Naamkunde. Jaargang 4
(1972)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
Nehalennia, Gimio en GanuentaGa naar voetnoot(*)1. Gimio Ganuentae consistensOp maandag 31 augustus 1970 werden er tijdens een wel bijzonder geslaagde archeologische expeditie op de Oosterschelde bij Colijnsplaat niet minder dan achttien (stukken van) monumenten uit het inmiddels befaamd geworden heiligdom van Nehalennia opgevist. Tot de buit van die dag behoort o.a. een eenvoudig pilaarvormig altaar of voetstuk voor een klein beeld. Het is gemaakt van blauwe, Devonische kalksteen die vermoedelijk afkomstig is uit de streek van Doornik. Rechts boven ontbreekt een gedeelte met o.a. enige letters van het opschrift (pl. 1). Dit monument is reeds onder het nr. 27 gepubliceerd in de gids bij de tentoonstelling die in de zomer van 1971 in het stadhuis te Middelburg is gehoudenGa naar voetnoot(1). Daarin is de tekst van de inscriptie als volgt gelezen: De eha[le?]/ni / Gimioga / n(auta?) (ae?) cons(istens) 5/ v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito), d.i.: ‘Jegens de godin Nehale(?)nia heeft Gimioga, schipper, te Venta(?) gevestigd, zijn gelofte ingelost, gaarne (en) met reden’. Gimioga zou als schipper (of reder) gevestigd zijn geweest in een van de drie Venta geheten plaatsen in Romeins Engeland: Venta Belgarum (Winchester, Hampshire), Venta Icenorum (Caistor by Norwich, Norfolk) en Venta Silurum (Caerwent, Monmouthshire). ‘Wanneer men veronderstelt dat ook Gimioga bij de zouthandel betrokken is geweest, dan komt Venta Icenorum, dat door de rivier de Gariennus-Yare met de Noordzee was verbonden, wel het meest in aanmerking’Ga naar voetnoot(2).Tegen deze opvatting zijn tal van bezwaren in te brengen. Schrijver dezes is er thans van overtuigd dat het opschrift als volgt gelezen | |
[pagina 232]
| |
dient te worden: De eha[le?]/ni / Gimio Ga/nu(ae?) cons(istens) 5/ v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito), d.i.: ‘Jegens de godin Nehale(?)nia heeft Gimio, te Ganuent(a?) gevestigd (of verblijvend), zijn gelofte ingelost, gaarne (en) met reden’.
R. 3: Een naam Gimioga is verder niet bekend; Gimio daarentegen is zeker een (Keltische) persoonsnaam (cognomen)Ga naar voetnoot(3). In de inscriptie is geen enkele punt (of een gelijksoortig teken) aangebracht om een duidelijke scheiding aan te geven tussen twee, eventueel afgekorte woorden. Er is dus op zichzelf geen bezwaar tegen om gimio te scheiden van ga en de laatste twee letters eventueel te laten behoren bij het begin van regel 4. R. 4: Na de letters nv volgt een ligatuur van een e, een n en een t. De horizontale streep van de t lijkt aan de rechterzijde gedeeltelijk beschadigd te zijn, maar het is ook mogelijk dat deze niet volledig is uitgebeiteld. Het schuine dwarsstreepje dat onmiskenbaar aanwezig is in de linker helft van de n, maakt naar alle waarschijnlijkheid deel uit van een beschadiging die ook nog even over de eerste en de tweede streep van de n heenloopt. Het is niet aannemelijk dat door middel van dit dwarsstreepje een met de e, n en t geligeerde a zou zijn aangeduid; de overige a's in de inscriptie hebben ofwel een horizontale ofwel helemaal geen dwarsstreep. Tegen Venta Icenorum als plaats waar de nauta Gimioga zich gevestigd zou hebben, pleit de omstandigheid dat de rivier de Tas, waaraan dit centrum van het land der Iceni gelegen heeft, en die in de Yare (Gariennus) uitstroomt, in de Romeinse tijd niet of nauwelijks bevaarbaar schijnt te zijn geweest. In geen geval kan deze nederzetting als een havenplaats worden beschouwd die voor schepen een goede verbinding met de Noordzee zou hebben gehadGa naar voetnoot(4). cons in r. 4 is zeker een afkorting van consistens, een participium dat rechtstreeks betrekking heeft op het daaraan voorafgaande woord, | |
[pagina t.o. 232]
| |
Altaar, opgevist uit de Oosterschelde in 1970, gewijd aan de godin Nehalennia door Gimio, Ganuent(ae) cons(istens). Foto M. Vinkensteyns, R.M.O., Leiden.
| |
[pagina 233]
| |
een plaatsnaam, en de naam van de dedicant. Ten aanzien van de naam van de plaats zijn er minstens drie mogelijkheden: ganv, nv en v. In het tweede geval zou men ofwel moeten aannemen dat de dedicant Gimioga heeft geheten ofwel van de letters ga een andere verklaring dienen te geven, hetgeen niet goed mogelijk lijkt te zijn. In het derde geval is het de vraag wat ga/n of - indien men uit wil gaan van een persoonsnaam Gimioga - n (nauta?) zou kunnen betekenen.
Consistens (consistentes, consistere) is een technische uitdrukking uit de juridische taal, gebruikt om van een persoon of een groep van personen het feitelijke verblijf aan te geven in een plaats (of een provincie of een streek) waar dezen eigenlijk niet ‘thuis’horen, waar zij niet geboren zijn of geen origo hebben. De consistens van de inscriptie uit de Oosterschelde heeft in de in het opschrift vermelde plaats wellicht domicilium gehad. Hij was daar dan slechts incola, geen civis, en zijn geboorteplaats, zijn origo, was niet de plaats waar hij woonachtig was. Het is echter ook mogelijk dat de dedicant in de in de inscriptie genoemde plaats geen domicilium heeft gehad, maar dat hij daar bij tijd en wijle verbleef om de gang van zaken te controleren in een in die plaats gevestigd filiaal of agentschap van een onder zijn leiding staande firmaGa naar voetnoot(5). Zeer belangrijk is verder dat plaatsnamen die in inscripties in verband met consistens of dergelijke uitdrukkingen vermeld worden, praktisch altijd overeenkomen of althans overeen schijnen te komen met de naam van de nederzetting uit de Romeinse tijd waaruit de inscripties afkomstig zijnGa naar voetnoot(6). Het in Nederland meest bekende voorbeeld is het opschrift dat te lezen is op het in 1868 te Vechten, gem. Bunnik, ontdekte altaar dat aan de godin Viradecdis gewijd is door ‘[civ]es Tungri [et] nautae [qu]i Fectione [c]onsistunt’ en dat zich thans bevindt in het Rijksmuseum van Oudheden te LeidenGa naar voetnoot(7). Uit | |
[pagina 234]
| |
deze inscriptie wordt terecht de conclusie getrokken dat Vechten in de Romeinse tijd Fectio heeft gehetenGa naar voetnoot(8). Tegenover de talrijke opschriften met consistens e.d., voorafgegaan door een plaatsnaam die zeker of hoogst waarschijnlijk betrekking heeft op de plaats waar de inscriptie is gevonden, staan slechts enkele gevallen die een uitzondering zijn of schijnen te zijnGa naar voetnoot(9). De gevolgtrek- | |
[pagina 235]
| |
king ligt voor de hand: de plaatsnaam op het altaar uit de Oosterschelde is naar alle waarschijnlijkheid de naam van de nederzetting waartoe het heiligdom van Nehalennia bij Colijnsplaat heeft behoord. Hoe deze naam precies heeft geluid, is niet uit te maken met behulp van archeologisch-historische gegevens. Alleen de taalkunde kan ons hier verder helpen ten aanzien van de keuze tussen ga/nv, nv en v, en van de vraag, welke van deze mogelijkheden het beste past in het geheel van de plaatsnamen uit onze streken die minstens (kunnen) teruggaan tot de Romeinse of laat-prehistorische tijd. Uit het onderstaande betoog van M. Gysseling blijkt duidelijk dat de voorkeur moet uitgaan naar ganv, een naam die wellicht een uitgang op -a heeft gehad: Ganuenta.Indien ons vermoeden juist is, dan is de zo geheten plaats ongetwijfeld meer geweest dan enkel een heiligdom van Nehalennia. Zij was een nederzetting op de noordelijkeGa naar voetnoot(10) oever van de Schelde, in het mondingsgebied van deze rivier in de Romeinse tijd, die niet alleen van belang is geweest vanwege het grote heiligdom, maar ook en wellicht vooral als haven voor schippers, reders en handelaren uit Germania, Gallia en Britannia. Het behoeft geen betoog dat grote handelsfirma's (o.a. die van Gimio?) hier, vlak bij de zee, kantoren of filialen gehad kunnen hebben. Ten slotte mag niet onvermeld blijven dat Ganuenta zeker ook in aanmerking komt als mogelijke hoofdplaats of caput van het departement, de civitas van de FrisiavonesGa naar voetnoot(11).
Nijmegen. J.E. Bogaers. | |
[pagina 236]
| |
2. GanuentaOnze kennis van de laat-prehistorische toponymie in de Nederlanden is zo fragmentarisch, dat het onmogelijk is te bewijzen dat Venta of Nuenta in onze gewesten niet kunnen bestaan hebben. Wel mag men zeggen dat beide woorden te onzent zeer bevreemden; nog meer bevreemdend is een persoonsnaam Gimioga. Ganuenta daarentegen is volkomen doorzichtig en past in elk opzicht in onze laat-prehistorische toponymie. Dank zij deze uitzonderlijk vroege vorm worden zelfs een aantal verwante toponiemen, zowel wat hun betekenis als wat hun fonetische evolutie betreft, opeens geheel duidelijk. In verband met Gimio is het wellicht nuttig, er vooraf op te wijzen dat deze persoonsnaam in Noord-Gallië niet alleen uit inscripties bekend is (Altrip en Oberwinter), doch ook in minstens twee toponiemen te voorschijn treedt: Guémy (± 860 kopie 10e Gimiaco) in het arrondissement Saint-Omer, Jumet (866 kopie 18e Gimiacus) in het arr. Charleroi. De afleiding Giminius schuilt in Gemmenich (1042 kop. ± 1191 Giminiaco) in het arrondissement Verviers en in Gymnich (1125 Gimenihc) in het Regierungsbezirk Keulen. De naam was hier bijgevolg inheems. De plaatsnaam Ganuenta (waarvan de laatste letter onzekere reconstructie is) behoort duidelijk tot de voormalige Belgische taal, die in laat-prehistorische tijd gesproken werd in België en Noord-Frankrijk, Nederland en Noord-West-Duitsland. Hij bestaat uit een stam ganu- en een suffix -ent-. Het suffix -ent-, -ant- (ook optredend in -entio-, -antio- in nederzettingsnamen, -entia, -antia in waternamen) komt in de Oudeuropese toponymie, o.m. in het vroegere Belgische taalgebied, overvloedig voor. Een aantal voorbeelden heb ik reeds opgesomd in mijn Toponymisch Woordenboek, pp. 1117-1118. Vroeg geattesteerd en met Ganuenta parallel is ± 365 kop. 13e Meduanto (op de Peutingerkaart), nu Moyen, onder Izel, arr. Virton, bij Indo-Europees medhu- ‘middelst’; Méan (1118 kop. 13e Meanz), arr. Dinant, is etymologisch hetzelfde. De Germaanse vorm is -and-, bv. 9e kop. 11e Marandi, onbekend in Holland. Voor ganu- komen twee gelijkluidende Indo-Europese stammen genu- in aanmerking, waarvan de ene ‘knie’ en de andere ‘kin’ betekentGa naar voetnoot(12). Van de tweede bestaat een variant (met ander suffix) | |
[pagina 237]
| |
gonədh-, o.m. bewaard in Litauws žandas ‘kinnebak’. In het Latijn en het Keltisch is bij het tweede genu- betekenisverschuiving opgetreden: Latijn gena ‘wang’, Welsh gen ‘wang, kin’, Oudiers gin ‘mond’. De vocaal a in plaats van te verwachten e of o is kenmerkend voor talrijke Oudeuropese, o.m. Belgische namen. Kuhn verklaart dit door niet-Indo-Europese substraatwerkingGa naar voetnoot(13); hij zou wel kunnen gelijk hebben. De variant gonədh- ligt, met vervanging van o door a, blijkbaar ten grondslag aan de naam Gent (eerste kwart 8e kop. 10e Gandensis, pagus Gandao, 819 Ganda). Deze stad is ontstaan aan de monding van de Leie in de Schelde. De vorm genu-, eveneens met vocaal a (dus ganu-, uit gonu-?), treedt, voorzien van diverse suffixen, op in de naam van enkele plaatsen die insgelijks aan belangrijke riviermondingen of riviervertakkingen liggen: Gent (793 kop. ± 1170 Gannite, 10e Gent), in Gelderland, op de plaats waar Rijn en Waal uit mekaar lopen. Als oorspronkelijke vorm mag men reconstrueren ganu-itio-, gegermaniseerd tot ganu-itja-, vervolgens met assimilatie van consonantische u aan n gannitja, hetgeen in de 7e eeuw evolueert tot ganniti en waarin in de 8e eeuw umlaut optreedt: gente. Assimilatie van consonantische u aan voorafgaande n vertoont bv. ook Nederlands dun (Oudnederduits thunni), naast Latijn tenuis, beide uit Indo-Europees tenui. Jambes (1134 Jamne, 1142 kop. 13e Jamneda), arr. Namen, tegenover de monding van de Samber in de Maas. Ook hier mag men reconstrueren: Belgisch ganu-itio-, in de 2e eeuw v.C. gegermaniseerd tot ganu-iþja- (met substitutie van het suffix -itio- door gelijkwaardig Germaans -iþja-; voor Germaans þ uit Belgisch t; cf. ook Dijle, Demer, Dender, Doornik, enz.). Hierin is n, in tegenstelling met de vorige naam, vóór consonantische u bilabiaal geworden: gamuiþja; een vergelijkbare fonetische evolutie hebben (in de 7e eeuw?) doorlopen de plaatsnamen Damousies (1160 kop. 13e Damolziis) en Semousies (1119 Simulgeis), beide in het arr. Avesnes, en Wemeldinge (1222 Wimeldinga) in Zeeland, bij de persoonsnamen Danawald, Siniwald en Winiwald. Vervolgens is deze consonantische u, onder invloed van vorige m, genasaleerd tot n: gamniþja > gamniþi. Dit is geromani- | |
[pagina 238]
| |
seerd tot gamnede, met behoud van de Germaanse klemtoon zoals in zoveel andere plaatsnamen uit de streek van Samber en Maas: Aibes, Lobbes, enz. Verder werd dit met Waalse assibilatie van g vóór a jamnede, met syncope van intervocalische d (12e eeuw) jamnee, tenslotte jamne > jambe. Een Romaans diminutief van hetzelfde is Jemelle (817 kop. 12e Gamedella), arr. Dinant, aan de monding van de Wamme in de Lomme. Tenslotte Jamoigne (888 kop. ± 1191 Gammunias, 1173 Jamognes), arr. Virton, aan de monding van de Vierre in de Semois, waarvoor men mag reconstrueren ganu-onia>gamuonia>gammonia (met volledige assimilatie van consonantische u aan voorafgaande m, zoals in de thans volgende namen). Verder liggen een groot aantal plaatsen Jemappes en dergelijke aan de monding van beken in groter waterlopen. Telkens mag men reconstrueren ganu-apio-, gegermaniseerd tot ganu-apja- en vervolgens evoluerend tot gamuapja>gammapja>gammappi (doch gammache in het Zuidpicardisch)>gamappi. Het betreft: Gamaches (734 Gammapium volgens Dauzat en Rostaing, Dictionnaire étymologique des noms de lieux en France), arr. Abbeville, aan de monding van een beek in de Bresle. Jemappes (1096 kop. ± 1185 a Gamapio), arr. Mons, aan de monding van de Trouille in de Haine. Jemeppe-sur-Meuse (956 kop. 14e Gamappe, 1044 kop. ± 1700 Jammapia, 1136 kop. midden 12e Gemmapia, 1221 Gimeppe), arr. Luik, aan de monding van de ruisseau de Hollogne in de Maas. Jemeppe-sur-Sambre (1209 Jemepe, Gimeppe), arr. Namen, aan de monding van de Orneau in de Samber. Guémappe (1135 de Gammapio, 1164 Gamapia), arr. Arras, ligt evenwel niet aan een samenloop; wel vormt de Cojeul er twee armen die beneden het dorp weer samenkomen. Het ligt voor de hand dat in al deze namen ganu- dezelfde betekenis moet hebben als Oudiers gin ‘mond’, dus in toponymisch gebruik ‘monding’. Gent, Jambes, Jamoigne betekenen eenvoudig ‘monding’. Voor Ganuenta, gelegen aan de monding van de Schelde, is dit eveneens zeer aannemelijk. Men vergelijke met Germaans Dendermonde, Rupelmonde, Diksmuide, Muiden, 9e kop. 11e Masamuthon, 1064 kop. 12e Rinesmuthon, enz., of met Frans bouche, embouchure. De namen Ganuapio- daarentegen zijn nederzettingsnamen afgeleid van waternamen Ganuapa, hetgeen moet betekenen ‘het water aan de monding’. | |
[pagina 239]
| |
Hetzelfde ganu-apio- schuilt waarschijnlijk ook in Gennep (949 Ganipi, 1144 Genepe), Limburg, aan de monding van de Niers in de Maas, en misschien in Vieux-Genappe (1147 Genapia, 1220 Geneppe), arr. Nijvel, aan de monding van de ruisseau de Fonteny in de Dijle. Wellicht ook in Guemps (826 kop. 961 Ganape), in de polders bij Calais, waarvan de prehistorische situatie echter onduidelijk is. In deze namen lijkt consonantische u weggevallen te zijn na consonant, een verschijnsel waarvan Texandri, nog in de Romeinse tijd geattesteerd naast ouder Texuandri en voortlevend in de gouwnaam Texandria (aldus sedert de 8e eeuw), bij Germaans tehswa- ‘rechts, zuidelijk’, een uitzonderlijk vroeg voorbeeld is. Het is te vergelijken met het wegvallen, in de 8e eeuw, van w aan het begin van het tweede lid van samenstellingen vóór o of u en vaak ook vóór a, wanneer, tengevolge van het verdwijnen van de voegvocaal in of omstreeks de 7e eeuw, deze w volgt op een consonant (bv. Arnolf, Arnold uit Arnu-wulf, Arnu-wald). Andere plaatsen, zoals 1217 Ganastre, onbekend bij Villers-au-Flos, arr. Arras, en Gamand (1178 Gamans), onder Lesquin, arr. Rijsel, liggen evenwel niet aan een samenvloeiing. Naast ganu- ‘mond’ moeten nog andere woorden in het spel zijn die, bij gebrek aan zeer oude vormen, niet te identificeren zijn. De persoonsnaam Gimio zelf suggereert al dat er een woord gam/gim kan bestaan hebben, eventueel bij Indo-Europees gem- ‘grijpen’, zodat Gimio zou betekenen ‘grijper’ (cf. Latijn gumia ‘gulzigaard’). Het is trouwens een algemeen kenmerk van onze prehistorische namen, dat hun structuur doorzichtiger is dan hun betekenis. Van de talen van onze prehistorische voorouders weten wij bitter weinig af, en het ontraadselen van hun plaats- en persoonsnamen is een moeizame bezigheid.
Sint-Amandsberg. M. Gysseling | |
Zusammenfassung.Die Inschrift eines der Denkmäler, welche der Göttin Nehalennia geweiht sind und 1970 aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat aufgefischt wurden, ist im Ausstellungskatalog Deae Nehalenniae (Middelburg - Leiden, 1971), Nr. 27, fehlerhaft publiziert worden. Es handelt sich nämlich nicht um einen Dedikanten Gimioga, welcher Ventae consistens, d.h. vermutlich in Venta Icenorum (Caistor bei Norwich, | |
[pagina 240]
| |
Norfolk, England) ansässig gewesen sein soll. Man soll richtig lesen: De ha[le?]/ne / Gimio Ga/nuenae?) cons(istens) 5/ v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito). Der Dedikant Gimio hatte sich also in Ganuenta niedergelassen, oder aber er verblieb dort als er sein der Nehalennia getanes Gelübde erfüllte. Aller Wahrscheinlichkeit nach ist mit diesem Namen die Siedlung, wozu das Heiligtum der Nehalennia bei Colijnsplaat gehörte, gemeint. Diese befand sich zur Römerzeit am Nordufer der Schelde, in ihrem Mündungsgebiet. Ganuenta ist vermutlich ein bedeutender Hafen gewesen für Schiffer, Reeder und Kaufleute aus Germanien, Gallien und Britannien, und vielleicht sogar der Hauptort der civitas Frisiavonum. Der Name (ganu- mit Suffix -enta) lässt sich eindeutig aus der ehemaligen belgischen Sprache erklären; er stellt sich, mit substrathaftem a, zur idg. Wurzel genu- ‘Kinn’ und bedeutet ‘Mündung’. Gent, Jambes, Jemappes usw. gehören zur selben Sippe.
J.E. Bogaers en M. Gysseling | |
NaschriftIk vraag mij af of niet veeleer dient gereconstrueerd te worden Ganuento (ablatief, nominatief Ganuentum). [M.G.] |
|