Naamkunde. Jaargang 2
(1970)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
NoodnamenOnder de vele soorten van namen is de ‘noodnaam’ niet al te bekend, dunkt mij. Ik werd ermee gekonfronteerd in het weekblad Hervormd Nederland van 20 september 1969, waar op bladzijde 17 onder het opschrift: Noodnaam in een artikel van de hand van Jan Hekhuis, getiteld: ‘Te gast bij primitieven’ en handelend over een tentoonstelling te Brugge van een unieke verzameling schilderijen van Vlaamse schilders uit de vijftiende en zestiende eeuw onder het motto ‘Anonieme Vlaamse primitieven’ vermeld wordt dat men in twaalf ruime zalen gekonfronteerd wordt met twintig onbekende Vlaamse primitieven, vertegenwoordigd door zowat honderdveertig van hun werken. ‘Elk van deze anonieme meesters kreeg een noodnaam, gelijkluidend met de voorstelling, datum of bewaarplaats van een belangrijk schilderij’. Door kunsthistorici is gepoogd door nauwkeurige stijlvergelijking die panelen die kwa stijl en karakter overeenkomsten laten zien bijeen te plaatsen. Onder de volgende namen zijn de opera nu bij elkaar gebracht: Meester van de Ursulalegende; Meester van de Lucialegende; Meester van het Heilig bloed; Meester van de H. Augustinus; Meester van de Brugse passietaferelen; Meester van het geborduurde loofwerk; Meester van Sinte Goedele; etc. WNT IX, kol. 2080 (1913) kent ‘noodnaam’ (nog) niet, Koenen-Endelpols-Naarding 25 (1960) behandelt het evenmin. Daarentegen vindt men het wel in Van Dale8 (1961), alwaar de verklaring luidt: ‘naam waarmede men een kunstenaar aanduidt wiens familienaam onbekend is’, met een citaat: ‘de naam is veelal ontleend aan een van de werken van de kunstenaar’, met als voorbeeld: ‘de meester van de werken van de virgo inter virgines’. Het wil mij voorkomen, dat het eerstaangehaalde gebruik is gelijk te stellen met het daarna geciteerde. Dit blijkt uit de door de schrijver van het artikel en de auteur van het woordenboek gegeven voorbeelden. Het woord ‘noodnaam’ was ik niet eerder tegengekomen: in 1913 was het in elk geval niet gekreëerd, want dat is het natuurlijk, als normale woordvorming. Wanneer dat is geweest, zou kunnen blijken uit vorige drukken van Van DaleGa naar voetnoot(1).
Zeist. G.J. Uitman |
|