Naamkunde. Jaargang 3
(1971)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||
De autoweg als namengenerator.De autowegen zijn niet enkel maar snelle wegen voor auto's. Zij ontwikkelen zich zienderogen tot een steeds dichter net van wegen met gescheiden rijbanen, die elk twee tot drie rijstroken en een vluchtstrook hebben. Autowegkruisingen en T-aansluitingen worden steeds ingenieuzer en ruimer gebouwd, om de veiligheid en de snelle doorstroming te bevorderen; afritten en toeritten worden gemoderniseerd om het gevaar en de vertraging, die zij veroorzaken, zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast ontstaan allerlei voorzieningen langs de autowegen, zoals parkeerplaatsen, tankstations, wegrestaurants, de laatste al of niet met motelaccomodatie. Zij alle vormen vaste punten op de routes, en worden na kortere of langere tijd met een naam aangeduidGa naar voetnoot(1). In Duitsland, dat de gangmaker en nog steeds koploper van het Europese wegennet isGa naar voetnoot(2), worden deze namen systematisch gegeven, in Nederland nog slechts hier en daar. Een vroeg voorbeeld vormen de viaducten over de snelweg Arnhem-Nijmegen; recent zijn de namen van de parkeerplaatsen langs de weg Amersfoort-Zwolle. | |||||||||||||||||||||||||
1. Belang van de naamgeving.Het grote belang van naamgeving op en langs de autowegen behoeft nauwelijks betoog. Zij vergemakkelijken de oriëntering en het kaartlezen, wat gevaarlijke onzekerheid bij de bestuurders kan voorkomen. Ook het maken van afspraken, b.v. het verzamelen van naar een gezamelijk doel rijdende wagens, wordt er door vereenvoudigd. Verder kan gewezen worden op een psychologische factor: het is goed voor de mens, en dus voor de bestuurder, te weten waar hij is; een net van concrete namen geeft hem meer herkenning en een sterker gevoel van veiligheid dan een abstracte wereld van cijfers en nummers. Ten derde | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||
moet worden gedacht aan het toeristisch effect: bestaande of historische veldnamen worden vaak gebruikt voor o.a. parkeerplaatsen. Hierdoor wordt het ‘namenlandschap’, waarin men zich bevindt, zichtbaar. Zo b.v. langs de Autobahn Beek-Oberhausen (E 36), waar parkeerplaatsen liggen als Kattenhorst (niet Hoogduits Katzenhorst), Wittenhorst (niet Weissenhorst) en Elsholt (niet Erlenholz). Deze wijze van naamgeving is een prachtig voorbeeld van het samengaan van kultuurbehoud en efficiency. Wij zullen ons in dit artikel bepalen tot een overzicht van de bestaande toestand op het gebied van de naamgeving rond de autosnelwegen, daarbij steeds oog hebbend voor de in gang zijnde ontwikkelingen. | |||||||||||||||||||||||||
2. De namen van de autosnelwegen.De studie van de namen der wegen zelf valt uiteraard onder de wegnaamkunde of hodonymie. Bij de begripsbepaling sluiten wij ons aan bij de driedeling, die in het overleg binnen de verkeersinstanties steeds meer naar voren komt. Een autosnelweg moet kruisingsvrij zijn, gescheiden rijbanen, een middenbermbeveiliging en twee vluchtstroken bezitten. De tweede kategorie wordt gevormd door de autowegen; zij voldoen niet of nog niet aan deze eisen, maar zijn wel voor het autoverkeer gereserveerd. De derde groep vormen alle overige wegen. Wij bepalen ons in dit artikel tot de eerste kategorie. De autosnelwegen worden nog slechts bij uitzondering met namen aangeduid. Zo bezit Italië de Autostrada del Sole, de grote Noord-Zuid verbinding. In België heet de snelweg van Luik naar Antwerpren Boudewijnsnelweg. Door het Ruhrgebied loopt de nieuwe RuhrschnellwegGa naar voetnoot(3). Ook andere jonge Autobahnen worden met namen aangeduid: de Sauerland-Autobahn, de Bergstrasse-AutobahnGa naar voetnoot(4). In Nederland hoort men wel spreken van de Leidse baanGa naar voetnoot(5), de Flevoweg, de autosnelweg van Muiderberg door Zuid- en Oost-FlevolandGa naar voetnoot(6) en de IJssel- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||
weg (RW 48, Arnhem-Dieren)Ga naar voetnoot(7). De Keulseweg is een gemeentelijke snelweg, die, vooruitlopend op de E 39, het gereedgekomen deel daarvan (verkeersplein Kerensheide-Heerlen) verbindt met het klaverblad BocholtzGa naar voetnoot(8). Op analoge wijze is de Poot van Metz tot stand gekomen, die ten westen van Eindhoven de E 38 verbindt met de E 3Ga naar voetnoot(9). In ons land worden de snelwegen met nummers aangeduid; deze nummers worden vastgesteld in het Rijkswegenplan, dat regelmatig wordt herzien. Zij dragen geen letter, zoals elders gebruikelijk, maar worden aangeduid als b.v. ‘Rijksweg 12’. Daarnaast vindt men nog wel de oude N-nummering, hetgeen verwarrend werkt. In de ons omringende landen vindt men vaak een aparte letter om de autosnelwegen aan te duiden. Zo in Duitsland A (in tegenstelling tot de Bundesstrassen, die een B-nummer dragen)Ga naar voetnoot(10); in Frankrijk eveneens A (tegenover het N-net van de Routes Nationales)Ga naar voetnoot(11); in Engeland M, b.v. vanuit Londen M 1, M 2, M 3 enz.Ga naar voetnoot(12); in Italië A. Deze letters zijn afkortingen van de woorden Autobahn, Autoroute, Motorway en Autostrada. In Zwitserland hebben de (zeer jonge) autowegen een N-nummering: N 1 Bern-Zürich; N 2 Basel-HärkingenGa naar voetnoot(13). Voor de snelwegen, die de grote internationale verbindingen vormen of zullen gaan vormen, is in onderling overleg een Europa-nummering vastgesteld. Deze wegen worden aangeduid met E 1, E 2, E 3 enz. Het zou aanbeveling verdienen, in de nationale wegenplannen de E-nummering te laten prevaleren, d.w.z. bij het samenvallen van weggedeelten uit beide systemen het Rijkswegnummer te vervangen door het E-Nummer. Het zal ertoe bijdragen, dat alle verantwoordelijke instanties en plaatselijke of landelijke inspraakgroepen het Europese kader van het wegennet voor ogen blijft staan. Het internationaal belang is uiteindelijk ook een eminent nationaal belang. Een onderverdeling vinden wij b.v. voor Rijksweg 12 bij Oudenrijn; | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||
de wegbewijzering onderscheidt hier E 36 Oost en E 36 West. Het laatste stuk wordt voor dienstdoeleinden onderverdeeld in 12 W I (tot de Gouwebrug) en 12 W II (van de Gouwebrug tot het verkeersplein Oudenrijn). | |||||||||||||||||||||||||
3. Kunstwerken.Onder kunstwerken als hodologisch begrip verstaat men verkeersknooppunten, kruisingen, T-aansluitingen, op- en afritten, bruggen, viaducten, aquaducten, tunnels, duikers, syphons. Deze begrippen zijn onderling niet scherp begrensd; zo worden viaducten vaak ‘bruggen’ genoemd, hoewel deze term eigenlijk op een overgang over water betrekking heeftGa naar voetnoot(14). Een verkeersknooppunt telt meer dan 4 aan- en afvoerwegen; het is dus van hogere orde dan een kruising, die er 4 heeft. Niettemin wordt de term ook wel voor een kruising gebruikt, soms zelfs voor een T-aansluiting (‘verkeersknooppunt Ypenburg’). Gezien de formidabele problemen zal men een aansluiting van hoger orde dan een kruising zoveel mogelijk vermijden, b.v. door lineaire spreiding (Klaverblad Oudenrijn - Galecopperbrug - kruising Houten - klaverblad Lunetten). Een algemene term als verkeerscircuitGa naar voetnoot(15) (Zuidzijde Van Bienenoordbrug) herinnert teveel aan de rotonde, een gelijkvloerse noodoplossing, die via de stuiverGa naar voetnoot(16) naar een klaverbladGa naar voetnoot(17) evolueert. Wanneer een van de bladen te hoog belast dreigt te worden, treedt daarvoor een overfly in de plaats. Bij twee overflies ontstaat een turbine. Gebeurt dit voor alle bladen, dan spreekt men van een ster; ons eerste voorbeeld is de nog te bouwen Wassenaarse Ster. Het woord verkeersplein schijnt als algemene aanduiding goede kansen te hebben, hoewel ‘plein’ ook weer aan de nachtmerrie van het voormalige gelijkvloerse Oudenrijn herinnert. Rotonde wordt veelal gebruikt in het geval van aansluitingen met het plaatselijk verkeer (Rotonde de Berenkuil, in Utrecht-Oost; Stichtse Rotonde in AmersfoortGa naar voetnoot(18), meer officieel Verkeersplein Lichtenberg | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||
genoemd). Een verkeersplein oude stijl is b.v. Deil in de E 9, ook wel Beesd genoemd, vanwege de verwarring met de Deil in Wassenaar. | |||||||||||||||||||||||||
3.1 Autowegkruisingen.Het Duitse Autobahnsysteem heeft hiervoor één term doorgevoerd: Autobahnkreuz of kortweg KreuzGa naar voetnoot(19). Meestal zijn zij genoemd naar een nabijgelegen stad: Autobahnkreuz Nürnberg (E 5/E 6), Kreuz Leverkusen (E 36/E 73). Meer eigen karakter hebben de van de plaatsnamen afgeleide namen: Kamener Kreuz (E 4/E 12), Bremer Kreuz (E 35-E 71), Oberhausener Kreuz (E 3/E 36). Bij een ringsnelweg of vierkant om grote steden worden de verschillende verkeerspleinen vaak door toevoeging van de windstreken onderscheiden: Kreuz Köln Nord, Kreuz Köln West, Kreuz Köln Süd en de driesprong Autobahndreieck Köln Ost. Soms loopt de naam op de werkelijkheid vooruit: Autobahnkreuz Hamburg Ost (thans nog Dreieck!). Gezien de voortdurende reconstructies en de uitbouw in fasen lijkt het praktisch, voor Nederland de algemene term verkeersplein te gebruiken, die tevens voor de T-aansluitingen kan dienen. Ook in Oostenrijk heeft men de knoop doorgehakt, door alle onderlinge aansluitingen van autowegen Knoten te noemen: Knoten Salzburg, Knoten Linz, Knoten Steinhäusl, Knoten Vösendorf (alle tussen Salzburg en Wenen). De bestaande Nederlandse lijsten voor dienstgebruikGa naar voetnoot(20) kennen reeds een groot aantal bestaande of ontworpen verkeerspleinen als Oudenrijn, Princenhage, Rijnsweerd (Utrecht), Ypenburg, Valburg, Hoevelaken, Heerenveen, Huis ter Heide (Zeist), St. Joost, Kleinpolderplein (Rotterdam). Zij worden in de regel genoemd naar de meest nabijgelegen plaats, soms dragen zij een polder- of veldnaamGa naar voetnoot(21). Als een autosnelweg zonder de vering van een ringsnelweg op een stad stuit, ontstaan vaak grote verkeerstechnische problemen (Amsterdam!). Om hieraan tegemoet te komen, moeten speciale kunstwerken gebouwd worden, die de verkeersstromen kruisingsvrij verdelen; in Duitsland spreekt men in dit geval van een Verteiler of Verteilerkreis; de Autobahn van het Kreuz Wiesbaden eindigt vóór de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||
stad in de Verteilerkreis Wiesbaden; bij Bremen ligt de Verteilerkreis Bremen-Nord; de Bonner Verteilerkreis vormde het begin van de oudste Duitse Autobahn (Keulen-Bonn)Ga naar voetnoot(22). | |||||||||||||||||||||||||
3.2 T-aansluitingen of driesprongen.Voor deze kunstwerken is in Oost-Duitsland de term Abzweig in zwang: Bautzener Abzweig (E 15/E 63), Zwickauer Abzweig (E 62/E 63), Avus Abzweig (genoemd naar de Avus-Bahn bij Berlijn), Leipziger Abzweig (E 6/E 8), Spreewald Abzweig (E 15/E 22, genoemd naar het Spreewald). De meeste namen zijn genitief-verbindingen. In de Bondsrepubliek is Dreieck gebruikelijk; een van de vele gevallen, waarin het taalgebruik van Oost en West als gevolg van de politieke scheiding uit elkaar groeit. In West-Berlijn heet de T-aansluiting bij het einde van de Avus-Bahn, als eenling tussen alle Oostduitse Abzweige naar ‘Westers’ model Autobahn-Dreieck Funkturm. De Westduitse Dreiecke heten als regel naar steden: Autobahndreieck Viernheim (E 4/E 12), Autobahndreieck Mannheim (E 4, wordt uitgebouwd tot een Kreuz, door de aanleg van een Autobahn naar Heilbronn, via het Walldorfer Kreuz). Ook de korte vorm Dreieck komt voor: Dreieck Biebelried (E 5); deze vorm overheerst bij de genitivische namen: Dernbacher Dreieck (E 5), Horster Dreieck (E 8/E 35). Het Autobahndreieck Inntal, bij Rosenheim, is naar het aldaar uitmondende Inntal genoemd. Geheel uit de Westduitse toon valt de Abzweig Wiesbaden/Mainz, ten zuiden van Rüsselsheim. Trouwens ook Oost-Duitsland verpraat zich een keer: bij Schleiz ligt een Schleizer Dreieck, ook al is er maar één Autobahn, nl. de E 6Ga naar voetnoot(23). In Nederland komen nog maar weinig T-aansluitingen of driesprongen voor; wil men hiervoor een aparte aanduiding gebruiken, dan is driesprong een duidelijke en echt Nederlandse term. | |||||||||||||||||||||||||
3.3 Op- en afritten.Deze groep van kunstwerken dient tot aansluiting van de autoweg aan het secundaire (vroeger primaire) wegennet. In bijna alle gevallen gaat het om een kruispunt van de jonge autoweg met een sinds lang bestaande hoofdweg van het oude net. In Duitsland heet een dergelijk | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||
punt Anschlussstelle. Het wordt soms aangeduid met de naam van een nabijgelegen plaats, in de regel echter wordt het genoemd naar de ter weerszijden dichtstbijzijnde plaats van enige betekenis. Langs de E 36 vinden wij op Duits gebied: Elten; Emmerich; Bocholt/Rees; Wesel/Bocholt; Wesel/Borken; Hünxe (met Rasthof). Bij meerdere aansluitingen op één grote stad worden vaak de windstreken toegevoegd, b.v. Dinslaken Nord, Dinslaken Süd; soms daartussen nog Mitte: Kaiserslautern West, K.-Mitte, K.-Ost. In andere gevallen wordt de naam van een voorstad of stadsdeel toegevoegd: Duisburg-Hamborn, Duisburg-Kaiserberg, Duisburg-Wedau. De verbinding van beide systemen levert in Oost-Duitsland drieledige namen op: Erfurt-West/Waltersleben naast Erfurt-Ost/Klettbach. Ook komen beide wijzen van naamgeving rond één stad voor: Dresden-Nord, Dresden Wilder Mann, Dresden Neustadt, Dresden Altstadt. In Oost-Duitsland maakt men soms ook namen met onderscheidende toevoeging, als er maar één aansluiting is: Bautzen-West; Lübbenau-West. Naamgeving naar het type van de aansluiting komt niet voor. In het Nederlandse vakjargon spreekt men wel van een linksaffer, een Haarlemmermeer of een StaphorsterGa naar voetnoot(24); zij dienen hoogstens als voorlopige voorzieningen bij lage verkeersintensiteit maar horen op een echte snelweg niet thuis. De Nederlandse aansluitingen heten gewoonlijk afslag, afrit, oprit, toerit. Het woord uitrit, eigenlijk een uitweg van een boerderij, zandafgraving e.d., wint veld door de steun van de bordjes Uit; deze zijn eigenlijk in strijd met het Nederlandse taaleigen, maar tussen Out en Ausfahrt zijn ze wel duidelijker dan Af, waar geen hond op afslaat. Door de bermbeveiliging wordt de term trouwens wel wat beter: de automobilist heeft daardoor het gevoel gekregen, ergens ‘uit’ te rijden, en niet ergens ‘af’. Niettemin is voor autowegaansluitingen afrit het meest gebruikelijk: Afrit MaarsbergenGa naar voetnoot(25), Afrit de Klomp, Afrit Bodegraven. Soms dient de naam van het viaduct ter plaatse ter aanduiding van het betreffende punt. | |||||||||||||||||||||||||
3.4 Viaducten.Een viaduct is een ‘brug over een weg’. Zij heten in Duitsland ‘Brücke’, b.v. Gute Hoffnungsbrücke, over de E 3/E 36 in Oberhausen, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||
ongetwijfeld genoemd naar de mijn Gute Hoffnungshütte. Zij worden bij ons gewoonlijk genoemd naar de kruisende weg: Viaduct Allersteeg (Putten), Viaduct Amstelweg (Amsterdam), Viaduct Beekseweg (Zevenaar), Viaduct Bovenheigraaf (oorspronkelijk een waternaam, daarna wegnaam, Oldebroek), Viaduct Eerste Tochtweg (Nieuwerkerk a/d IJssel). De viaducten over de weg Arnhem-Nijmegen heten Eldensebrug, Rijkerswoerdsebrug, Ressense brug enz. Een aquaduct over een snelweg bezitten wij bij Burgerveen, waar de Ringvaart van de Haarlemmermeer over de weg loopt; een uniek kunstwerk: vanuit het Zuiden gezien een tunnel, maar vanuit het Noorden een aquaduct. De naamgeving van de viaducten krijgt meer betekenis, nu de wegen van lagere rang steeds meer over de snelweg geleid worden, en niet de autoweg over de oude weg, zoals b.v. in de oudste gedeelten van de E 36 het geval is. De naam kan opvallend, maar niet storend op de zijkant van het viaduct, boven de rijbaan worden aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||
3.5 Bruggen.Talrijk zijn de bruggen in de snelwegen van ons waterrijke land. Ze dragen meestal plaatselijk reeds bestaande namen: de Van Brienenoordbrug (landgoed Van Brienenoord), ook wel kortweg Brienenoordbrug genoemdGa naar voetnoot(26); de Galecopperbrug, naar de polder Galecop bij Utrecht; de Moerdijkbrug bij Moerdijk, de Zeelandbrug vormt de hoofdverkeersader voor Zeeland; de Prins Bernhardbrug in Tiel zet de oude traditie voort, kunstwerken naar vorstelijke of uit anderen hoofde illustere personen te noemen. Veel bruggen ontlenen hun naam aan het betreffende water: Haringvlietbrug, Ketelbrug (Flevoweg, over het Ketelmeer). Het ‘westelijke’ namentype vinden wij in Brug Hoogveense Vaart (Zoeterwoude), Brug Molentocht (Monnikendam), Brug Uitgeestermeer (Uitgeest). Naar het oude IJsselveer is de Brug Katerveer bij Zwolle genoemd, de Tweemolentjesbrug past uitstekend bij Delft, de Brug Stinkevuil bij Monnikendam bewijst wel, dat vervuiling van het oppervlaktewater al een oud probleem is. Het is zeer prettig, dat de ANWB bij de bruggen bordjes plaatst, die de naam van het betreffende water boven golflijntjes (geen praatjes maar plaatjes!) aangeeft. Misschien komen er nog eens borden bij de oprit met de naam van de brug, als deze tenminste de moeite waard is, en daardoor een belangrijk oriënteringspunt vormt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||
3.6 Tunnels.Voor deze kunstwerken denken wij in de eerste plaats aan de Alpen. Een kleine eeuw na de grote spoorwegtunnels is hier de bouw van autotunnels op gang gekomen. De belangrijkste zijn wel de Tunnel du Mont Blanc, Tunnel du Grand St. Bernard, de Gotthardtunnel, de San Bernhardino Tunnel, de Felber Tauerntunnel. Zij worden meestal genoemd naar de pas die zij afsnijden. De talloze galleria's in de Italiaanse autowegen, die de Apennijnen oversteken, dragen alle een naam, die met de lengte in meters op borden is aangegeven. In de Lage Landen gaan de tunnels niet hoog door de bergen, maar laag onder rivieren door. Antwerpen bezit zijn oude Scheldetunnel en de nieuwe Kennedytunnel, die de E 3 onder de Schelde door leidt. Nederland bouwt vooral in de Randstad grote tunnels voor autosnelwegen of stedelijke hoofdaders van gelijke allure. Onder het IJ en het Noordzeekanaal lopen de IJ-tunnel, de Coentunnel (naar de Coenhaven genoemd), de Velser-tunnel. Onder Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg in Rotterdam kwam in de dertiger jaren de Maastunnel gereden; ten westen daarvan de moderne Beneluxtunnel. Voor de hoogst belangrijke vaste oeververbinding over de Westerschelde bestaan uiteenlopende plannen: brug, tunnel of een combinatie van beide. Een bizondere functie heeft de Schipholtunnel, die een autosnelweg onder een startbaan door leidt. | |||||||||||||||||||||||||
3.7 Veren.Veren zijn soms een noodzakelijk kwaad in de grote autowegen. Zij worden steeds meer vervangen door bruggen of tunnels. Hun naam is meestal samengesteld uit de namen van de aanlegplaatsen. In de E 3 liggen nog de veren Puttgarden-Rødby en Helsingborg-Hälsingör. Aan de brug over de Bosporus wordt reeds gewerkt; voor het Nauw van Calais en de Straat van Gibraltar nemen de eeuwenoude utopistische plannen steeds vaster vorm aan; ook hier zullen de veren binnen enkele decennia tot het verleden behoren. | |||||||||||||||||||||||||
4.0 Service-eenheden.Langs de autowegen zijn service-eenheden van uiteenlopende aard gevestigd, die wij achtereenvolgens zullen bespreken. Soms zijn de grenzen tussen de typen niet scherp (b.v. Raststätte/Rasthof). Zij dragen hoofdzakelijk lokale aardrijkskundige namen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||
4.1 Politieposten.Langs de Autobahnen wordt met behulp van de borden Polizei, met de afstand in kilometers, verwezen naar de volgende post van de Autobahnpolizei. In Nederland kennen wij nog slechts kort een eigen autosnelwegpolitie, die zich in enkele jaren ontwikkeld heeft tot een onmisbaar service-apparaat. De hier verzamelde know-how, met name op het gebied van de verkeersgeleiding is van onschatbare waarde. De groei is zo snel verlopen, dat de wettelijke voorzieningen ver achterbleven; er zijn nog veel oude territoriale bevoegdheidsregelingen, die de efficiency van de autowegpolitie verlagen. De centrale post Verkeers- en alarmcentrale Algemene Verkeersdienst Rijkspolitie is gelegen in Driebergen, bij het Utrechtse stelsel van kunstwerken, dat het hart van het Nederlandse autowegsysteem vormt. Regionale steunpunten, behalve een eerste aanzet in Grathem, zijn er nog niet; zij moeten wachten op beleidsbeslissingen op departementaal (en interdepartementaal!) niveau. Het zou practisch zijn, deze posten lokaal te combineren met de nog te bespreken ANWB-Wegenwachtstations. Hierdoor wordt de coördinatie vergemakkelijkt en soms ook het aantal uitritten beperkt. Er bestaan reeds uitgewerkte plannen voor het service-centrum Planken Wambuis. | |||||||||||||||||||||||||
4.2 Wegonderhoudsposten Rijkswaterstaat.Deze vormen ongetwijfeld de oudste voorziening. In Amsterdam lag tot 1856 de Stads Steenwerf op het Straatmakerseiland tussen Vijzelgracht, Lijnbaansgracht en Nieuwe LooiersslootGa naar voetnoot(27). Voor de rijkswegen werkt een organisatie van kantonniers, die ieder voor een bepaald wegvak verantwoordelijkheid dragen. Langs de autosnelwegen zijn steunpunten van hogere orde nodig. Een ontwikkeld net van deze posten, zoals de Autobahnmeistereien in Duitsland vormen, bezitten wij nog niet. Wel is er sedert 1967/1968 als proef de Dienstkring Autosnelwegen Rijkswaterstaat van het Arrondissement Utrecht I, gevestigd in Nieuwegein bij Jutfaas. De verdere uitbouw wordt bestudeerd door een Commissie Steunpunten. Ook deze steunpunten zouden over het algemeen het best bij de wegenwachtstations gelokaliseerd kunnen worden, alweer ter vergemakkelijking van coordinatie en latere integratie in een hoger allround service-systeem. Ook hier wachten nog talrijke bevoegdheidskwesties op een oplossing. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||
4.3 Wegenwachtstations.Deze dienen als ‘thuishaven’ voor de patrouillerende wegenwachten en als centrum voor het praatpalennet van het betrokken rayon. Per 1 sept. 1971 zijn er in Nederland 15 wegenwachtstations; met uitzondering van Amsterdam en Leende liggen zij centraal in hun servicegebied. Zij dragen over het algemeen namen van nabijgelegen steden of dorpen, tweemaal komt een dubbele naam voor (St.-Joost-Maasbracht, Pauwmolen-Delft), éénmaal een bosnaam (Planken Wambuis), éénmaal een brugnaam (Zeelandbrug)Ga naar voetnoot(28). De voor de wegenwachtstations toegepaste naamgeving voldoet uitstekend aan het kriterium van snelle landelijke oriëntatie; de weggebruiker ‘voelt’ waar de namen thuishoren. | |||||||||||||||||||||||||
4.4 Motels en wegrestaurants.Deze worden langs de autoweg met een R aangeduid, als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, o.a. moeten zij dag en nacht geopend zijn. Zij hebben soms mogelijkheden voor overnachtingen of z.g. Siesta-Räume. De terminologie is zeer vloeiend. In Duitsland worden Rasthof, Rasthaus, Raststätte, minder Autohotel en Motel gebruiktGa naar voetnoot(29); in Nederland overwegen de aanduidingen Motel en Restaurant. De Duitse namen zijn meestal gegeven naar nabijgelegen plaatsen: Rasthof Hünxe (E 36), Rasthof Baden-Baden, Rasthof Bruchsal. Maar ook namen van kastelen, bossen, meren, rivieren, dalen en landschappen komen voor: Raststätte Schloss Ahrensberg (E 3), Raststätte Urbacher Wald, Raststätte Spessart (E 5), Raststätte Anwaldsee, (E 6), Raststätte Trave (E 4), Raststätte Allertal (E 3), Rasthof Breisgau. In Nederland overweegt eveneens de plaatsnaam: Motel Arnhem, Motel Maarsbergen, Motel Amsterdam. Fantasienamen als Motoresto (Bunnik) en Euromotel (Amsterdam) zijn zeldzaam. Euromotel Limburg (E 9) verbindt de fantasienaam met de provincienaam. Alleen de provincienaam draagt Motel Brabant (E 37), een waternaam komt voor in Motel Zwarte waterGa naar voetnoot(30). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||
Een weinig toe te juichen systeem is het gebruik van één naam voor alle etablissementen van één onderneming: Restaurant Borel (twee keer aan de autoweg van Lille naar Parijs), Albert's Corner op verschillende plaatsen in Nederland. Door de toenemende vorming van chains, al of niet op basis van franchising, dreigt de onduidelijkheid toe te nemen. Het is begrijpelijk, dat men niet graag van de publiciteitswaarde van de gemeenschappelijke naam afziet. Een toegevoegde naam brengt dan uitkomst: Postiljon Motel Haren, Postiljon Motel Arnhem enz. Snackbars e.d. langs de autowegen vormen de typologische overgang naar de nu te bespreken parkeerplaatsen. | |||||||||||||||||||||||||
4.5 Parkeerplaatsen.Nog lang niet alle parkeerplaatsen hebben een naam. Langs sommige trajecten is de naamgeving compleet, langs andere zijn alle parkeerplaatsen anoniem. Uit het materiaal blijkt een grote voorliefde voor veldnamen. Zij zijn inderdaad voor dit doel bizonder geschikt, op grond van de in de inleiding genoemde factoren. Aan het wegvak van van de E 36, tussen Beek-Elten en Oberhausen komen de volgende namen voor:
Links:
Rechts:
Eenzelfde beeld vertoont de naamgeving van de E 36 tussen Ede en Beek-Elten:
Links:
Rechts:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||
Ten Westen van Ede hebben de (schaarse!) parkeerplaatsen nog geen namen. Een volledige reeks vinden wij verder langs de E 35, wegvak Verkeersplein Hoevelaken-Zwolle.
Links:
Rechts:
Ook hier dus overwegend namen van terreinen, bossen, landgoederen, kastelen e.d. Het verdient aanbeveling bij de planning van parkeerplaatsen tevens de naamgeving te verzorgen, en de nodige bewijzering aan te brengen. Thans staan de naamborden veelal zó, dat ze van de weg af niet of nauwelijks zichtbaar zijn. Het lijkt inderdaad niet veilig, deze aan de toerit bij de weg te plaatsen, om plotseling remmen te voorkomen. Dit bezwaar kan worden ondervangen door op de vóórwaarschuwingsborden de naam van de betrokken parkeerplaats te vermelden, zodat de weggebruiker georiënteerd is en tijdig kan uitvoegen. De voorzieningen op de parkeerplaatsen bestaan uit banken en tafels, afvalemmers of -containers, soms een telefooncel, een EHBO-kastje. Op één plaats is zelfs een toilet verschenenGa naar voetnoot(31), een novum voor Nederland; tot dusver hadden immers alleen buitenlanders behoefte aan openbare toiletten. | |||||||||||||||||||||||||
4.6 Tankstations.De oudere, weinig toepasselijke naam benzinestations, maakt meer en meer plaats voor het meer algemene (en internationale)woord tankstation. ‘Losse’ tankstations komen in Duitsland weinig voor, de afstanden tussen de tankgelegenheden zijn daar ook belangrijk groter dan bij ons. Een veldnaam dragen de Tankstellen Eichengrund (B 37), Im Mersch (B 37); naar een afrit heten Langwedel-Daverden (B 57) en Hannover-Buchholz (E 3). In Nederland ontbreekt voor deze voorzieningen nog een vastgelegd systeem van namen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||
Wij zijn aan het einde van deze voorlopige beschouwing gekomen. Moge het hier gegeven overzicht en de daarbij ontwikkelde gedachten ertoe bijdragen, dat het aspect van de naamgeving reeds bij de planning van wegen, kunstwerken en voorzieningen meer systematisch aandacht zal krijgen. Voor naamkundige adviezen bestaat er een officiële instelling, namelijk het Bureau voor Naamkunde van de Kon. Ned. Akademie voor WetenschappenGa naar voetnoot(32), dat o.a. over uitgebreide verzamelingen van veldnamen beschikt. Voor België is het Instituut voor NaamkundeGa naar voetnoot(33) te Leuven de aangewezen instantie.
Zeist. J.A. Huisman |
|