Naamkunde. Jaargang 2
(1970)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
De suizende R in enkele westbrabantse plaatsnamen.Sedert de studies van Weijnen en laatstelijk van De BontGa naar voetnoot(1) is het verschijnsel van de z.g. suizende r - de typische uitspraak van de r die de combinaties rr, rn en rl in inlaut meestal als rz en in auslaut als rs doet klinken - genoegzaam bekend. Het verschijnsel is vooral kenmerkend voor de Meierij. De Bont merkt op dat de gevallen ervan in westwaartse richting zeldzamer worden; Weijnen trof de suizende r in Gilze als meest westwaarts door hem genoemde plaats aan. Als dialectverschijnsel heeft deze r uiteraard weinig kans in de geschreven taal tot uiting te komen. Men moet haar in de gesproken taal beluisteren. Maar voor het verleden is dit niet mogelijk en zijn we hoofdzakelijk op geconserveerde taalresten in de vorm van plaatsnamen aangewezen, al blijkt ook daar vaak een min of meer officiele schrijftraditie de dialectuitspraak naar de achtergrond te dringen. Weijnen merkt op dat het in de Meierijse toponymie wemelt van namen met suizende r, als oudste voorbeeld waarvan hij Die Dorse voor een vlakte bij Deurne in 1462 vermeldt terwijl voor Deurne zelf in 1642 de vorm Dorsen voorkomtGa naar voetnoot(2). In West-Brabant komen enkele plaatsnamen voor die totnutoe moeilijk verklaarbaar waren maar waarin het aannemen van een suizende r een meer zinvolle verklaring mogelijk maakt, die bovendien kan steunen op paralellen in het hoofdverspreidingsgebied van de suizende r meer oostwaarts. Het eerste geval is Dorst, een dorp ten oosten van Breda en onder de gemeente Oosterhout, in 1324 vermeld als te DorsteGa naar voetnoot(3) De zojuist vermelde vormen Die Dorse en Dorsen, en misschien ook Dorshout bij Vechel, hebben in het dialect van Kempenland een tegenhanger in het door De Bont t.a.p. vermelde ‘dorsknater’ voor doornkneuter. Dorst zal dan teruggaan op *doornt of *dornt, waarin | |
[pagina 182]
| |
aan do(o)rn het bekende suffix t dat van boomnamen collectiva vormt zal zijn toegevoegd, dan wel eventueel de paragogische t die ook in West-Brabant achter zoveel plaatsnamen wordt gezet. Men vergelijke voor de wijze van vorming zowel te dorne als te dornt, in 1359 onder het even over de Belgische grens gelegen Brecht vermeldGa naar voetnoot(4). Een tweede geval hebben we wel in Burgst, de naam van een door de eeuwen heen als hertogelijke enclave in het Bredase gebied gelegen bezitting ten noordwesten van Breda, nu onder de gemeente Prinsenbeek (het vroegere Prinsenhage). De toevoeging van -st aan burg maakt van deze naam een moeilijk verklaarbaar geheel. De oudste vorm die we van Burgst hebben is, voorzover mij bekend, van 1265 en luidt BorstGa naar voetnoot(5). De g en ch, die in opeenvolgende jongere vormen steeds voorkomen, zijn verklaarbaar zowel door associatie met ‘burg’ waartoe het karakter van deze bezititng gemakkelijk aanleiding kon geven, als door de in deze streek heersende zachte uitspraak van de g, die aldus gemakkelijk kon uitvallen en daarom anderzijds ook gemakkelijk hypercorrect kon worden geplaatst. Naast de reeds eerder medegedeelde gevallen van deze zachte g kan nog worden gewezen op Steenberschen moer 1380 voor Steenbergse Moer onder het naburige TerheidenGa naar voetnoot(6). Dit Borst uit 1265 roept twee naamgenoten in gedachten. Enerzijds is er Burst in Oost-Vlaanderen ten westen van Aalst, in 1223 Borst (met oudere vormen: Bursitia 825, Borsta 1096-1100, Burst 1170, Bursta ± 1177 enz., Burste 1219) met in de nabijheid Borsbeek (Bursitbace 825, Bursbeke 1010, Borsbeke begin XIIIe eeuw), een naam die ook in de omgeving van Antwerpen terugkeertGa naar voetnoot(7). Anderzijds, en dichter bij huis, hebben we de naam Aardborst ten noorden van Vessem. Voor Burst in Oost-Vlaanderen zocht Mansion (Voornaamste Bestanddeelen p. 25) aansluiting bij een woord bors-, burs- dat ‘stekelharen van dieren’ en ‘dicht kreupelhout’ zou hebben betekend. Carnoy, zowel in zijn ‘Origines des noms des communes de Belgique’ s.v. Borsbeek, Borsbeke en Burst, als in Mededelingen XXVII (1951) p. 49-51, herleidt deze, en andere, namen met bors- eveneens tot een | |
[pagina 183]
| |
woord dat kreupelhout moet hebben betekend. C. Tavernier-Vereecken toont zich in haar ‘Gentse Naamkunde van ca. 1000 tot 1253’, p. 368-369 door deze hypothesen echter niet overtuigd en is eer geneigd in Burst en Borsbeek een onverklaarde waternaam te zien. Het tweede element van Den Aardborst, eertijds een ven ten noorden van Vessem, wordt door De Bont (Dialect van Kempenland, III, p. 128-129) potentieel opgevat als verband te houden met barst waardoor de naam zoveel als ‘aardbreuk, aardkloof’ zou betekenen. Of het woord aarde in deze, geologische, zin in het dialect van Kempenland voorkwam of voorkomt, heb ik in deel II van De Bont's werk niet kunnen vaststellen, maar ik vraag mij af of in de naam Aardborst niet eer het woord èèrd zit zoals dat in West-Brabant voorkomt in èèrdhoop, een hoop met plantenafval en dgl. die men laat rotten en als strooisel of mest gebruikt(e). J. Goossenaerts geeft in ‘De taal van en om het landbouwbedrijf in het noordwesten van de Kempen’, p. 19 s.v. aarde 3 en 4 dezelfde betekenis. Ik neig hiertoe te meer omdat het, gezien de samenstelling met brand, toch wel ditzelfde aard zal zijn dat zit in namen als den Aardbrand, een akker te Wintelre, den Ärdsbrant, een voormalig ven in de hei te Oerle, en den Esbrand (uit Erdsbrand), een voormalig ven te Dommelen (alle vermeld bij De Bont, II, p. 44 en III, p. 129, 149). Hieraan is nog toe te voegen het Aardbrandsven bij Budel. We hebben deze zelfde naam verder in den Ertbrand bij Putte (Antw.), waarvan De Bont, p. 44 voor 1581 de vorm den Eertbrant geeft, en onder Roosendaal: uten aerbrande, uten aertbrande 1415, uuten eertbrandt 1471, den Aertbrant 1707, thans uitgesproken ‘den esbrant’Ga naar voetnoot(8). Waar weleer bornen naast branden voorkwam, lijkt het mij dat we een variant van deze namen zullen hebben in de Erntborn 1412 te Tilburg, aenden erndborn 1699 onder Alphen (Vijfhuizen) en in deertborninge 1498 te Wuustwezel (Antw.), terwijl misschien de streeknaam Borsingen ten zuiden van Boxtel eveneens op borningen zou | |
[pagina 184]
| |
kunnen teruggaanGa naar voetnoot(9). En dan kan men zich afvragen of de naam Aardborst niet een variant met suizende r van *aardbornt zal zijn, en of Borst onder Prinsenbeek niet uit *bornt zal zijn ontstaan. Dit bornt kan dan een nevenvorm van brand zijn geweest. Enige steun daarvoor kan men misschien vinden in het feit dat nabij Burgst (onder Overveld) in 1725 nog het toponiem de Branden voorkomt, terwijl Brand ook elders in West-Brabant als veldnaam niet zeldzaam is. Voorts vinden we bijv. onder Wouw en Roosendaal namen als Verbernde Blok, Verbernde Maden, Verbrand Veld en dgl. Maar nu komen anderzijds in West-Brabant namen voor als de Bornemeer 1484 (te Sprundel) en Bornenbeempt 1634 (te Zundert), en termen als bornepit 1442 (te Steenbergen) en bornput 1490 (te Zundert). Born lijkt in dit soort namen eer de zin van ‘bron’, waarvan het als variant ook elders voorkomt, te hebben, en die zou ook beter passen bij de al eer genoemde Belgische namen met bors- dan die van brand. Nu wil de ironie echter dat de Bornemeer van 1484 wel identiek moet zijn met aende verbornde meer 1707, terwijl in 1415 (te Breda?) sprake is van teghen sneepaerts poel over diemen nu heyt den brantputGa naar voetnoot(10). Moeten we in Bornemeer en bornput dan toch born in de zin van brand zien, of is het denkbaar dat bij de overgang van born naar brand ook die born-namen zijn meegenomen waarin born oorspronkelijk niet de betekenis had van brand maar van bron? Al met al is, ook al zullen we in Borst een suizende r mogen aannemen, moeilijk uit te maken of we voor oorspronkelijk born in deze naam de betekenis ‘brand’ dan wel ‘bron’ zullen moeten aannemen. Wat de bovengenoemde Belgische bors-namen betreft zou herkomst uit born betekenen dat de suizende r oorspronkelijk veel verder westwaarts zou zijn voorgekomen dan thans uit de levende taal bekend is. In dit verband kan worden verwezen naar wat Weijnen in zijn Nederlandse Dialectkunde (2de dr.), p. 251 zegt over de mogelijkheid | |
[pagina 185]
| |
van een veel groter verbreidheid van de suizende r in het verleden, tot in Vlaanderen toe. In die Belgische namen hoeft born-bors niet de betekenis van ons hedendaags bron te hebben gehad, maar meer waarschijnlijk die van waterloop, zoals De Bont ook voor Midden-Brabants Beerze veronderstelt. Tenslotte vermeld ik hier nog de naam de Borskens, op de moderne kaart voorkomend in de hei ten westen van Baarle-Nassau waar in de naaste omgeving op oudere kaarten nog enkele vennen staan getekend. In de mij toegankelijke litteratuur heb ik daarvan geen oudere vermeldingen gevonden, maar het is mogelijk dat aan deze naam een oorspronkelijk *bornkens ten grondslag ligt.
Teheran (Iran). J.B. van Loon |
|