Naamkunde. Jaargang 4
(1972)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een toponymisch uitstapje naar Flobecq.In de loop van 1971 was het mij gegund enkele vakantie-uitstapjes naar Flobecq te ondernemen en er nader kennis te maken met het toponymisch uitzicht van de gemeente. Aanleiding daartoe was het feit, dat de burgemeester van het kort te voren tot gemeente-metfaciliteiten geworden Flobecq aan de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie gevraagd had om hem bij de vertaling van de straat- en wijknamen behulpzaam te zijn. Op verzoek van de toenmalige voorzitter van de Vlaamse afdeling der Commissie, Prof. Dr. H. Draye, ben ik dan met Lic. Sylvain de Lange (iemand die aan de Zuidoostvlaamse en Noordhenegouwse taalgrensgemeenten al menige verdienstelijke publikatie heeft gewijd) herhaaldelijk naar Flobecq getogen. Het moet gezegd worden, dat wij daar, als Vlamingen, door een tweetal lokale vorsers gul werden onthaald en flink geholpen, met name door de heren G. Dramaix en H. Verbecelte. Beiden hebben zich ten zeerste ingespannen om ons in de kortst mogelijke tijd wegwijs te maken in de structuur van de gemeente en nauwkeurige inlichtingen te verschaffen i.v.m. de ligging van de gehuchten, de wijken en de straten, en - voor zover het mogelijk was - ook historische commentaar te verstrekken. Daar we toen al vermoedden, dat er rondom de kwestie van de ‘taalfaciliteiten’ te Flobecq en het vertalen van de officiële straatnamen weldra moeilijkheden konden rijzen en spanningen zouden ontstaan, hebben wij het gehele probleem met de uiterste objectiviteit benaderd. Ik wil dan ook niet nalaten de bovenvermelde medewerkers om hun houding te danken en hulde te brengen. De algemene conclusie van het onderzoek mag hier gerust voorop staan: Flobecq is sedert eeuwen grondig geromaniseerd, met uitzondering van een klein gebied aan de Noord-Westkant, grenzend aan Schorisse en Brakel ('t vroegere Opbrakel), nl. d'HoppeGa naar voetnoot(1). Buiten dat gebied zijn alle bestaande toponiemen of autochtoon romaanse namen, of weinig doorzichtige namen uit de romeinse, zelfs voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
romeinse tijd. Slechts een paar ervan gaan terug op een germaans etymon of op germaanse bestanddelen, maar ook die zijn dan sedert vele eeuwen geromaniseerd. Het gevolg daarvan is dat een relatief groot aantal straat- en wijknamen te Flobecq totaal onvertaalbaar zijn. Het is niet mijn bedoeling een toponymie van Flobecq te schrijven: daarvoor zou veel tijd nodig zijn, maar wel na te gaan welke namen germaans van oorsprong zijn, wat ‘diets’ gebleven is of ‘verdietst’ werd en vooral waar vroeger - laten we zeggen in de middeleeuwen - de taalgrens precies lag. Laat ik beginnen met een overzicht van de namen waarvoor om vertaling werd verzocht. Het betreft: Aubecq, Aulnoit, Basses Estrées, Bichurées (hameau des -), Bois (hameau du -), Boudenghien, la Brique, Bruyère (bois de la -), Commune (chemin de la -), Curoir (au -), Drubans (hameau, chemin des -), Emnuez, Esquennes, le Géron, Hanaise (rue de -), Hurdumont, Lumen, Marais à l'Eau (hameau du -), Marais des Soeurs (hameau du -), Marais Garette (hameau du -), Mont (hameau du -), Mont de Rhodes, la Motte, Neuve-rue (chemin de la -), le Paillart, Panlevé (au -), Place (la Grand' -), Place Arthur Dubois, Place de la Station, Place Paul-Henri Jouret, Plachettes (hameau, chemin des -), Place André Nouille, Planche (la -/la Planque), Potterée (hameau de la -), Pourri (hameau, chemin du -), Puvinage (hameau du -), Quenau (hameau du -), Sainte Anne, Tournibois, Vert Fagot (chemin du -), Wahier (hameau du -); La Houppe en Bois de Louvière; verder een reeks straatnamen type rue + persoonsnaam (die uiteraard niet vertaald werd) en nog: rue de l'Égalité, rue du Fresnoit, rue de la Gare, rue de la Crête en rue de la Cure. Daarvoor hebben wij uiteindelijk - zonder al te veel enthousiasme en met het gevoel zowat hetzelfde werk te doen als de vertalers die in de tijd van de Franse revolutie in de Vlaamse gemeenten voor autochtone namen vreemde equivalenten zochten - de volgende vertalingen voorgesteldGa naar voetnoot(2): Aalbeke, Elst, Neerstraat, De Kapperij (?), Ten Bosse, Boudergem, Steenbakkerij, Ter Heide, Gemene Weide, De Bleek, Drubansstraat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(-weg), Emnuez (n. vertaald), De Eiken, Te Gruine, Anaisestraat, Hardwinberg (voor Hurdumont geen enkele dietse vorm aangetroffen), Lummen, Waterbroek, Kloosterbroek, Garettebroek (psn. niet vertaald), Ten Berg, Modderodde, De Mote, Nieuwstraat, Paillardstraat (psn. niet vertaald), Hoogstraat, Plein, Arthur Duboisplein, Stationsplein, De Plaatskens (?), André Nouilleplein, De Plank, Potterie, 't Rot (?), Pevenage, 't Eiksken, St-Anna, Doornbos (?), De Groene Mutsaard, Wijer, D'Hoppe, Livierenbos ([de]Liviere) + nog: Kerkhofweg, Eskant, Stationsstraat, Kamstraat en Pastoriestraat. Er zijn te Flobecq natuurlijk nog meer toponiemen: waternamen, veldnamen, bosnamen, hoevenamen, etc. zoals: l'Angre (waternaam), le Bois de la Roke (bosnaam), Hieuchamp (veldnaam) en vele andere waarvan een groot aantal thans verdwenen zijnGa naar voetnoot(3). A. MariauleGa naar voetnoot(4), vermeldt ongeveer 1000 namen en van die 1000 namen zijn er niet meer dan een 7-tal van germaanse origine; het betreft dan nog overwegend perifeerliggende plaatsen. Dergelijke cijfers en feiten spreken al voor zichzelf. Wanneer we nu het Germaans taalgoed te Flobecq nader willen onderzoeken, moeten we een onderscheid maken tussen het ‘verdietste’ romaans (+ ‘oudbelgisch’) taalgoed en het geromaniseerde germaans taalgoed. Bijzondere aandacht verdienen de doubletten, d.w.z. de namen waarvoor naast een romaanse (c.q. picardische) variant ook nog een vlaamse variant bestaan heeft of nog bestaatGa naar voetnoot(5). Zijn dergelijke doubletten oud en lokaal, dan kunnen zij een kostbare aanwijzing i.v.m. de vroegere toestand bevatten. Laten we al dadelijk aandacht schenken aan die doubletten. Er zijn er in het totaal een 8-tal, maar ze zijn niet alle op dezelfde wijze te interpreteren. Ik vermeld: 1. Aubecq - Aalbeke (zeker tot 15e e.), 2. Boudenghien - Bouderghem - Boederghem (13e e.), 3. (le) Géron - te Gruine (nog bestaand doublet), 4. Mont de Rhodes - Modderodde (nog bestaand: cf. H. Teirlinck's Maria Speermalie), 5. Puvinage - Pevenage, 6. La Houppe - D'Hoppe (bestaand), 7. (la) Louvière - de Liviere (nog bestaand doublet) en natuurlijk 8. Flobecq - Vloesbergen/Floesbergen [vlu:sbI.rgən, Flu:sbI.rgən]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Één daarvan, nl. Pevenage c.s., moet onmiddellijk van de hand worden gedaan. De plaats zelf heet alleen Puvinage en de vorm Pevenage is te Flobecq zelf totaal onbekend, maar komt voor te Everbeek en in Vlaamse familienamen die aan de herkomst van in vroeger tijd uit dat gebied stammende en in Vlaanderen ingeweken personen herinneren: Van Pevenaege, Bevernaege e.d. Het toponiem zelf is al uit het einde van de 12e e. bekend: puuinageGa naar voetnoot(6) en heeft een tegenhanger te Templemars (bij Rijsel): putuinnage (ao 1225). Het is stellig niet germaans. Ook het doublet Flobecq-Vloesbergen is niet bewijskrachtig, zeker niet in die zin dat het zou getuigen voor tweetaligheid van de kom van de gemeente in de latere middeleeuwen. Wel staat vast dat het toponiem Flobecq-Vloesbergen germaans van oorsprong is, maar tevens dat het vroeg geromaniseerd werd: ook indien er op de plaats waarop de naam aanvankelijk betrekking heeft gehad inderdaad ooit een kleine germaanstalige gemeenschap mocht hebben geleefd, dan was die in de middeleeuwen als germaanssprekende groep stellig al verdwenen. Verschuivingen en veranderingen hebben langs de taalgrens overal plaats gehad, al weten we niet met zekerheid wanneer die wijzigingen zich precies hebben voorgedaan. Wat de toestand te Flobecq betreft, kom ik daar straks nog op terug. Een opmerkelijk feit is al de ligging van het ‘centrum’ van Flobecq: helemaal niet in het midden van de gemeente, maar zuidelijk en bijna perifeer. Bovendien ligt het niet op een eigenlijke ‘berg’: hoogtelijn 45 m. tegenover 35 m. voor de plaats waar de burcht heeft gestaan en ± 40 m. voor een punt op ongeveer 400 m. in de richting van Ellezelles en veel hoger gelegen punten als Mont de Rhodes (148 m.), Pottelberg (157 m.) en andere met 100 m. en meer. Maar wij weten dat bij ons ook kleine verhevenheden de naam berg kunnen dragen. Sommige lokale vorsers beweren dat het ‘centrum’ vroeger elders lag: G. Dramaix wees me een plaats aan in de vallei van de Angre, wat me weinig waarschijnlijk lijkt. Men moet bedenken dat het toponiem Flobecq oorspronkelijk wel niet op de hele gemeente van toepassing is geweest: het zal aanvankelijk niet meer geweest zijn dan een veld- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naam, die evenwel ten gevolge van de omstandigheden succes heeft gekend. En die omstandigheden moeten we niet ver zoeken: ook Flobecq zal zich als een soort burgus in de schaduw van de burg - die van de heren van Oudenaarde - tot een agglomeratie met stedelijke allures hebben ontwikkeld. Waar die burg stond weten we nu met zekerheid. Tussen de kerk en de Angre: een strook ± 600 m. breedGa naar voetnoot(7). En met die burcht zijn we naar de 11e-12e eeuw gevoerd. De oudste vormen voor het toponiem Flobecq zijn alle duidelijk Germaans. Ik citeer uit M. GysselingGa naar voetnoot(8): ao 1097 Floresberh; ao 1105 Floresberch; ao 1126 Flosberc; 1138-53 Florsberch (copie ± 1177); 1150-1154 Florberg; 1150-1154 Frorbergis; 1162 Florberch; ± 1177 Florsberge (cop. 3e kwart 12e e.); 1177 Florberc (cop. ± 1177); ± 1185 Florsberh; 1219 Florbierc; 1224 Floreberc. Daar, zoals de auteur opmerkt, al deze grafieën met uitzondering van Florsberch (± 1138-53), Florberg (1150-1154), Florsberge (± 1177), Florberc (id.), Florsberh (± 1185) en Florbierc (1219) uit romaanse scriptoria stammen, mogen we aannemen dat de oorspronkelijke naam zelf niet vóór het begin van de 13e e. echt geromaniseerd werd. Pas een vorm als Florbierc (1219) wijst op een begin van romanisering, wel te verstaan van het toponiem, wat niet uitsluit dat de plaats zelf al van te voren was bezet met romanen. Anderzijds wordt de etymologie van Flobecq nu toch wel duidelijk. Men heeft vroeger vaak getwijfeld aan het tweede lid: berg of beke? En aan het eerste Flor: ‘vloer, bodem’ of persoonsnaam? M.i. valt er niet langer te twijfelen en heeft Gysseling de twijfels weggenomen: Flobecq ontstond uit Floras berga (m) = de berg van Flor, een naam die ook in Floringahem voorkomt. De oudste vindplaatsen tonen duidelijk aan dat Flobecq wel -berg en niet -beke bevat: becq is hier de romanisering van -berg. Alles bij elkaar kunnen we alleen constateren dat het centrale en zuidelijke deel van Flobecq in de 12e eeuw al als een zuiver romaans gebied te voorschijn treedt. M. Gysseling heeft zelfs aangenomen, dat ook de toponymie van de noordrand van het gebied in dezelfde tijd al door en door verfranst wasGa naar voetnoot(9). We kunnen dat volmondig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beamen wat de noordoostelijke rand betreft, maar niet met betrekking tot de noordwestelijke kant van de gemeente. Zoals straks zal blijken, is die langer tweetalig gebleven. Van de overige doubletten zijn de volgende geromaniseerde vormen van oorspronkelijk germaanse namen: Aubecq/Aalbeke, Boudenghien/*Baldringahem, Mont de Rhodes/Rode(n)berg en vermoedelijk La Houppe/de Hoppe (D'Hoppe); zijn Te Gruine en (de) Liviere germaniseringen van oorspronkelijk romaanse benamingen. Daarvan ligt alleen Aubecq aan de noordoostelijke kant en wel aan de grens van Flobecq, Everbeek en Ghoy; de oudst bekende vorm luidt: einde 12e e.: Albeke, waarop we ao 1219 Aubeke aantreffenGa naar voetnoot(10), een vorm die reeds op een beginnende romanisering wijst. In de daaropvolgende tijd ontmoeten we nog wel Aalbeke, maar dan in dietse bronnen zoals die van de in 1232 van Aubecq naar Oudenaarde overgebrachte cisterciënserinnenabdij Maagdendale, en dan nog naast de vorm Aubecq. Wel anders was de toestand aan de noordwestelijke rand van Flobecq. Daar immers bespeuren we, met uitzondering van Boudenghien, maar toch niet ver vandaan, de aanwezigheid van Vlamingen in de latere middeleeuwen. Boudenghien: aan de grens tussen Flobecq en Ellezelles, heeft in de 13e eeuw in dietse bronnen als equivalenten: 1272 bauderghem en 1291 boederghem (hospitaal Oudenaarde). De etymologie is te begrijpen uit *baldringahem, bij een persoonsnaam Balþahari en te vergelijken met Baldringen (in Duitsland), uit BalþaharingumGa naar voetnoot(11), waarop ook de geromaniseerde vormen als baudrenghien (1410 en later: Mariaule, o.c. s.v. boudenghien) teruggaan. Maar de romanisering is stellig oudGa naar voetnoot(12) en een Vlaamse vorm bestaat thans niet meer; de voorgestelde vertaling Boudergem berust op een reconstructie naar de 13e eeuwse vindplaatsen. In beide gevallen: Aubecq en Boudenghien hebben we te maken met vroege germaanse nederzettingen die vrijwel zeker al spoedig werden geromaniseerd en zulks zonder dat ze nog ooit de gelegenheid kregen om opnieuw een germaanstalige gedaante te krijgen. Dat gebeurde wel met Mont de Rhodes. Daarvoor wordt voor 1373 ă | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rhodes vermeld, voor 1410 Mont de Rhôdes. Dit is ongetwijfeld een rodenaam: ‘gerooid land (of bos)’, maar of Mont de Rhodes te Flobecq autochtoon is, blijft een open vraag. Het zou best kunnen dat de naam herinnert aan vroegere bezittingen van de heren van Rode (Schelderode)Ga naar voetnoot(13). Hoe dan ook, in de volksmond der Vlamingen leeft geen vorm Rodeberg of iets dergelijks, wel Modderodde, wat een fonetische aanpassing is van Mont de RhodesGa naar voetnoot(14). De Vlaamse vorm heeft dus een romaanse vorm als grondslag, en dat betekent dat vlak in de buurt van D'Hoppe, tussen D'Hoppe en de Liviere, net als op de Liviere zelf ([la]Louvière) de romaanstaligen al vroeg in het overwicht zijn geweest. Daarmee zijn we naar La Houppe - D'Hoppe gevoerd. De naam is vermoedelijk germaans, maar daarom is de germaanse vorm nog niet zonder meer primair. Inderdaad, het woord houppe (v) bestaat in het Frans o.m. in de betekenis van kruin van een boom en van ‘touffe’ in vrij algemene zin. Het is volgens sommigen ontleend aan het Frankisch huppo ‘bos, bosje, Fr. touffe’Ga naar voetnoot(15); volgens anderen is het een vervorming van Fr. huppe, volkslatijn upupa, klassiek latijn upupa, eerst hop (de vogel), later ook ‘touffe’Ga naar voetnoot(16). Aan de benaming Fr. huppe beantwoordt in het Mnl. hoppe, verwant met huppelen en verkort uit wedehoppe (Franck-Van Wijk, Etymologisch Wdb. s.v. hop), waar erop gewezen is dat Fr. huppe ook uit 't Germ. (en niet uit Lat. upupa) kan stammen. Aan hop, hoppe, de plantnaam moet hier wel niet worden gedacht, wel aan Zuidoostvlaams hoppe (uitspr. oppə), v. ‘hoopje gras dat in de weide uitsteekt; hoop bramen; struik die enigszins boven de grond uitsteekt’Ga naar voetnoot(17). Dat alles betekent dat achter D'Hoppe eerder het dietse hoppe schuilgaat dan het Frans houppe, later vertaald in het Fr. en > La Houppe, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TOPONYMISCHE KAART VAN FLOBECQ door A. MARIAULE (1948)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verklaring van de afkortingen en van de cijfers(C: afkorting van CAMP- CH: afkorting van CHAMP - CT: afkorting van COUTURE)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar ook dat het omgekeerde mogelijk blijft: primair Fr. houppe en pas achteraf vertaald in het Vl. tot de Hoppe. Bij gebrek aan voldoende oude gegevens is het moeilijk hier te beslissen, maar men moet bedenken, dat de betekenis van Fr. houppe = kruin, ‘touffe’ eerder jong kan zijn. De naam is trouwens ook die van een hoeve geweest. In geen geval mogen we op grond van het doublet D'Hoppe - La Houppe dadelijk historische conclusies willen trekken. Dat mogen we wel i.v.m. (le) Géron - Te Gruine. Thans is (le) Géron de naam van een riviertje en van een hoeve - de oude, vanaf de 12e e. tot het einde van het Ancien régime aan de abdij van Ename toebehorende hoeve - gelegen langs de weg van D'Hoppe over Puvinage naar Flobecq-centrum: een goed stuk binnenwaarts dus, maar toch op slechts ± 2 km. van de kerk van D'Hoppe en ook niet ver van Boudenghien. In de mond der Vlamingen van D'Hoppe luidt de naam van die hoeve ‘'t Hof te Gruine’, een vorm die een autochtoon Vlaamse klankontwikkeling veronderstelt. Het geval is buitengewoon interessant en van alle te Flobecq voorkomende doubletten verreweg het merkwaardigste. Het leert ons immers dat de plaats vroeg geromaniseerd was, maar ook dat er zich bijna even vroeg om niet te zeggen gelijktijdig germaanstaligen hebben gevestigd. Vermoedelijk werden de Vlamingen er pas in de latere middeleeuwen uit verdrongen. Ik geef hier de oudste vindplaatsen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het toponiem géron, giron komt ook elders in Wallonië (en Noord-Frankrijk) voor. Het beantwoordt aan het Ndl. geer, mnl. en dialektisch gêre ‘spits toelopend stuk (land)’. Bovendien is Fr. géron, giron ontleend aan het germ. gêro < gáizan bij gáiza ‘speer’ en met de betekenis ‘spits toelopend terrein’. Hetzelfde etymon zit ook in Frans giron ‘schoot’. Men vindt een plaats genoemd le giron te Neufvilles bij Soignies (zie Hand. Comm. Top. Dial. XI (1937), p. 135) = Culo ‘terre en forme d'angle’, en te Seilles (in 1937 losgemaakt van Couthuin): géron of Géront, w. Djèron (zie J. Herbillon, Toponymes Hesbignons, Hand. Comm. Top. Dial. XXXVI (1962), p. 111). Voor ghere, geer, de gheeren en afleidingen gheerkin, gheerquin e.a. zie men De Flou, Woordenboek der Toponymie, IV, p. 502 vlgg. en p. 514 vlgg. De Flou vermeldt ook (le) geron te Beuvrequen (ao 1305), le petit gheron of petit gheerquin te St.-Omaars (s.d.), in tegenstelling met de Grande Gheere, en, wat voor ons heel belangrijk is, te Noordpeene Den Geroen, een benaming voor zaailanden. Aldus hebben we de schakels gevonden om te Gruine te verklaren. Aan de etymologie valt niet te twijfelen: (le) Géron en te gruine gaan beide terug op het romaans gêro, een vroege ontlening aan het germaans, vgl. oudhoogduits gêro (< *gaizan), en wel op de casus obliquus: gerōnem. Het woord had in het romaans dezelfde verbuiging als enkele andere aan het germ. ontleende substantieven, type baro - barōnem (< ohd. baro) en in het Frans > baronGa naar voetnoot(18). Uit gerōnem zijn zowel géron (met ʒ-anlaut) en geroen, gruine (met zachte g-anlaut) te verklaren, wat natuurlijk maar mogelijk is als de dietse vorm zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigen levensweg is begonnen in de tijd dat gerōnem zelf nog zijn velare g had, d.w.z. vóór de assibilering in het romaans van g tot [ʒ]: geroen en g(e)ruin(e) kunnen wel begrepen worden uit gerōnem, niet uit [ʒerɔ̃]: was dat wel het geval geweest dan zou het Zuidoostvl. thans [zerɔ̃] of iets dergelijks hebben, en dat bestaat niet. We kunnen niet anders dan uitgaan van gerōnem, d.i. een germaans woord met een romaanse verbuiging, waarvoor alleen nog de assibilatie van de anlauts-g nodig was om het woord definitief een romaans uitzicht te geven. En we weten dat die assibilatie van g > ʒ in het picardisch in de 12e-13e eeuw zijn beslag had gekregen. In die tijd gebeurde ook de overgang van ō > ūGa naar voetnoot(19) en vormen als gerun, gherune hebben stellig al [u] in de tweede syllabe en vermoedelijk [ʒ] in de anlaut. De 13e eeuwse vormen giron hadden stellig [ʒ]. Th. Gossen, Petite Grammaire de l'Ancien PicardGa naar voetnoot(20), neemt p. 81 aan, dat vóór e en i germ. g (in picardische geschriften van de 13e e. g en gh gespeld) nog [g] kunnen voorstellen, maar meestal toch aan [ʒ] beantwoorden. Daarmee hebben we een chronologisch aanknopingspunt; een ander vinden we in de overgang van [u] > [y] in geroen [gəru:n] > [gəry:n]. Die overgang is dezelfde als die in andere rom. leenwoorden als: uniône(m) > ajuun (en later naar ajuin); - rom. ordône > orduun, arduun (later arduin); - lat. corôna > crune (later kruin): al deze woorden behoren tot onze oudste ontleningen aan het romaans. ‘Latere ontleende (eventueel nog mnl.) Franse woorden op -on vertonen ndl. -oen, bv. blazoen, fatsoen, meloen, pensioen, pompoen, seizoen, enz.’Ga naar voetnoot(21). M.a.w.: de ontwikkeling van rom. ô > /ū/ van de oudste laag gebeurde vóór de Vlaamse palatalisatie van /ū/ > /y/; de overgang rom. ô > /ū/ bleef /ū/ wanneer de ontlening plaats had nadat /ū/ tot /y/ in Vlaanderen gepalatiseerd was. En daar die palatisering gebeurde in de 12e eeuw (±, niet vroeger!) was de grondvorm gerūn (met accent op de tweede syllabe) al ± de 12e eeuw tot stand gekomen; pas korte tijd nadien of in dezelfde tijd werd die tot [γəry:n]. We krijgen dus: 1. als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
romaanse klankontwikkeling: gerōnem > geron (blijkens de uitgang -on//baron wel al in de 11e e.), maar misschien nog met g-anlaut en in de 12e-13e eeuw > géron met [ʒ]) uit g; 2. als ontwikkeling in het Diets: a) te Flobecq: 12e e.: gerōnem > geroen ([geru:n] of [γeru:n])?; in elk geval > [γeru:n] en spoedig ook > geruun; in dela te middeleeuwen, begin moderne periode: mee met Zovl. diftongering > geruin(e) > te Gruine; b) te Noordpeene: daar bleef de vorm steken op een ander taalstadium: wel ō > [u:]; maar de ū zelf niet naar [y:]. Dat alles betekent dat op de bewuste plaats zich de volgende gebeurtenissen moeten hebben voorgedaan. Al vroeg (10e e.) of zelfs iets vroeger vestigen de noordwaarts opdringende romanen zich op een plaats waar ze het toponiem geronem in het leven roepen, maar ze komen in contact met germaanssprekenden die de naam overnemen en hem volgens eigen fonetische wetten behandelen. Le Géron is dus een vroege romaanse vestiging, maar op een naad waarop twee taalgemeenschappen elkaar ontmoetten, op een grenslijn of in een gebied waarin Vlamingen nog vóór het midden van de 12e eeuw een wig drijven: een tweetalig gebied dus, dat nog lang tweetalig zal gebleven zijn. Tot datzelfde gebied behoorden ook D'Hoppe, de Pottelberg, Mont de Rhodes en misschien de Liviere (Louvière). Dit laatste is kennelijk van romaanse oorsprong: in 1195 wordt het toponiem vermeld als silva de louireGa naar voetnoot(22) en Liviere is misschien alleen een fonetische aanpassing aan het dialekt van de zuidoostvlaamse buren. Al mag die aanpassing oud zijn, het staat buiten kijf, dat de Lovire (Mariaule geeft voor 1168 ook lovaria en vermeldt als waalse uitspraak e l'ouvîre) op een vroege romaanse nederzetting wijst. Op de kaart kunnen we nu gemakkelijk het gebied afbakenen dat in de 12e e. nog - m.i. tengevolge van een vroegere vlaamse inwijking - tweetalig zal zijn geweest: de scheidingslijn loopt (van noord naar zuid-west) over de Chaussée Brunehault, buigt af in de richting van Boudenghien en klimt dan weer bijna loodrecht naar het noorden toe. Men kan hier gerust gewagen van een enklave. Maar die enklave stond in de 13e e. al opnieuw onder romaanse druk: tussen le géron en D'Hoppe wordt einde 13e e. al de hoeve le PaillartGa naar voetnoot(23) vermeld, terwijl | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook andere duidelijke tekens van romanisering in noordelijke richting aanwezig zijn: Mont de Rhodes (weer verdietst tot Modderodde) en vermoedelijk ook La Houppe. Kortom, na een tijd van bewegingen met wisselende kansen: sedert de 13e eeuw, een ‘Ausgleich’ in noordwaartse richting en ten gunste van het romaanstalige element. Op onze dagen blijft er van die vroegere enklave alleen nog D'Hoppe als vlaams gebied over. In hoever het stand houden van de vlaamssprekenden aldaar een gevolg is van een sterke inwijking van Vlamingen in de 19e e. heb ik niet kunnen nagaan, maar de insijpeling van Vlamingen vrij ver bezuiden D'Hoppe in de 11e-12e e., is door het toponiem Te Gruine geattesteerd. Na die tijd is het Vlaams er slechts langzaam teruggeweken. Maar zoveel gebied heeft het op de bewuste plaats toch weer niet prijsgegeven. De strook tussen Te Gruine en D'Hoppe is trouwens nauwelijks bewoond: men vindt er, met uitzondering van Le Paillart, alleen akkers, weiden en bossen. Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat Flobecq al sedert vele eeuwen romaans is, en derhalve een autochtoon romaanstalige gemeente, waarvoor Vlaamse straatnamen bezwaarlijk passen of helemaal niet te vinden zijn. Alleen aan de periferie heeft de romaanssprekende gemeenschap moeten afrekenen met dietse nederzettingen: aan de grens met Everbeek zonder, aan die met Brakel en Schorisse, met problemen. Voor het welzijn van de inwoners èn van Flobecq èn van D'Hoppe ware het goed geweest, indien D'Hoppe bij de laatste taalgrensregeling was terecht gekomen bij Vlaanderen. Het laatste zeg ik in mijn persoonlijke naam, niet in die van degenen die mij bij het verrichten van mijn onderzoek hebben geholpen.
Gent. M. Hoebeke. |
|