| |
| |
| |
De namen op ‘dam’ in Twente.
In ons waterrijke land zijn plaatsnamen met het element ‘dam’ heel gewoon; zij trekken de aandacht van toponymisten vooral voor zover het het eerste lid betreft. Meestal is dat een riviernaam: Amsterdam, Rotterdam, Schiedam; soms duidt het de bouwers of de initiatiefnemers aan: Monnikendam, naar de Franciscaner monniken, die ter plaatse een klooster hadden gesticht; soms is het een adjektief, zoals in Volendam, ontstaan uit Vollendam. In al deze gevallen voldoet ‘dam’ aan de omschrijving, die we in van Dale vinden: ‘dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (tegenover “dijk” langs het water)’.
J. de Vries, Nederlands Etymologisch Woordenboek, s.v. dam en dijk, geeft behalve de bovenvermelde omschrijving, voor beide woorden ook de betekenis ‘vijver, waterplas’; deze wisseling van betekenis is het gevolg van het feit dat bij het graven voor een dam of dijk tegelijkertijd een kuil of gracht ontstaan. De etymologie van dam is onzeker: een grondvorm *dambna wordt in verband gebracht met grieks thápto ‘ik begraaf’, en taphós ‘graf’ maar de Vries acht dit niet overtuigend. Anders ligt dit voor ‘dijk’, waar men uitgaat van de betekenis ‘graven’ en het woord terugvoert op idg. *dheigu ‘steken, hechten’.
Dat ‘dam’ dus het resultaat van mensenwerk is, staat niet vast; zeker geldt het niet voor de ‘dammen’, die in Twente vooral in het gebied van de Regge gelegen zijn en vrijwel alle dit gemeen hebben dat ze in laag moerassig gebied liggen, dat er niets wijst op afdamming van een waterloop en dat in de samengestelde namen op ‘dam’ het eerste lid meestal op een of andere vorm van begroeiïng wijst. Het woord is dan ook volkomen identiek met ‘haar’, ‘horst’ of ‘reis’, woorden die verhogingen in het land aangeven.
Dam wordt in alle Germaanse dialekten gevonden; in het Oudfries varieert het met dom. Deze variatie wordt ook in enkele Twentse namen aangetroffen: Baasdam/Baasdom; Roosdam/Roosdom, en treedt ook buiten Twente op, in Westfalen: Dommeyer, erf in Schinkel bij Osnabrück: 1540 Domeigner; 1557 Dameigner (Jellinghaus, Nachrichten über Dörfer und Bauernhöfe um Osnabrück, 75).
| |
| |
Nu wordt in enkele gevallen de indruk gewekt dat de ‘dam’-namen niet een verhoging in moerassig gebied aanduiden, maar het moeras zelf. Heel duidelijk blijkt dit uit de vermelding van Zeldam uit 1381/3: ‘den Goer Zellincdam’ (56). Het is mogelijk dat hier dezelfde overgang plaats gevonden heeft als bij de gebouwde dammen: zoals daar het gegraven gat dam genoemd werd, zo kan het woord voor de dam in het moeras op dat moeras zelf overgegaan zijn. Hierbij kan van invloed geweest zijn een Westfaals woord dumm, waarvan het afgeleide adjektief dummerich de betekenis heeft ‘feucht, dumpfig’, van land gezegd. (Bach, ON, 309). Als toponiemen vinden we het bij Jellinghaus, Westfälische Ortsnamen, 57:
Dumme, flur bei Wehrden, Waldeck: up der Dumme
Dumme, flur bei Gesmold, Kr. Melle: in der Dumme.
Het voorzetsel in duidt eerder op land dan op een hoogte. We komen hetzelfde verschijnsel tegen bij een aantal Twentse namen:
1381/3 (tienden) in den Damme, RR II, 724
1381/3 ... waren in Boningherdam, RR II, 207.
1576 Gerrit van der Capellen in den Dam, RL Ba, 51.
1644 Frederica Catharina van der Capellen in den Dam, Ibid. dochter van Geerloff van der Capellen van den Dam, Ibid.
1499 ‘myns heren voirslach in den Dam’ (Olst), RRH, 519.
1383 dat slach in den Kulsdoem, Inv. I, 3, 115.
1553 land ... in het Zegdam (Heino), Inv. Arch. Wegdam, reg. 59.
De overgang van dum(m) naar dom in het Twents is klankwettig: zie Bezoen, Klankleer, 9. Een voorbeeld uit Westfalen: Domhof erf bij Himbergen (Osnabrück): 1601 Dumbhof (Jell. Nachr. 107).
Ik stel me nu deze ontwikkeling voor: het Twents heeft eenmaal een woord ‘dom’ gekend, dat ‘vochtige, drassige, moerassige grond’ betekende. Het komt misschien als zelfstandig naamwoord voor in het volgende citaat: 1381/3 ‘Aernd Bolen soen van Campen hout den halven thoem to Westenrode’ RR II, 748, en in enkelvoudige vorm in de erfnaam ten Domme, 1419 bij Steenderen SB, 272. Door de klinkerwisseling o/a voor nasaal ontstond de uitspraak dam en toen men het woord dom niet meer begreep, is men dam ook gaan gebruiken in die gevallen waar men oorspronkelijk dom zei.
Het is de vraag of deze wisseling uitsluitend Oostnederlands is geweest. Het Mnl. Woordenboek geeft onder dam het volgende citaat: ‘Der hellen dam’, ontleend aan Die Dietsche Lucidarius, Oudvlaemsche gedichten der XII, XIII en XLV eeuwen (Gent 1851), met de toelichting: ‘zal wel betekenen den poel der hel, welke uitdrukking ook voorkomt als der poelen hel’. Men vergelijke hd teich, moeras, met ons dijk en dam, Eng. dike/ditch met dam.
| |
| |
Dat dam in het Zuidnederlands ‘moeras’ betekende, blijkt uit de Oxford English Dictionary, s.v. dam, 3: ‘a flat land from which water is drained off and excluded (local)’. Dat deze betekenis kennelijk door Nederlandse droogmakers is overgebracht, blijkt uit de volgende aanhaling: 1629 ‘it lyeth as it were in a Myre, hauing on the one side a small moore or damp’. Met ‘it’ wordt bedoeld de stad Den Bosch, want het citaat is uit een werk van Pelgromius, waarvan de titel in vertaling, uit 1629, luidt: Description of S'hertogenbosch in 1540, together with the principall passages concerning the last siege (1629).
Dezelfde Nederlandse oorsprong kan dam hebben in Norfolk, citaat uit 1800: ‘Tame and meadowed flats, here called dams, between Yarmouth and Norwich, producing turf, peat, furze, flag and sedge’.
Als dom voor dam ook in Vlaanderen bekend was in de betekenis moeras, dan zou de verklaring van Dombroek bij Zandbergen in Oost-Vlaanderen niet berusten op mnl doom ‘damp’, zoals de Vries in het Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse Plaatsnamen (Aula, 1962) doet, maar een tautologie zijn. En wellicht was het woord ook in Noordnederland bekend: in Utrecht komt de familienaam (van) Egdom, (van) Ekdom voor, ontleend aan een goed Ekdom in het gerecht van Stoutenburg, eenmaal toebehorend aan het Domkapittel te Utrecht (brief R.A. Utrecht, d.d. 17-4-68). Zou hier dan ook de verklaring liggen van Oesdom bij Heilo, al vermeld in de Fontes Egmundenses en dat zo sterk lijkt op Oozedam in Essex, waarvan het eerste woord ontstaan is uit OE wase ‘mud’ en de betekenis is ‘marshy land’ (The Place-Names of Essex, EPNS XII, 152).
In de volgende lijst van ‘dam’-namen zijn de met een * gemerkte tevens familienamen, voorkomend in het Nederlands Repertorium van Familienamen, VI, Overijssel.
Bij de vormen op ‘ing’: Dammynckbrinck naast Dambrink (12), Gersselinchdam naast Garsseldam (35), Olinchdam naast Olydam (46) en Zellincdam naast Zeldam (56) lijkt me ‘ing’ niet meer dan een verbindingssyllabe. Vergelijk Stokkingreef naast Stokken(t)reef, Stokreef en Stokkentre, familienamen, naar het erve Stokkentreef bij Wiene: 1385 Stokingreef, SB 206; 1386 gherde ten Staketreve, Prot. 114; gherde staketre, Prot. 115; 1475 Stokentreeff, SR 52.
1. | De Dam: land Z.W. van Azewijn (Bergh, G), Lijst. |
2. | Den Dam: bouwland N. van Borne, id. |
3. | Den Dam: land Z.W. van Den Ham, id. |
4. | Den Dam: grasland N.O. van Goor (Ambt Delden) id. - 1333 henricus de damme, Prot. 30. - 1373 johan sweniken zone then
|
| |
| |
| damme, Prot. 59. - 1381 Den Dam, RR II 757. - 1381 Die Dam, huis, SB 216. - 1475 De Dam, erf, SR 66 nu: landerijen ten Z van Dambrink. - 1629 Goed Den Dam in het Wigbold van Goor, Hav.Tw. 286.
Het Oostelijk van Dambrink gelegen stuk grond dat tegenwoordig Den Dam genoemd wordt, is waarschijnlijk het leengoed ten Dam dat van 1382 tot 1628 in het Kerspel Goor lag, VORG., 54,31. |
5. | Dam: Zeldam in Ambt-Delden, lijst. |
6. | Damme: Diepenheim, id. - 1188 mansus in Damme, GvD 395. - domus cometis in Damme, 394. - domus ton Damme, 398. - 1601 Das Erve Damme, VORG 75,10. - 1578 Demmer, id.
Dit is waarschijnlijk hetzelfde als:
1381 Den Dam in den kerspel van Nede, RR II 784. - 1457
Den Dam met toebehoren in het kerspel Nede onder de heerlijkheid Diepenheim, TRR, D, 44. |
7. | De Dam: 1475 erf bij Langelo Haaksbergen SR 102.
Die Dam: 1495 idem, nu nog gekend als Demmer (Overbeeke). |
8. | Den Dam: voormalige havezathe aan de Regge bij Hellendoorn, Lijst. - 1381 Die Dam, Haerle, SB 219. - (tienden) in den Damme, RR II 724. - 1846 Havezathe ten Dam, Hav.Tw. 2. |
9. | Dam: buurt bij Olst; 1499/1500 In den Damme, RRH 519. |
10. | De Damme: 1339 land bij Doetinchem, SB 260. |
11. | Ten Damme: Lonneker; 1302 thon Damme in burscapio Lonincher, SB 213. - 1475 ten Damme, SR 81. - 1495 ten Damme, id. - 1499 Damme, NGN, VI, 153. - 1545 Dam, id. - 1601 Dam, id. - 1733 ten Dam; nu: Demmer. |
| |
Samenstellingen met dam als eerste lid:
12. | Dambrink: erf Goor; 1455 Dammynckbrinck, Inv. Arch. Wegdam reg. 12. - 1630 erve Dammenbrink, VORG 54,32. - 1764 erve Dambrink in het Carspel Goor, VORG 54,31. |
13. | Dambeek: beek bij Damme Z.O. van Woold, Winterswijk; lijst. |
14. | Dambroeken: groenland v.d. Beilerstroom ten westen van Beilen, lijst. |
15. | Damhuis: Denekamp, id. |
16. | Dammarkte: groenland v.d. Regge, O. van Raan, Hellendoorn; id. |
17. | Damgrave alle familienamen voorkomend in het Nederlands |
18. | Damhof(f) Repertorium van Familienamen, deel VI, Over- |
| |
| |
19. | Damsteeg ijsel. |
20. | Damveld |
| |
Samenstellingen met dam als tweede lid:
21. | *Baasdam: landgoed bij Tubbergen; 1475 Dat Baesdam kathe, SR 8. - 1476 Hermen to Baeseme, TRR D,291. - 1482 Herman ten Baesdam, TRR D,370. - 1485 Herman ten Baesdom, TRR D,420. - 1499 Bosdam, SR 8. - 1520 ...maet bij het baesdom an Luseman's maet te Vasse, Arch. Old. reg. 21-.
Dit laatste is misschien het erve Baasdam, dat even over de grans bij Vasse is gelegen.
De spelling met ‘aa’ geeft de lank ‘oa’ weer, die in Bosdam met ‘o’ wordt gespeld. Zie Bezoen, Klankleer, 17. De betekenis lijkt me een met wat bos begroeide hoogte. |
22. | *Bekkedam, *Bekedam: erf bij Diepenheim; 1381/3 Bekedam, RR II, 778. - 1578 De Bekedamster, VORG 75,23. Voor deze vorm, die de bewoner van het erve aanduidt, zie Driem. Bladen, XIV, 49: De uitgang -ster.
Volgens J. v.d. Veen niet het Pekkedam, de latere havezathe (VORG 75,23). De naam betekent de dam aan de beek. |
23. | *Berkedam, Berkendam: erf ten O. van Goor. Geen oude gegevens bekend. Naam spreekt voor zichzelf. |
24. | *Beverdam: 1381/3 den Beverdam, Ypelo, RR II, 780. - 1475 Beverdam, kathe Wierden, SR 75. - 1495 idem, id.
Kennelijk een door bevers gebouwde dam, vermoedelijk in de Almelose Aa. |
25. | *Bokdam: 1. bouwland W. van Rektum, lijst. - 1475 Boecdam, kathe, Rektum, SR 73. - 1480 het Boekdam erf in de buurschap Rektum, TRR, D, 348. - 2. Bokdammerveld ambt Delden, lijst. - 1381/3 Godeken van Wolde gheheten, Pockedamme, Diepenheim, RR II, 784. - 1395 Godeken ten Bogedam, TRR D, 75. - 1381/3 ...apud Grotenburen bi der Noertmolen Boecdam, RR II, 657. - 1475 Bocdam 1 kamp bauw Twickel, SR 57. - 1498 tGroten Buren bij der Nortmolen Bockdam, RRH, 481.
‘Bok’ is verkort uit ‘book’, Twents voor ‘beuk’. Andere samenstellingen: Bokhaar, De Lutte, 1440 Boechaer, SB 225. - 1475 Bochaer, SR 37. - Bokhorst, Reutum, 1475 Buchorst, SR 12. - Bokholt, vgl. Bocholt (Dld), 779 Buocholt, OS Wf.
Godeken van Bogedam en van Pockedamme is dezelfde persoon. Wolde is het huidige Woolde, de voormalige marke waarin Bokdam ligt. Bogedam vertoont een wisseling k/g, die we ook aantreffen in: 1457 de Blig (Blick) erf Raan, SB 238. - 1437 Spigbrug erf Tongeren, SB 249.
Grote Buren is een buurschap in Woolde, dicht bij de Noordmolen; beide behoren tot het landgoed Twickel. |
| |
| |
27. | Boningerdam: 1381/3 die Gronnet mit tween waren in Boningherdam, RR II, 207. - 1457 Boningerdam, Mander, SB, 234. - 1651 Die 20o (steen) staet an den Boeninger dam, Markeregt, De Lutte, 73; gelegen bij Beuningen, Twente. |
28. | Bromeldam: 1339 bromeldam, Prot. 67. - 1381/3 den Bromeldam, erf Goor, RR II, 757. - 1475 Bromelham, SR 65. - 1710 Brummeldam, Hav.Tw. 152.
Vgl. Eng. bramble, OE bremel, EPNE 48/9 met -el-uitgang, EPNE 149, Sch. Hist. Gr. 220.
‘brummel’ is Twents voor de braambes (Wanink, Twents-Achterhoeks Woordenboek). Het vormt het eerste lid van familienamen als Brummelaar, naar het erve bij Diepenheim: 1188 Bramleer, Bramlare, VORG 75,15. - 1578 Bromler, VORG 75,15. - 1601 Bromeler, VORG 75,15; en Brummelhuis, naar het erve bij Boekelo: 1475 Bromelhuzen, SR 105. - 1457 groote Brummelhuis, SB 215; en verder in Brummelkamp, Brummelman, Brummelstroete (Rep. Ned. Fn. Overijsel). |
29. | Burdamme: 1302 erf bij Wijhe, NGN, XIV, 121. - 1381/3 Jutte Berendsdochter van Buerdamme, RR II, 739.
In Raalte en Laag-Zuthem komt de fn. Boerdam voor, die misschien in dit erve zijn oorsprong vond. Er is ook een Boerdam in Groningen, gemeente Middelstum. Voor ‘boer’ zou ik willen vergelijken met het Engelse ‘bourtree’, ME burtre = eldertree, Sambucus Nigra OED.
Wellicht hier ook: 856 Burothaccra (Mansion, GN 81), die ‘bur’ aarzelend verklaard als ‘woning’. De ‘elder’ is de vlier. Het zou ook de verklaring kunnen leveren voor Buurlo, 814 Burlohe in Gelderland en Westfaals Burlo, 1242 Burloe. (Tibus, 1055). |
30. | Kattendam: erf in de buurschap Holthuizen bij Haaksbergen; 1475 Cattendam, kathe, SR 103. - Vergelijk het erve Katteler bij Enter: 1383 dat Catteler, SB 239. - 1475 Catler, SR 69. ‘ler’ ontstaan uit ‘laar’. Voor ‘katte’, zie VN, 153: het woord geeft kennelijk iets geringschattends weer. |
31. | Coldam: voormalig erf bij Lenthe, Dalfsen; 1381/3 die Coldam in Lenther buerscap, SB 203. - Het komt al niet meer voor in het Verpondingsregister van 1601. In de buurt, bij Ankum, is nog een erve Dammans (brief A.H. Lutje, Schipholt). |
32. | Dalendam: huis ten noorden van Goor, in Elzenerbroek. Geen oude gegevens bekend. ‘dale’ kan het Twentse woord voor ‘neder’ zijn (Wanink). |
33. | *Dubbeldam: voormalige havezathe bij Noorddeurninge; 1616 Dubbeldam, Hav.Tw. 121. - Hetzelfde of verwant met Dubbel- |
| |
| |
| man, erve bij Noorddeurninge; 1406 Dubbeldinck, SB 207. - 1475 Dubbelding, SR 3. - Voornaam Dubbeld. |
34. | *Eesendam: erf tussen Almelo en Wierden. Als fn. Esendam en Ezendam. Volgens G.J. Eshuis, Almelo, genoemd naar het bij Grimberg gelegen erve de ‘Eese’, welks bewoner zich later op de ‘dam’ vestigde. Voor ‘ees’ zie NGN X, 136. |
35. | *Geuzendam, fn *Geusendam, *ten Geuzendam: erf bij Goor. De grenzen tussen het kerspel Goor en Delden zijn nogal gewijzigd (VORG 54). - 1356 dat hus ton gersselinchdamme, Prot. 78. - 1385 parrochia Gore, Gurzelingdam; apud Gore, Gurzelingdam, RR II, 595, 606, 626. - 1457 den Goersingdam, kersp. Delden, TRR, D, 61. - 1469 Geessingdam, erf Delden, id. 217. - 1493 Garsseldam, RRH, 390. - 1493 tGor Gurselingdam, id., 430, 439, 448. - 1475 Guerselingdam, SR 66. - 1495 Gorslingdam, SR 66. - 1499 Goesingdam, Goor, TRR, E, 98. - 1518, id. 384 - 1626, id. E 541. - 1601 Het Goesendam, Verp. Reg. Twente, fol. 156.
De varianten in de spelling komen precies zó voor in het erve Gorsveld bij Wiene: 1323 Gorsvelde, Ghersveld, SB 206. - 1475 Ghaersvelde, SR 51. - 1495 Gorsvelt, id. - 1499 Gursevelde, id.
Een tweede vergelijking is met Beusbergen, buurschap bij het naburige Markelo: 1387 Bursbergen, Boesberghe, SB 221. Van gorsboom = jeneverbes? of gers = gras?, VN 103. |
36 | Goordam: horst in het Stokkummerbroek (van der Veen), een verhoogd stuk grond in het goor. |
37. | Hasendam: bij Diepenheim, erf (van der Veen); Haasdammermede; Haasdammerblok, Top. kaart. |
38. | *Hiltjesdam: erf in het Deldenerbroek; werd in 1782 door Twickel aangekocht, waarschijnlijk voornaam Hiltje; vergelijk uit de Fontes Egmundensis, 78: Hiltetesbroc, Studies in de oudste plaatsnamen van Holland en Utrecht, 17. - 1259 Hiltsebroic, id. - 1343 Hilsbroic, nu Elsbroek bij Hillegom, id. |
39. | Hodam, Odam: Odammerblok W. van Diepenheim, Top. kaart. - 1457 Hodam, kamp bij Warmelo, TRR, D, 44 nu kerkhof van Diepenheim (van der Veen). |
40. | Hofstededam: 1484 ter Hofstededam, Bentelo, TRR, D. 408. |
41. | Koerdam: erf ten Z.O. van Enter aan de Regge, geen oude gegevens. Vgl. Koerhuis, WN 57. - Koerberg, NGN VII, 43. ‘koer’ uitkijkpost in een landweer. |
42. | *Krommendam: Crommendam, een horst met een enigszins ge- |
| |
| |
| bogen verloop, later tot kultuurakker gemaakt bij Enter (opgave G.J. Eshuis). |
43. | Lichtendam: bij Markelo, 1661 een grifte van den Gellekincsteen tot aan den Lichtendam, Markeboek Markelo, 24. |
44. | Mossendam: erf bij Goor; geen oude gegevens. Vgl. Mossegoor, erf bij Hengelo. Mos of mors is moerassig land. Mossendam dus waarschijnlijk een dam. |
45. | Obdam, *Opdam: erf bij Beckum. Naar familie v. Wassenaer Obdam; eigennaam v. Tweckel. |
46. | *Olijdam, *Olidam: voormalige havezathe bij Goor; 1339 Conrade de Oelincdamme, Prot. 67. - 1372 Conrado de Olincdamme, id. 65. - 1375 hus bij den olinchdamme, id. 75. - 1375 lubbert tho Olincdame, id. 79. - 1381 den Olychdam, erf Goor, RR II, 757; Olydam. - 1383 Olydam, VORG 79,11. - 1385 Essekinius ton Oyleydamme, id. - 1587 dat huys den Alidam genampt, Haevesaeten tho Oelydam by Ghore, id. 40.
Het element ‘oly’ komt ook voor in Olybeek, *Olyhoek en *Olyhoeck (Rep) en het erve Olycamp, 1457 bij Raalte, SB 237. Uit Dittmaîer, Siedlingsgeschichte: Oleroth bij Ruppichteroth: 1396 Oilroyde, 1481 Oylroyde; Olingrath bij Ronsdorf: 1471 Olingrath, 1487 Oelinckraede.
Ondanks de uitgang ‘ing’, die me niet veel meer dan een verbindingslettergreep lijkt, waarschijnlijk een vegetatienaam. Vgl. Oolhorst bij Delden ,en Olenvelde, 1381 bij Haaksbergen, RR II, 740. - Wellicht een oostelijke vorm van ‘aal’, de abeel of witte populier? (Moerman, 22). |
47. | Pekkedam: voormalige havezate bij Diepenheim; 1188 domus Pekedam, GvD 422. - Indien geen variant van Bekedam (22), te vergelijken met Pekenhorst, par. Oelde, Tibus 360. - Pikonhurst (9e eeuw). - Vgl. OE pic, in de betekenis ‘puntig’, vooral in samenstellingen met hoogtenamen: Pickhill; Pickhurst; Pickup (copp), Pigdon: EPNE, 63. |
48. | Recdam: de buurschap Rectum, gem. Wierden; 1297 Rectum, Rectem, SB 240. - 1456 Rectem, NGN I, 123. - 1457 Recten, Rechden, id. - 1475 Recdam, buurschap, SR 72. - 1475 Recdam, erf.
In Rectum lijkt me de ‘t’ onder invloed van de ‘k’ ontstaan; ‘dum’ zou dan rechtstreeks verband houden met westfaals ‘dumm’. Gezien de nabijheid van de Regge, 12e eeuw Receda (WN 106), uit Rēk-i-da, zou het eerste lid hiermee identiek kunnen zijn. |
49. | *Roosdam, *Roosdom, *Rozendam, *Rozendom fn. Rep. Ov.: erf in het Stokkummerbroek bij Markelo, aldaar de Roosdommerbrug. Geen oude vermeldingen. Roos = riet. Moerman,
|
| |
| |
| 192. Vgl. Roosbroek. Als Roosdom de oudste naam is, zou ik ook hier denken aan afleiding van ‘dumm’. |
50. | Ruwedam: 1188 erf, Diepenheim, GvD 420. Niet meer vermeld in de ‘vheschattinge’ van 1578 en de verpondingsregisters van 1601, 1602; VORG, 75, 25. - ‘ruwe’ komt voor als eerste lid van diverse samenstellingen: 1385 Ruwelaer, Goor, SB 205. - 1385 Ruwenhorst, Goor, SB 215. - 1495 Ruwenschoet, Boekelo, SR 104. - 1381 Ruwenscote, Herike, SB 221. - 1345 Ruwenroide, Drachenfels, BL 73,74. Dittmayer omschrijft dit als ‘mit Gestrüpp bestanden’. Dit blijkt me ook voor Ruwedam aanvaardbaar: met ruig struikegewas begroeid. |
51. | *Schipdam: erf bij Almelo en bij Enter. Geen oude vermeldingen. Voor ‘schip’ zie Med. 40, 112-119: Het element ‘schip’ in toponiemen; de betekenis is ‘jonge of afgehakte tak’. |
52. | Schuttendam: erf behorende tot Twickel. Het werd in 1618 door Twickel aangekocht. Evenals Hiltjesdam gelegen in het lage gebied van Zeldam, Enterbroek en Deldenerbroek, waar de scheepvaart met ‘zompen’ op de Regge en de beken belangrijk was. Om deze te bevorderen, werden de beken door afdamming vaak ‘opgezet’, om de bevaarbaarheid te bevorderen. De Schuttendam zou zijn oorsprong daaraan te danken hebben (Brief van Ir. C. Brunt, rentmeester van Twickel d.d. 5-1-66). Vgl. Bach, ON 307: der Schutt ‘angeschwemmtes Erdreich’. |
53. | Sekendam: 1381/3 erf bij Diepenheim. Volgens SB 211 hetzelfde als Seekenkamp ‘den tienden over den Seckenkampe’ RR II, 778. Eerste lid ‘sek’, variant van ‘zegge’. Vgl. sekpol: pol van harde grassoort. K.D. Schönfeld Wichers, Woordenboek van het Rijssens dialect (1959). |
54. | Zegdam: 1553 land gelegen in het Lierbrouck in het Zegdam, geheten Douwerslant bij Heino, Inv. Arch. Wegdam, reg. 59. Vgl. de Zeegedijck gelegen in het Nijenbroick, id. 17,18. Zelfde verklaring als Sekendam. |
55. | Seendam, Zeendam: erf ten Oosten van Enter, wellicht hetzelfde als: 1381/3 ten Seende, Elsen, R.R. II, 778; ook vermeld als Senden en Tunsunde, SB 239. - 1475 Senderkate alias Sending, SR 71 nu Zendman.
Seendam, met rekking van ‘è’ voor ‘n’ ontstaan uit ‘zande’. Vgl. 1. Sende, in Kreis Wiedenbrück: 1240 Sande, O.S. Wf. - 2. Send, Surrey, Ekwall, Dict.: 960/2 aet Sendan, 1063 Sande. |
56 | *Seldam, *Zeldam, fn *ten Seldam, *ten Zeldam: erf en buurschap bij Goor - 1381/3 Willam van den Lare die olde hout dat goed
|
| |
| |
| de Horst ende Vorhorst in den kerspel van Gore ende den Tienden over den Goer Zellincdam, RR II 764 - 1475 Seeldam, kate, SR 53 - 1499 Seldam, kate, SR 53.
In het citaat uit 1381 wordt Zeldam een ‘goer’ genoemd; de enige maal dat dit vermeld wordt. ‘sel’ komt veelvuldig voor als eerste lid van samenstellingen: Selhorst bij Harderwijk, NGN II, 155 - 12e eeuw, Selehurst - 1250 Selhurst - 1370 Zeelhorst. - Selakker, 1806 land bij Volthe, gem. Weerselo, Dr. Bl. VII, 155. - Selbeck bij Dillberg, BL 174: 1400 in der Selbeke. - Ohd ‘salaha’ = salix, de waterwilg. - OE sele ‘a willow copse’, NE sallow, EPNE 117. |
57. | *Senkeldam fn *Sinkeldam erf bij Goor: 1400 ten zenckeldamme, Prot. 122. - 1450 dat erve Senkeldam, Hav. Tw. 117. - 1475 Senkeldam, SR. 67. - Zenkeldamshoek, Top. kaart.
Misschien te vergelijken met OE *sengel ‘brushwood’? EPNE 118. Of anders met: Senkelo 1535, buurschap bij Riemsloh, Wf., J.ON 132. - Sankel 890 Sangu, hof bij Kierspe, id. 150.
Jellinghaus brengt deze namen in verband met ‘sange, senge’, afgebrand bos. |
58. | Snakedam: 1494 hofstede bij Ruurlo, SB 372, niet meer bekend. Als ‘dam’ hier moeras betekent, zou men aan snake ‘ringslang’ kunnen denken (Bach, ON, 330). Het zou in betekenis gelijk zijn aan Wormgoor, 1381/3 Wermegoor, erf bij Heten in Raalter kerspel RR II, 737, waarin ‘worm’ de betekenis ‘slang’ heeft. |
59. | *Wegdam: voormalige havezathe bij Goor: 1382 Wecdamme, VORG 54,41. - 1475 Wegdam, SR 65. - ‘weg’ is dikwijls het eerste lid in samenstellingen, waarvan het tweede lid een bosnaam is: Wegter erf Woolde: 1475 De Wechter, SR 46. - Wechterholte; 1300 bij Wijhe, SB 249. - Weghorst; 1. erf bij Osnabrück, 1307 Weghorst; 2. erf bij Belm, Osnabrück, 1350 Wechorst (Jell. Dörfer etc. 149). - Wetter a.d. Ruhr, 1313 Wegtere (Jell. Wf ON, 44). - Wegereef erf bij Hengevelde, 1475 Weghereef, SR 50. - Wechte bij Lengerich Wf., 1151 Wechethe, ON Münsterland 128.
Het lijkt me aanvaardbaar, dat in ‘wegdam’ een verdwenen boomnaam voortleeft. |
60. | *Weldam: kasteel bij Goor: 1269 Eilardus de Weldamme, OO II, 313. - 1278 Wolterus de Weldamme, id., 348. - 1381/3 Willem Splinters van den Weldam, RR II, 779; den Waldam, id.
Waldam is een variant van Weldam. Vgl. uit het Markeboek van Albergen, 15: ‘... wall sestich iaer olt’ (1530). - Weldam kan duiden op de ligging bij een wel, die hier dan een waterloop zou aanduiden, te vergelijken met ‘bron’; zie WN, 41. Dat er zo'n ‘wel’ was, bewijst de volgende vermelding: 1359 to Ghore bij der welbrughen, Prot. 44. Hier zou dan sprake kunnen zijn van een werkelijke afdamming. - Weldamme kwam ook voor in Zeeland: 1342 slot
|
| |
| |
| Weldamme bij Zierikzee, en een hofstede op Walcheren (P. van Beveren, De verdwenen kastelen van Schouwen-Duiveland, 1960, 66). |
61. | ten Domme: 1419 erf bij Steenderen, SB 272. |
62. | *Kulsdom: bij Geesteren (Gelderland): 1383 dat slach in den Kulsdoem, Inv. I, 3,115. - het Kulsdommer Goor, NGN VII, 15. - Eerste lid voornaam Culo? Först. PN, 377.
Buiten Twente en buiten Nederland komen enige vergelijkbare ‘dam’-namen voor: |
63. | Elzendamme: wijk van de gem. Pollinkhove, West-Vlaanderen, Med. 32,155. |
64. | Rijsdam: bij Vlachtwedde, Med. 32,5. |
65. | Wilgendam: St.-Pieters-Kapelle (België), Med. 32,2. |
66. | Wiggelendam, Wigledaem: bij Sneek, Sipma, 120. |
67. | Oterdum: Groningen, fn. Oterdoom, de Vries, Gr. Pln. 179.
Volgens J. de Vries, Wdb. Pln. is het eerste lid utar ‘buiten’. Daar het dorp landinwaarts verplaatst is, van buiten de zeedijk, zou de verklaring kunnen zijn, dat het nu ‘buiten den doom’, buiten het drassige gebied van de Dollard ligt. |
Twee ‘dam’-namen in Gelderland, Didam en Zeddam, zijn van oorsprong ‘heem’ namen:
68. | Didam: 828 Theodon, J. de Vries, Wdb. Pln. - 1144 Diedeheim, id. |
69. | Zeddam: 1142 Sydehem, id. - 1246 Sedehem, id. |
Hengelo (O).
B.J. Hekket.
| |
Afkortingen
Bezoen klankleer: H.L. Bezoen, Klank- en vormleer van het dialect der gemeente Enschede, 1938. |
Arch. Old.: W.J. Formsma, De archieven van de Oldenzaalsche Oudheidkamer, 1940. |
BL: H. Dittmaier, Siedlungsnamen und Siedlungsgeschichte des Bergischen Landes, 1956. |
Ekw. Dict.: E. Ekwall, The Oxford Dictionary of English Place-Names, 1960. |
EPNE: A.H. Smith, English Place-Name Elements, 1956. |
Dr. Bl.: Driemaandelijkse Bladen. |
GvD: Das Güterverzeichnis Graf Heinrichs von Dale (1188) herausgegeben von F. Philippi und W.A.F. Bannier = Bijdragen
|
| |
| |
en Mededelingen van het Historisch Genootschap te Utrecht XXV (1904). |
Hav. Tw.: G.J. ter Kuile, Geschiedkundige aanteekeningen op de Havezaten van Twente, 1901. |
Inv. I, 3: Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen. 3 Kreis Coesfeld. |
Inv. Arch. Wegdam: G.J. ter Kuile, Inventaris van het archief van de voormalige havezate Wegdam bij Goor. Rijksarchief in Overijsel, 1966. |
Lijst: Lijst der Aardrijkskundige Namen van Nederland. |
Mansion GN: J. Mansion. Oud-Gentsche Naamkunde, 1924. |
Markeregt De Lutte: Markeregt van de Lutte, Overijsselsche stad-, dijk- en markeregten, 1878. |
Markeregt Markelo: Markeregt van Markelo. Idem 1881. |
Moerman: H.J. Moerman, Nederlandse Plaatsnamen, 1956. |
Med.: Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam. |
ON Münst.: G. Niemeyer, Die Ortsnamen des Münsterlandes, 1953. |
OS Wf: H. Schneider, Die Ortschaften der Provinz Westfalen mit Ausnahme der beiden Kreise Siegen und Wittgenstein bis zum Jahre 1300 nach urkundlichen Zeugnissen und geschichtlichen Nachrichten. |
OO: G.J. ter Kuile, Oorkondenboek van Overijsel, 1964. |
Prot.: Protocol voluntaire jurisdictie Stad Goor No. 1. Niet gedrukt. R.A. Zwolle. |
RL Ba: Register op de leenen van Baer en Lathum, door J.S. van Veen, 1926. |
RR, I-II: De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht, 1325-1336 door S. Müller. Fzn = Werken van het Historisch Genootschap te Utrecht, nieuwe serie, nummers 53-54, 1889- 1901. |
RRH: Rekeningen van het bisdom Utrecht, 1378-1573, door K. Heeringa. Deel II, Rekeningen van het Oversticht. Werken van het Historisch Genootschap te Utrecht, 3e serie, nr. 50, 1926. |
Sipma: P. Sipma, Fryske Nammekunde. II. Haedstikken ùt de Fryske toponomy, 1966. |
SB: B.H. Slicher van Bath, Mens en land in de Middeleeuwen. II, 1944. |
SR: Het Schattingsregister van Twente van 1475. Uitgegeven door A.L. Hulshoff, 1953. |
| |
| |
Tibus: A. Tibus, Gründungsgeschichte der Stifter, Pfarrkirchen, Klöster und Kapellen im Bereiche des alten Bisthums Münster, 1867. |
TRR: Tijdrekenkundig register op het oud-provinciaal archief van Overijsel, door J. van Doorninck, 1857-1874. |
VORG 54: Verslagen en Mededelingen van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis. 54e stuk. A. ten Doesschate, Over den vermoedelijken oorsprong van Goor, 17-62. |
VORG 75: Idem, 75e stuk. J. van der Veen, De Diepenheimse erven uit de jaren 1188, 1578 en 1601, p. 1-26. |
VN: M. Schönfeld, Veldnamen in Nederland, 1950. |
WN: Idem, Nederlandse Waternamen, 1955. |
de Vries Wdb. Pln.: J. de Vries, Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse Plaatsnamen. Aula, 1962. |
de Vries Gr. Pln.: W. de Vries, Groninger Plaatsnamen, 1946. |
Wanink: G.H. Wanink, Twents-Achterhoeks Woordenboek, 1958. |
Veel nut heb ik gehad van mondelinge en schriftelijke mededelingen van de heren G.J. Eshuis te Almelo, A.H. Lutje Schipholt te Lente, J. Overbeeke te Haaksbergen en J. van der Veen te Diepenheim.
|
|