| |
| |
| |
Vlaamse en Hollandse land- en gemeentenamen in huisnamen van Oud-Mechelen.
Aan Dr. P.J. Meertens, in ware achting en vriendschap.
Van in de vroege jaren na de stichting, op 2 juli 1886, van de ‘Cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines’ - thans ‘Koninklijke Kring voor oudheid, kunst & letterkunde van Mechelen’ - kon men wijlen Ad. Reydams (Mol, 17 oktober 1852 - 5 september 1916)Ga naar voetnoot(1) rekenen onder de trouwste en ijverigste leden van dit genootschap, daar hij zich reeds op 1 juli 1892 erbij liet aansluiten en onverdroten met kennis en kunde meewerkte aan de wetenschappelijk de geschiedenis van Mechelen belichtende ‘Bulletins’ ofte ‘Handelingen, welke de Kring van in 1889 ter pers liet leggen nagenoeg jaar na jaar en die nu hun 72e deel hebben bereikt.
Van Ad. Reydams' vruchtbare vlijt getuigt dat hij, nog in enkele andere Vlaamse tijdschriften bondige uiteenzettingen ten gehore brengende, er niet minder dan twintig ondertekende, gewijd aan de Mechelse Dijlestede en hare dichtbij gelegen omgeving, vooraanstaande figuren en opvallende feiten, een enkele maal ook in samenwerkingGa naar voetnoot(2).
Zijn bijdragen gaven herhaaldelijk aanleiding tot verdere opzoekingen en vaststellingen vanwege naar de stof aanknopende vorsers. Zulks was alreeds het geval met zijn allereerste, die wij hier wensen te doorbladeren, aangeboden in Bulletin..., jaargang V (= 1894), blz. 281 volgg. en die zeven jaar later mede doorspeelde op tal van bladzijden van ‘A travers le vieux Malines. Ce que révèlent les archives de Pitsembourg’ door H. Coninckx.Ga naar voetnoot(3)
Ad. Reydams bezigde als titel van zijn werk ‘De namen en de korte geschiedenis der huizen van Mechelen’. Ingevolge zijn beroep van
| |
| |
landmeter van het kadaster was hij opperbest ter behandeling van een dergelijk onderwerp aangewezen. Hij werkte het uit met benuttiging niet alleen van vier, vijf best aangeschreven lokale geschiedkundigen, doch vooral van handschriftelijke bescheiden, bewaard in de stedelijke archieven te Mechelen, met dewelke hij liefst het midden van de 17de eeuw liet opklaren, benevens wel vele andere en ook jongere van datum.
* * *
Dank zij Ad. Reydams' nauwkeurige gids willen wij vaststellen welke land- en plaatsnamen in de Nederlanden echoën in huisnamen van Oud-Mechelen. Men zal veroorloven hier al in te schakelen daarbij voorkomende geografische hoedanigheidswoorden, van bedoelde toponiemen afgeleid; alfabetisch gerangschikt laten ze het veeleer bondige lijstje, hiervolgend, samenbrengen:
Burgonskruis, anno 1647;
Hollandsche tuin, 1647, aan de Sint-Katelijnestraat; in datzelfde jaar bevond zich aan de Veemarkt een huis ‘De Tuin’, dat in 1775 als herberg ‘Hollandsche tuin’ wordt geheten;
Keulsche Kar, 1604, een grote afspanning toen;
Kleefschen Lindenboom, 1647, van het gewest Kleve bij Nijmegen in Holland en bij Kevelaer in West-Duitsland;
Lierschen Wagen, in 1774 een afspanning;
Roomsche Keizer, 1647;
Spaansche Kauw (= kleinste inlandse kraai), 1609 aan de Keizerstraat nr. 20.
Spaansche Kazak, 1647 (= Zuidndl. Jas, boezeroen) aan de Zakstraat nr. 3; ‘Vergulden of Spaanschen Kazak’, aan de Grote Markt, nr. 21;
Spaansch leerbockers (= ?), aan de Blaasbalgstraat, nr. 20.
Nog eer wij overgaan tot de eigenlijke huisnamen hier, past het o.i. eraan te herinneren dat te Mechelen in vroeger tijd enige patriciërswoningen en geestelijke stichten zich verhieven, wier aanduiding ook bij het gewone volk mondgemeen moet zijn geweest en die direkt of onrechtstreeks aanleunde bij een land- of plaatsnaam. Ad. Reydams bracht ze geredelijk te pas in zijn uiteenzetting. Hij hield ze nog nadrukkelijker in het oog in een studie ‘Les pleins fiefs de la ville et de la seigneurie de Malines’Ga naar voetnoot(4), welke de historicus Kanunnik Dr. J. Laenen waarderend raadpleegdeGa naar voetnoot(5); minder geestdrift bracht
| |
| |
evenwel de jongere Mechelse geschiedschrijver F.L. van den Wijngaert er voor opGa naar voetnoot(6).
Ad. Reydams bracht hiervoor dus ter sprake:
Het Hof van Befferen, met zijn nog steeds niet volledig verklaarde naam, een even buiten de stad gelegen heerlijkheid, dat de zetel is geworden van het gerechtshof van het Land van Mechelen, zich bevindende onder Brabant; daarnaar kreeg de Befferstraat, leidende naar de Veemarkt en verder het gehucht Nekkerspoel, haar naamGa naar voetnoot(7);
Het Hof van Beieren, anno 1656, aan de Koeistraat, nu de Mérodestraat;
Het Hof van Diest. Cf. hieronder het Hof van Vlaanderen;
Het Hof van Duffel, aan de Augustijnenstraat;
Het Hof van Gestel. Men verwarre hiervoor niet met de gemeente Gistel in Westvlaanderen bij Oostende, noch met twee gehuchten in de provinciën Antwerpen en Limburg. Wij hebben te doen met Gestel-Mechelen, een heerlijkheid, waarvan de heer een laathof of laatbank onder Mechelen bezatGa naar voetnoot(8). Dit is een kleine gemeente in de provincie Antwerpen op 20 km. van Mechelen, 9 km. van Lier. Nog is algemeen bekend dat ze pochen kan met twee kastelen van vóór 1500: dat van Ramey (= Rameyen, Ramayen) en Het Gestelhof, dat men in de stijl van zijn opbouw heeft gerestaureerdGa naar voetnoot(9). Te Mechelen stond het Hof van Gestel aan de BruulstraatGa naar voetnoot(10);
Aan deze zelfde voorname straat zag men het Hof van Grimbergen van de Brabantse heerlijkheid, die in 1625 tot graafschap was verhevenGa naar voetnoot(11);
Aan de Augustijnenstraat trof men het Hof van Hofstade aan, genaamd naar Hofstade in Brabant, 4 1/2 km. van Mechelen aan de baan op Vilvoorde, eertijds een gehucht van het dorp Muizen en ten jare 1870 zelfstandig ingerichtGa naar voetnoot(12);
Het Hof van Hoogstraten stond niet ver van de voormalige Zandpoort en werd opgetrokken tussen 1512 en 1526; het paalde aan de huidige Keizer- en Voochtstraten; het Hoogstratenplein dankt er zijn naam aanGa naar voetnoot(13);
Het Hof van Saxen, aan de Onder den Torenstraat, werd anno 1496 gekocht van hertog Albrecht van Saksen; het veranderde in een gasthof ‘De Roos’; in 1591 werd
| |
| |
het ingericht als Spaans Gasthuis voor de soldaten en onder het Oostenrijks bewind diende het als krijgsmagazijn; thans herbergt het de Katolieke NormaalschoolGa naar voetnoot(14);
Het Hof van Vlaanderen heette later ‘het Hof van Diest’; het bevond zich aan de Adegemstraat en is het klooster van de Teresianenzusters gewordenGa naar voetnoot(15).
Als vanzelfs worden wij ertoe verlokt hierbij de vinger uit te steken naar de Kommanderij van Pitzemburg, aan de Bruul nabij de Fonteinbrug over de Dijle, een kommanderij van de ridders van de Teutonische Orde, waarbinnen al ten jare 1228 een bidplaats was opgericht; in 1647 vindt men een woning aan de Kapelstraat aangeduid als ‘Klein Pitsemburg’Ga naar voetnoot(16).
Anderzijds vinden wij het oude Mechelse stadsbeeld nog aangevuld door een half dozijn refugia of toevluchtsoorden, in troebele tijden in stand gehouden door abdijen van elders in den lande en stellig algemeen bekend met de naam van de zetelplaats hiervan. Aan de beurt komen daardoor:
de Refugie van de abdij van Alne, of Aulne, onder Gozée in de provincie Henegouwen, gesticht in 656 door de H. Landelin en door de Franse legers verwoest in 1793. Te Mechelen was de refugie aan de Tichelrij gevestigd en dateerde van vóór 1348, werd verkocht vóór 1473 en had omstreeks 1647 als naam ‘Blauw Kuip’Ga naar voetnoot(17);
de Refugie van de abdij van Cortenberg, opgericht in 1466 voor de Benediktijnernonnen, wier genootschap was gesticht in 1090 door de hertogen van Brabant; zij stond aan de Adegemstraat te Mechelen. Kortenberg is een gemeente in de provincie Brabant, ongeveer halfweg tussen Brussel en LeuvenGa naar voetnoot(18);
de Refugie van de abdij van Rozendael; zij stond aan de Bleekstraat, eertijds naast het Hof van Bergen; in 1588 verkocht, was ze in 1785 ‘Salpeterhuis’ gedooptGa naar voetnoot(19). De abdij hadden, omstreeks 1220, twee dochters van Gillis Berthoud met den baerde gesticht in de gemeente Walem bij MechelenGa naar voetnoot(20);
de Refugie van de abdij van Sint-Hubert in Ardennen, wier nonnen de regel van de Benediktijnerorde volgden; ze was gevestigd aan de KattenbergGa naar voetnoot(21);
de Refugie van de abdij van Sint-Truiden, eveneens van de Benediktijnerorde, staande aan de Schoutetstraat en daterend uit de 16de eeuwGa naar voetnoot(22);
de Refugie van de abdij van Tongerlo; zij bevond zich eveneens aan de Schoutetstraat en was er bewoond van 1483 tot 1797; daarna en tot 1903 diende zij als kazerne van de rijkswacht te MechelenGa naar voetnoot(23).
| |
| |
Hierna komen wij tenslotte aan de eigenlijke huisnamen, die onze belangstelling gaande maken. In alfabetische schikking luiden ze:
Aerschot;
Amsterdam, in 1559 een grote afspanning, in onze tijd ‘Zaal Groenendaal’ geheten, aan de Hallestraat, nr. 11. - Aan de Sint-Katelijnestraat, nr. 28, was in 1773 een herberg open: ‘Amsterdam’, die te voren ‘Gulden Kam’ heette;
Klein Amsterdam; in 1782 vermeld aan de Sint-Katelijnestraat, nr. 26;
Antwerpen, al in 1578, wanneer dezelfde huisnaam ook was gebruikt aan de Dijlestraat;
Klein Antwerpen, van na 1647 aan de Sint-Katelijnestraat voor het huis nr. 97, dat in 1451 de naam droeg ‘Wildeman’;
Hertogin van Beieren, 1647;
Belgrade, 1647;
Bergen op Zoom; 1639, aan de Haverwerf, nr. 13;
Bethleëm, in 1559 aan de Schoenmarkt, nr. 3; men trof, zoals wel voor de hand lag, dezelfde huisnaam aan op het Begijnhof, aan de Vrouw van Mechelenstraat, nr. 23;
Brandenburg; misschien de stad en provincie in Duitsland, doch kon zijn losgemaakt uit het Mechelse leen- en laathof ‘Heerlijkheid van den Steene dict Brandenborg’Ga naar voetnoot(24);
Breda, aan de Botermarkt in 1647; begin van de 18de eeuw was er ook een ‘Stad Breda’ aan de Adegemstraat, nr. 7, te voren genoemd ‘Gulden Bodem’ en nadien ‘Paternoster’;
Brussel, ook toen aan de Hoogstraat;
Buda, van in 1733 voornaam gasthof, gelijk wijzelf het nog hebben geweten.
Hertog van Burgogne;
Schild van Burgonje, 1647 aan de Graanmarkt; in 1787 treft men dezelfde huisnaam aan aan de Graanmarkt, nr. 34;
Burgonjekruis, 1647;
Cadix, sedert 1836 klooster van de Zusters van Liefde aan de Koeistraat, nr. 41;
Castillië;
Charleroy, in 1780 aan de Grote Markt, nr. 16; in 1800 ook een aan de Leermarkt, nr. 54;
Prins van Condé, in 1774 aan de Keizerstraat, nr. 17; heette in 1647 kortweg ‘Prinske’;
Markies van Deynze, in 1798;
Dendermonde, in 1647 aan de Dijle, nr. 41; in 1800 tevens aan de Adegemstraat, nr. 130-132;
Klein Diest;
Doornik;
Duffel, in 1647; te Mechelen op het Begijnhof heetten twee huizen ‘Onze Lieve Vrouw van Duffel’, aan de Vrouw van Mechelenstraat, 17-19 en aan de Coventstraat, 2; deze h. Maagd was een zeer vereerde tot vóór enige decenniën in de stad. Er verscheen te Antwerpen bij de Weduwe Jacobs in 1717 een bundeltje van 228 bladzijden: Onze L. Vrouwe van Duffel ofte van Goeden Wil... Door den eer. Heere I. Norbertus Mattens,
| |
| |
Canonick Religieus Van Tongerlo En Biechtvader In de Capelle van Onze L. Vr. AldaerGa naar voetnoot(25)’
Duinkerke, aan de Dijle, nr. 34;
Hof van Durendael was in 1389 de naam van een woning aan de IJzeren Leen, nr. 27, vroeger ‘Gulden Kop’ genoemd;
Dusseldorf, 1647, veranderde in 1800 tot ‘Wijnberg’;
Koning van Engeland, 1564;
Schild van Engeland, 1647;
Fernambouc, 1647; beslist Pernambuco, vorstelijk kustenland van Brazilië; heden nog wordt die naam gewoonweg ‘Fernamboek’ uitgesproken;
Frankfort heette een afspanning aan de Graanmarkt in 1818; vast en zeker toepasselijk op de Duitse stad Frankfurt aan de Main;
Koning of Schild van Frankrijk, 1578; veranderde in 1669 in ‘Koning van Spanje’, aan de Steenweg, nr. 54; niet verre daarvan aan de IJzeren Leen stond een huis, dat nog in 1647 heette ‘Toelast’ (= Middelndl. naam van een groot vat) en verdoopt werd tot ‘Koning van Frankrijk’; een ‘Schild van Frankrijk’ was te vinden eveneens in de jaren 1647 aan de Veemarkt, doch moest bij bevel zijn naam wijzigen in ‘den Haerinc’; er bevond zich nog een ‘Schild van Frankrijk’ aan de Sint-Katelijnestraat; nr. 163; dit werd in 1669 aangekocht door de beroemde Mechelse beeldhouwer en bouwkundige Lucas Fayd'herbe, die het ook zijn naam heeft gegevenGa naar voetnoot(26);
Gelderland, 1577;
Gent, 1647, aan de Adegemstraat, nr. 51; in 1544 was 't het huis van de heren van Blaasveld, bij Mechelen;
Het huis van Grobbendonck, 1603 aan de Bruul, nr. 58; ten jare 1834 vestigde er zich de Katolieke Universiteit van Leuven; Grobbendonk is een gemeente bij Lier in de provincie Antwerpen, op 8 km. ten westen van Herentals;
O.L.V. van Hal, in 1647 aan de Befferstraat, nr. 16;
Henegouwen, 1647 aan de Koeistraat, nr. 15; gedurende de Franse Overheersing veranderd in ‘Violet’;
Schild van Henegouwen, aan de Keizerstraat, nr. 56 anno 1647, als wanneer een gelijknamig huis zich bevond aan de Koeistraat, nr. 56;
Herenthals, 1798, aan de Veemarkt, nr. 84-86;
's Hertogenbosch, 1647, aan de Hoogstraat, nr. 19; eenzelfde huisnaam verscheen aan de Hanswijkstraat, nr. 35-37, ook in die tijd;
Jerusalem, anno 1538, aan de Steenweg, nr. 42; er was als te verwachten ook een ‘Jerusalem’ op het Begijnhof, nr. 18 van de Acht Zalighedenstraat;
Keulen, 1578, aan de Grote Markt, nr. 24; in 1647 nog een ‘Keulen’ nr. 1 aan de Graanmarkt;
Kranenburg, 1544, aan de Vleeschouwerstraat, nr. 18; verwees dit niet naar de omgeving van de stad Brugge?;
Stad Leuven, aan de Geitenstraat, nr. 20; ook droegen die naam een woning nr. 6 aan de Grootbrug, 1647, vroeger ‘Ster’ geheten, en ook een aan de Hanswijkstraat, nr. 47;
Schild van Leuven, nr. 1 aan de Haverwerf, anno 1647;
Lier, aan de Koeistraat, nr. 7;
| |
| |
Het Hof van Lier bestond in 1345 aan de Hanswijkstraat, nr. 32;
Hertog van Lorreinen, in 1800 aan de Sint-Katelijnestraat, nr. 70; eeuwen vroeger kwam die huisnaam reeds voor én aan de Koeistraat, nr. 1 en aan de Zakstraat, nr. 27;
Maestricht, 1647;
Mechelen, 1647, aan de Hoogstraat, nr. 71;
Maagd van Mechelen, aan de Grote Markt, nr. 23;
Wapen van Mechelen, in 1699 aan de IJzeren Leen, nr. 45; vroeger in 1559 geheten ‘Bonten Os’;
Groot Middelburg, aan de Dijle, nr. 43;
Moezel, 1647, aan de Hoogstraat, nr. 16; denkelijk is bedoeld de bijrivier van de Rijn, tenzij wij te doen hebben met de dialektische verkorting van ‘moezelzak’ = doedelzak;
Nood Gods, 1647, aan de O.L.V. straat, nr. 116, in 1773 geworden de herberg ‘Czaar van Moskovië’;
Namen;
Kasteel van Namen, aan de Bruul, nr. 4;
Schild van Namen, aan de O.L.V. straat, nr. 27;
Neurenberg, in 1647, aan de Bruul, nr. 6; was een eeuw vroeger ‘Mouw’ geheten;
Groot Oostende, aan de Dobbelhuizen, nr. 6;
Oostenrijk, aan de Grote Markt, nr. 28; vroeger ‘Witten Vos’;
Hof van Palerme, gebouwd in 1474; ook Hof van Carondelet genoemd volgens de eerste eigenaar, Jean Carondelet, eerste voorzitter van de Grote Raad te Mechelen; na zijn afsterven in 1500 ging het huis over aan zijn zoon Jan, die aartsbisschop van Palermo is gewordenGa naar voetnoot(27);
Pannepoel, aan de Keizerstraat, nr. 9; in 1739 heet het ‘Groenen jager’; wel de naam van het Mechels gehucht dat algemeen ‘Pennepoel’ werd en wordt gezegd en in drie kwartieren werd verdeeld: Pennepoel Gehucht, Pennepoel Bruine Kruis en Pennepoel GalgebergGa naar voetnoot(28);
Parijs, 1559, aan de IJzeren Leen, nr. 44; veranderde in 1647 de naam in ‘Lammerenberg’; een huis aan de Grote Markt ‘De Kemel’, 1578 verwisselde deze benaming later in ‘Parijs’;
Klein Parijs, in 1800, aan de Bruul, nr. 1;
Prins van Parma, 1647;
Philippeville, 1647, aan de Drapstraat nr. 5;
Koning van Polen, 1647, aan de Bruul, nr. 26;
Portugael, nr. 3 aan de Grootbrug, 1544, heette vroeger Valckenborch’ en ‘Regenboghe’;
Rodenborch, 1383, aan de IJzeren Leen, nr. 16, veranderde in 1647 tot ‘St. Dominicus’; zal wel zijn terug te brengen tot de gemeente Rodenburg in de Vlaamse kuststreek, die ook als tweede naam die van ‘Aardenburg’ draagt;
Rome, 1647, aan de Graanmarkt, nr. 9;
Rotterdam, 1647; aan de Steenstraat, nr. 7;
Rozendael, 1647, open als herberg in 1774; staat wel los van de Belgisch-Nederlandse grensstad; bekend was in Oud-Mechelen een wijk Rosendael en ook een refugie van de
| |
| |
abdij van Rozendael, alwaar nonnen hun klooster hielden aan de Bleekstraat van 1585 tot 1660Ga naar voetnoot(29);
Rupelmonde, 1346, aan de IJzeren Leen, nr. 41;
Savoye, 1581; veranderd in ‘Prins Cardinael’, 1647;
Scherpenheuvel, 1559;
O.L.V. van Scherpenheuvel, aan de Acht Zalighedenstraat, nr. 8Ga naar voetnoot(30);
Schotland;
Koning van Schotland, 1647; later ‘Koning van Spanje’ en in 1787 ‘Koning van Engeland’; aan de Grote Markt, nr. 17;
Sint-Antonius van Padua; in 1797 verdoopt in ‘In Buonaparte’;
Sinte Catharina van Senen; dit is Siëna; op het Begijnhof, Krommestraatje, nr. 4;
St Franciscus de Sales; eveneens op het Begijnhof, aan de Nonnenstraat, nr. 30;
St Nicolaus van Tollentijn; d.i. Tollentino; weer op het Begijnhof, Vrouw van Mechelenstraat, nr. 13-15Ga naar voetnoot(31);
Fontein van Spa, aan de Bruul, nr. 5; zo genoemd sedert ‘onder 't Republiek’, vroeger ‘Drij Koningen’;
Spanje, 1536, aan de Steenweg, nr. 72, veranderde in 1787 tot ‘Wapen van Spanje’;
Hof van Spanje, 1774, herberg aan de Bruul, nr. 52; in 1647 aangeduid als ‘Passer’;
Koning van Spanje, 1559, aan de Befferstraat, nr. 27; hier tegenover stond in 1647 de ‘Koningin van Spanje’, dat in 1333 ‘Wilde Kat’ heette;
Stalenburch (?), 1559, in 1647 ‘Horenbreker’ genoemd, aan de Grote Markt, nr. 32;
Strasburg, 1647, aan de Lange Schipstraat, nr. 21;
Thienen, 1647, aan de Hoogstraat, nr. 21;
Turnhout, aan de O.L.V. straat, nr. 54, heette eerst ‘Winkeltje’;
Uilenberg, 1647 (?), aan de Lange Hairgracht; was een herberg in 1775;
Venetiën, 1647; aan de Befferstraat, nr. 7;
Vilvorde, 1647; aan de Hoogstraat, nr. 48; datzelfde jaar op nr. 64 ‘Sas van Vilvorde’;
Vlissingen; aan de Dijle, nr. 30;
Westfalen, 1800; aan de Borzestraat; nr. 37;
Wijnendael, 1499; aan de IJzeren Leen, nr. 7; in 1559 treft men die huisnaam aan in
| |
| |
de Bruul; het was het ambachtshuis van de lakenmakers en wolwevers; werd hierbij de naam van Wijnendaal bij Brugge overgenomen?
Willebroeck; aan de Adegemstraat, nr. 114;
Zwanenborg, 1647, aan de Hanswijkstraat, nr. 71; een aldus geheten plaatsnaam vindt men in Kleve; er was tegelijk een aldus genoemd huis aan de Vismarkt, nr. 8, in 1793 veranderd in ‘Ventjager’, en nog een Zwanenburg aan de Steenweg, nr. 4, later gewijzigd tot ‘Keizerin’ en onder 't Republiek tot ‘den Boer’;
Koningin van Zweden, stond aan de Botermarkt, nr. 3.
* * *
Zal men hierna welwillend nog genoegen nemen met zich bij het bovenstaande aansluitende aanmerkingen?
Allereerst valt op dat niet zelden - gelijk trouwens ook elders vast te stellen - verschillende huizen gelijktijdig, soms niet eens verre van mekaar, pronkten met dezelfde naam. Dan dat zij mettertijd niet moeilijk van naam veranderden, wat meer dan eens werd in de hand gewerkt door nieuwaangebroken historische gebeurtenissen.
Waar ging men de huisnamen opvissen? Antwoord: uit allerhande verband, bijv. De wereld, Zon, Kruisken, Kalkoven; uit de dierenwereld (Zwaan, Nachtegael, Ooievaar, Kat, Pauw) en het plantenrijk (bijv. Bloeiende wijngaert, Kriekenboom, Grote Pioen, Witte lelie); zij werden overgenomen van werkgereedschap (Zaag, Schaaf, Drij bijlen, Ketel, Spiegel, Hamerken, Kordewagen = kruiwagen); zij kwamen opduiken zelfs uit het volksgeloof en -gebruik (Paard in de wieg, Bietebauw = bullebak, Simmendans, Kinderendans, Vier Heemspeerd, Grooten Reus, Rad van Avonturen, Kaatspel, Nieuwjaarskoek); langs de voornaamste straten was de drukke verering van mannelijke als vrouwelijke heiligen vast te stellen en eerbied voor vorstelijke landregeerders (Koningin van Spanje, Hertog van Burgogne, Charles Quint).
Men zal er niet blind voor zijn hoe trouw in de Vlaamse landstaal de huisnamen verluiden, waar men vóór en na 1800 die gemakkelijk wegwiste op de uithangborden of winkelvensters in Mechelen.
De aandacht zal het tevens gaande maken hoe gaarne in de oude huisnamen het adjektief ‘gulden’ werd voorgehecht: bijv. Gulden Arend, Gulden Zon, Gulden Tonneken, Gulden Leeuw, Gulden Sleutel, Gulden Tralie, Gulden Berg, Gulden Kalf; hoe geredelijk anderzijds ‘Het Wapen’ of ‘Het schild van...’ voorkwam.
De huisnamen riepen eindelijk ook steden en gemeenten te binnen, liefst van in het eigen gewestelijk gebied, doch enkele malen
| |
| |
ook uit het buitenland en wel gespreid naar de vier hoofdwindstreken. Hieronder telt men er een tiental Noord-Nederlandse. Wie weet, nog drie meer! Immers aan de O.L.V. straat, nr. 1 verhief zich een woning ‘Dry Vriezen’ ten jare 1647, welke naam misschien maar verhaspeld is geworden voor ‘Dry Friezen’ op grond van de oudere benaming en spelling hiervan. Aan de Dijle, nr. 18, stond een huis ‘Nieuw Convoy’ in 1647, wat een verdoken verwijzing naar onze noorderburen behelsde, omdat ze vastknoopte aan het bestaan, reeds anno 1581, van convoy- of beurtschepen van Mechelen op Antwerpen, Middelburg en nog andere plaatsen in Zeeland. Vóór ons eindpunt hier zij dan aangestipt dat aan de Lange Nieuwstraat bij de ingang van een woning, een ingemetseld opschrift ‘Vryen Tap’ liet lezen, nog een halve eeuw her en wellicht thans nog, dat wees op het bestaansrecht van een herberg ten tijde van de vereniging van België met Nederland, het enigste van die aard overigens, te Mechelen te zienGa naar voetnoot(32).
Brussel.
R. Foncke.
|
-
voetnoot(1)
- (Chanoine) Joseph Laenen (archiviste de l'Archévéché), In memoriam (Adolphe Reydams), in Bulletin du Cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines XXVII (1922), 93 v., met portret.
-
voetnoot(2)
- Ad. Reydams & J. Wittmann, Notice sur l'ancien hôtel de Gottignies ou de Varwyck à Malines. Bulletin... VIII (1898), blz. 93 v.
-
voetnoot(5)
- Kanunnik J. Laenen, Geschiedenis van Mechelen tot op het einde der Middeleeuwen (Mechelen, 19342).
-
voetnoot(6)
- F.L. van den Wijngaert, Het feodale Mechelen. Een niet gekende bladzijde uit het verleden van onze stad. Handelingen LXX (1966), blz. 31 v. Men raadplege eveneens: V. Hermans, Bibliothèque malinoise. Catalogue spécial. - Anciennes habitations seigneuriales en et hors ville. Bulletin XIV (1904), blz. 280-285.
-
voetnoot(7)
- Kanunnik W. van Caster, Namen der straten van Mechelen en korte beschrijving hunner vorige of nog bestaande oude gebouwen (Mechelen, z.j.), blz. 23 v. - Léopold Godenne, Malines jadis et aujourd'hui (Mechelen, 1908), blz. 381v.
-
voetnoot(8)
- F.L. van den Wijngaert, t.a.pl., blz. 50, 97.
-
voetnoot(9)
- Alf. Jourdain et L. van Stalle, Dictionnaire encyclopédique de géographie historique du Royaume de Belgique. Tome 2 (z.j.), blz. 10-20.
-
voetnoot(10)
- Kanunnik W. van Caster, op. cit., blz. 60. - L. Godenne, op. cit., blz. 57.
-
voetnoot(11)
- L. Godenne, op. cit., blz. 57. - W. van Caster, op. cit., blz. 61.
-
voetnoot(13)
- W. van Caster, op. cit., 126v. - Godenne, op. cit., blz. 242 v. - Van den Wijngaert, t.a.pl., blz. 87 v. - Hermans, t.a.pl., blz. 282.
-
voetnoot(14)
- W. van Caster, op. cit., blz. 210. - L. Godenne, op. cit., blz. 385.
-
voetnoot(16)
- W. van Caster, op. cit., blz. 59 v. - L. Godenne, op. cit., blz. 51 v. - V. Hermans, t.a.pl., blz. 302 v.
-
voetnoot(20)
- W. van Caster, op. cit., blz. 49 v. - V. Hermans, t.a.pl., blz. 310.
-
voetnoot(21)
- L. Godenne, op. cit., blz. 171. - V. Hermans, t.a.pl., blz. 310.
-
voetnoot(22)
- L. Godenne, op. cit., blz. 374. - V. Hermans, t.a.pl., blz. 310.
-
voetnoot(23)
- W. van Caster, op. cit., blz. 253. - L. Godenne, op. cit., blz. 310.
-
voetnoot(25)
- Cf. P.F. Stephanus Schoutens, Maria's Antwerpen (Aalst, 1905, derde, vermeerderde druk), blz. 73-79.
-
voetnoot(30)
- Zonder twijfel was tot voor de oorlog 1914-18 de bedevaart naar de Onze Lieve Vrouw van Scherpenheuvel te Mechelen de populairste naar buiten de stad. Cf. Robert Foncke, Rond de ‘Keerskensprocessie van Scherpenheuvel’, in De Katholiek (Noord-Nederland) CLIII (1918), blz. 300-304. - In de Sint-Janskerk te Mechelen prijkt nog een O.L.V. beeld, dat - zegt men - door wonderen heeft uitgeschenen; het werd gesneden uit de oude eik te Scherpenheuvel en men heet het daarom ook Onze Lieve Vrouw van Scherpenheuvel. Op de processiedag aldaar wordt het beeld door de bedevaarders twee uren verre meegedragen tot in het dorp Putte. Cf. Stephanus Schoutens, op. cit., blz. 120.
-
voetnoot(31)
- Sint-Nicolaus van Tollentijn was een uitstekende kloosterling in de strenge orde van de H. Augustinus uit de XIVde eeuw; hij werd heilig verklaard en wordt bijzonderlijk aangeroepen tegen handelingen en bekoringen van de duivel. In Vlaanderen wordt hij inzonderheid te Antwerpen en Tielt vereerd. Vgl. Gab. Celis, Volkskundige kalender voor het Vlaamsche Land (Gent, 1923), blz. 265. - André Ver Elst, Folkloristische Tijdspiegel voor België (Brussel, z.j.), blz. 254.
|