het economische leven nog volledig beheerste. Joris noemde de periode vanaf de Merovingertijd tot de opkomst van het landverkeer tussen Vlaanderen en het Rijnland de ‘vom Flusz beherrschte Phase... Damals erscheint die Maas als die nahezu alleinige treibende Kraft der Wirtschaft... Während der gesamten... Periode wird die ganze Wirtschaft im Maasland von der Maas getragen’Ga naar voetnoot(94). Teneinde de relatieve belangrijkheid dier vroege nederzettingen adequater te evalueren, diene men te beseffen, dat langs de Nedermaas ten noorden van Maastricht vóór het midden der 12e eeuw practisch geen plaatsen van betekenis lagen. De Middeleeuwse stadjes aan beide oevers van de Limburgse Maas zijn pas sedert de 12e eeuw ontstaan of opgekomen. Echt was toen allang wegens de Maasverlegging, waardoor het eiland van Stevensweert ontstond, achteraf komen te | |
[pagina 76]
| |
liggen. Op een paar uitzonderingen na gingen ook de kastelen in de Maasvallei niet verder dan tot het einde van de 11e eeuw terug; heel wat burchten ontstonden zelfs pas in de 13e eeuw. Tegen een dergelijke achtergrond winnen de vroeg-Middeleeuwse nederzettingen te Urmond en Roermond aan belangrijkheid. Onze analyse van de toponiemen Urmond en Roermond samenvattend kunnen we zeggen, dat enerzijds de oude schrijfwijzen van die namen en anderzijds zowel de locale situaties als de streek-geschiedenis ten volle aan de verklaring van het hoofdelement Munte of Munde als ‘vluchtheuvel’ of ‘versterkte heuvel’ beantwoorden, en dat deze aanvankelijk gelijknamige plaatsen, wegens hun respectieve ligging aan de Maas en de Roer, later ter onderscheiding van elkaar Over-munte en Rure-munde genoemd werden.
Freeport, Long Island, New York, U.S.A. Arthur Schrijnemakers |
|