Naamkunde. Jaargang 1
(1969)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Veldnamen in de gemeente Rolde.In onderstaand artikel worden een aantal veldnamen uit de gemeente Rolde behandeldGa naar voetnoot(1). Als niet-filoloog zal de auteur bij de beschrijving van de toponiemen taalkundige beschouwingen achterwege laten en zoveel mogelijk uitgaan van de landschappelijk historische achtergronden. Veel gegevens werden gevonden in het Drents Verpondingsveldwerk, een belangrijke archivalische bron van omstreeks 1650Ga naar voetnoot(2). Dit 17de eeuwse kadaster leverde de gegevens voor het opleggen van een grondbelasting, waarvan de grondslagen tengevolge van de verwarringen en verwoestingen van de 80-jarige oorlog grondig moesten worden herzien. Niet van alle kerspelen is het Veldwerk bewaard gebleven. Wat Rolde betreft verkeren wij in de gelukkige omstandigheid dat de gegevens vrijwel volledig aanwezig zijn; alleen van Schoonlo zijn ze incompleet. Dit archief bevat kaartjes van de bebouwde landen - nl. van de essen en kampen - en van de hooi- en koelanden, voor zover deze uit de marke waren afgescheiden. Op de kaartjes van de essen zijn van elk perceel de naam, de afmetingen en de gebruiker vermeld. De kaartjes van de groenlanden geven slechts informatie over de ligging. Bij deze kaartjes behoren echter losse staten, de zg. ‘Korte en Lange staten van de gemeten Koe- en Hooilanden’, waarin behalve de naam van het perceel en die van de gebruiker ook de oppervlakte, uitgedrukt in dagmaten, is vermeld. Al deze gegevens zijn zo nauwkeurig mogelijk ingetekend op een basiskaart die is samengesteld uit kadasterplans uit het begin en het midden van de 19de eeuw. De belangrijkste landschapselementen - de heidevelden, de groenlanden, de essen en de bossen - komen hierop naar voren als duidelijk gescheiden eenheden. Op de kaart zijn de groenlanden met hun namen ingetekend, dit in tegenstelling tot de bouwlanden waarvan slechts de namen van de essen en de kampen zijn vermeld (zie bijlage). | |
[pagina 139]
| |
Volledigheidshalve merken wij nog op dat een drietal percelen hooiland onder Grollo - te weten: het Borgermaetien, de Merick en de Thyemaet - niet zijn ingetekend omdat het onmogelijk was deze percelen te lokaliseren. Evenmin was het technisch mogelijk de ongescheiden koelanden, die in en langs de beekdalen voorkomen, op de kaart aan te geven. Van de bossen of holten en de broeken worden alleen de namen vermeld. De omvang ervan blijkt nergens duidelijk. Op de kaart kon daarom de ligging slechts bij benadering worden aangegeven door middel van een symbool.
Nog een belangrijke bron die veel perceelsnamen bevat, zijn de ‘Kohieren van alle vaste goederen gelegen in het Kerspel Rolde’ uit het jaar 1807Ga naar voetnoot(3).
Tenslotte beschikken wij over een verzameling nog bestaande veldnamen uit de gemeente Rolde. Deze zijn zowel door de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen als het Bureau van de Ruilverkavelingsdienst van het Kadaster te Assen verzameld en op kaart gebracht. | |
Het Landschap.Het te beschrijven gebied, dat de huidige gemeente Rolde omvat, ligt in het zg. centrale zandgebied van Drente. Het bestond oudtijds uit de marken van Rolde, Ballo, Deurze met Eleveld, Nijlande met Elderslo, Grollo met Schoonlo en tenslotte Amen met Ekehaar. Het is mogelijk dat Grollo en Schoonlo als twee afzonderlijke marken moeten worden beschouwd. Deurze, Eleveld, Nijlande en Elderslo vormden waarschijnlijk oorspronkelijk één marke, waaruit later Nijlande met Elderslo is afgescheidenGa naar voetnoot(4). De kern van de gemeente Rolde wordt gevormd door een noord-noordwest-zuidzuidoost lopende rug, waarop de essen van Schoonlo, Grollo, Rolde en Ballo zijn aangelegd. De es van Deurze ligt als een aparte, kleine, ovale rug in het landschap. In het westen van het gebied is het reliëf veel zwakker ontwikkeld; grote ruggen komen er niet voor, wel grote oppervlakten lage gronden waaruit bronbeken van | |
[pagina 140]
| |
de Drentse A ontspringen. Op de hogere gedeelten van dit vlakke, lage gebied liggen de gehuchten Amen, Ekehaar en Eleveld met hun esjesGa naar voetnoot(5). Het landschapspatroon van het Drentse centrale zandgebied wordt bepaald door stroomdalen en ruggen. De stroomdalen vormen stroken van wisselende breedte waarin een smal beekje stroomt. De aaneengesloten complexen oude bouwlanden of essen liggen in de directe nabijheid van de dorpen. Ze zijn meestal aangelegd op de hoogste terreingedeelten. Rondom de nederzettingen, tussen de stroomdalen en de essen, lagen vroeger uitgestrekte heidevelden, het veld of de wildernis genaamd. In de nederzettingsnamen vinden wij vaak aanwijzingen over de gesteldheid van het landschap waarin de eerste ontginners zich vestigden. In ons gebied duidt het bestanddeel -lo, in o.a. Ballo, Rolde (oudtijds Rotlo), Grollo, Schoonlo en Elderslo op de voormalige bosrijkdom. Ook de naam Ekehaar wijst op bosbegroeiing. Wij zullen hier op de plaatsnamen niet verder ingaan en verwijzen daarvoor naar de geschriften van o.a. W. de Vries, J. Naarding en D.P. BlokGa naar voetnoot(6). De broeken in de beekdalen, de heidevelden op de hogere gronden en restanten van de eertijds zeer uitgestrekte bossen, die in de Middeleeuwen al sterk waren aangetast, zijn het langst woest, d.w.z. onontgonnen gebied, gebleven. De meeste dezer gronden behoorden aan de gezamenlijke markgenoten. De eerste bouwlandontginningen vonden veelal plaats op hogere met bos bedekte gronden, die daarvoor het meest geschikt waren. Geleidelijk werden ook stukken van de groenlanden verdeeld, de madelanden, die als hooiland werden gebruikt en aldus aan het waardeel werden onttrokken. Het langst bleven de heidevelden intact. Deze werden gebruikt als weideplaats voor het vee en als zomerstalling voor de bijenkorven van de markgenoten; ook werden er plaggen, zand en strooisel voor de potstallen gehaald.
Deze landschapselementen t.w. de heidevelden, de groenlanden, de bouwlanden en de bossen zijn in de veldnamen terug te vinden | |
[pagina 141]
| |
omdat de naamgeving vaak heeft plaatsgevonden naar de natuurlijke gesteldheid, het bodemgebruik, de begroeiing enz.Ga naar voetnoot(7). | |
De Heidevelden.Voordat de kunstmest algemeen werd toegepast, vervulden de heidevelden een onmisbare functie in het agrarisch bedrijf. In feite is er in 1830 weinig minder woeste grond dan in 1650, omdat toen reeds een zeker evenwicht bleek te zijn bereikt tussen het areaal bouwland en de oppervlakten heidevelden en groenlanden die nodig waren voor de instandhouding van de vruchtbaarheid van de bouwlanden. Alle nederzettingen lagen dan ook met hun essen te midden van uitgestrekte heidevelden, die in bezit en beheer waren bij de markgenoten. Op de 17de eeuwse kaartjes worden geen namen voor de heidevelden vermeld. De essen grenzen daar aan de ‘heijden of wildernisse’ en op enkele punten aan holten en veentjes. Eerst op de oudste topografische kaarten, de zg. schets op schaal 1:50 000 uit omstreeks 1850 en op de chromo-topografische kaart op schaal 1:25 000 uit omstreeks 1900, zijn deze wildernissen benoemd en wel naar de nederzettingen waartoe ze behoren. Achtereenvolgens zijn dat het Balloër Veld, het Ooster- en Westerveld van Rolde, het Ooster- en Westerveld van Grollo, het Schoonloër Veld, het Amer Veld, het Ekehaarder Veld, het Nijlander Veld en het Deurzer Veld. | |
De Groenlanden.Uit de bijgevoegde bodemgebruikskaart, waarop tevens de namen van het groenland zijn aangegeven, blijkt dat omstreeks 1650 reeds grote complexen groenland uit de gemene marke waren afgescheiden en in particulier bezit waren gekomen. Uit diverse archiefstukken, maar vooral uit de zg. EnquêtesGa naar voetnoot(8) - voornamelijk bezwaarschriften tegen opgelegde belasting - krijgen wij de indruk dat in de 17de eeuw het proces van verdeling in volle gang is. Ook in de volgende eeuwen zet deze tendens zich voort, zoals de kohieren van 1807 en de kadastrale | |
[pagina 142]
| |
leggers van 1830 uitwijzen. De namen van het groenland bestaan in hoofdzaak uit samenstellingen met maat, ma of made. Vooral langs het Deurzer Diep was in verband met de slechte afwatering, met als gevolg een slappe profielopbouw, beweiding van de groenlanden bijna onmogelijk, zodat deze gronden - die een groot deel van het jaar onder water stonden - uitsluitend als hooiland werden gebruikt. Koelanden d.w.z. weilanden waren schaars; wij vinden ze voornamelijk in het oosten van het gebied nl. de Grolloër en Schoonloër Koelanden en de Rolder Koelanden. Deze weilanden waren in 1830 nog grotendeels onverdeeld en werden nog steeds gemeenschappelijk gebruikt. Hooilandnamen zijn dus verre in de meerderheid. Hiervan zijn samenstellingen met made zeldzaam. Op de Noordes van Ballo komt in 1650 aan de noordwest zijde een blok voor genaamd De Olde Mo. Het is een bouwlandblok, dichtbij het Deurzer Diep gelegen; aan de noord-, west- en zuidzijde begrensd door het Ballerholt. Het is aannemelijk dat deze afgelegen gronden oorspronkelijk als hooilanden zijn gebruikt en, gezien de enkelvoudsvorm, onverdeeld lagen. Pas toen de es van Ballo zich naar het noorden uitbreidde, zijn deze hooilanden binnen de eswal komen te liggen en als bouwland in gebruik genomen. Op de bodemkaart, behorend bij ‘Een bodemkartering van een deel van de gemeente Rolde’Ga naar voetnoot(9), zijn deze gronden aangegeven als goed vochthoudende, zwarte oude bouwlanden gelegen op een bosprofiel. Opvallend is, dat in tegenstelling tot vele andere blokken op de es bijna alle in 1650 genoemde landgebruikers uit Ballo een perceel bezitten in de Olde Mo en dat de regelmatige éénstrepige percelering hiervan een vrij jonge indruk maakt. Dit kan er op wijzen dat een oorspronkelijk gemeenschappelijk gebruikt hooiland, bij de ontginning tot bouwland, naar ieders aandeel in de marke is verdeeld. In Rolder mark wordt op de Lange Staat onder het hoofd Oostersche Maden (gelegen ten noorden van de Papevoirt) een perceelsgewijze opsomming gegeven van de daaronder behorende hooilanden. Deze in het enkelvoud gestelde namen zijn zonder uitzondering samenstellingen met maat bv. d' Maet bij Papevoirt, d' Bartelsmaet, Huismaet en Schoonloër Maet. Iets dergelijks komt voor onder Grollo waar de losse percelen Bosmaet, maar het grotere complex Bosmaden | |
[pagina 143]
| |
wordt genoemd. Deze gegevens steunen de opvatting van W. de Vries dat maat uit maad kan zijn ontstaanGa naar voetnoot(10). Afleiding van dagmaat is minder waarschijnlijk, daar samenstellingen van maat met een telwoord bijna niet voorkomenGa naar voetnoot(11). In samenstellingen met maat herkennen wij vele namen die zijn afgeleid van persoons- of familienamen. Deze zullen wij hier buiten beschouwing laten. Voorts vindt men namen die verband houden met begroeiing, gesteldheid van het land, dieren die op het land voorkomen, ligging en vorm van het perceel enz. Onder de namen die samenhangen met de begroeiing bevinden zich vele samenstellingen met bos, broek en holt. Deze bestanddelen zullen wij hierna bij de bosbegroeiing bespreken. De Rietmaet in Ballo, die in 1807 samen met de Fledders wordt genoemd, zal evenals de Rietmaet in Deurze een laag met riet begroeid perceel zijn geweest. Voor de Rytmaet onder Grollo en de Fuleryt is de verklaring van Naarding, dat ryt wijst op een oude waterloop, wel aanvaardbaarGa naar voetnoot(12). Of bij de Mosmaet onder Deurze (Eleveld) verband gezocht moet worden met mors of mars dan wel met mosbegroeiing is niet zonder meer duidelijk. Bij Breuilsmaet (Grollo) is volgens Schönfeld de oorspronkelijke betekenis van afgeperkt land verloren gegaan; het betekent thans meestal een laag, met hout bewassen landGa naar voetnoot(13). Op een dergelijke gesteldheid wijzen verder Diepemaet, Fledders, Lage Maet, Marsmaet en waarschijnlijk ook Simaet. In Ulemaet, in 1807 Uilmaet en in 1950 Oelematen genoemd, heeft oele mogelijk de betekenis van laag weilandGa naar voetnoot(14). Namen samengesteld met bult, haar en horst duiden, evenals Hoge Maet, op hoger gelegen, zandige plekken in de groenlanden. Slecht land wordt op verschillende manieren aangeduid. In Grollo komt in 1807 een perceel hooiland voor met de naam Hartzeer; de veldnamenkaart van 1950 geeft naast Hartzeer het Verdriet aan. Ook het Jammermaetien in Deurze en het Onland in Ballo rekenen wij tot deze categorie. | |
[pagina 144]
| |
Toponiemen samengesteld met een dierenaam zijn direct herkenbaar in Bolmaet, Koemaet, Swijnemaetien, Kyvitsmaet enz. Vormnamen zijn soms gemakkelijk te onderscheiden bv. Breemaet, Krume Maet en Ronde Maet. De Angels Maet en de Wynckelmaet zijn hoekige dan wel in een hoek gelegen percelen, evenals het Horrentien, het Hornemaechien en de Hornemaet. De Hemmen liggen veelal in een bocht van een water en hebben dientengevolge een vorm die aan een ham doet denken. Naar de ligging bij de overgang van een Diepje zijn verschillende percelen vernoemd, soms betreft het een ‘kunstwerk’ soms een natuurlijk doorwaadbare plaats; voorbeelden hiervan zijn de Balckmaet, de Bruggemaet, de Maet bij Elefels fonder, de Maet bij Papevoirt en de Maet bij Amerfoort. De ligging aan het einde van de westelijke madelanden van Grollo was de aanleiding tot de naam Uyterynck. Op een verhoogde weg door het groenland duidt Dijckmaet. Bij Dammaet in Amen kan men denken aan een mogelijk verband met een beverdam. Dat deze dieren hier voorkwamen, blijkt uit het Bevertien in de groenlanden van Deurze. Zowel onder Ballo als onder Rolde ligt in 1650 een Hemmelryck. Deze plaatsen in het lage groenland kunnen niet in verband worden gebracht met Heymael (gerechtsplaats). Volgens dr. Blok zou hemelrijk gewoon op hemel kunnen slaan. Daarnaast moet gewezen worden op de veronderstelling van Lindemans dat hemme(l)rijk in Brabant wordt gebruikt voor een stuk land in de bocht van een water gelegenGa naar voetnoot(15). Dit hemmerijk moet dan wel onderscheiden worden van het Friese hemrik, welk toponiem is ontstaan uit heem en merke. Aan het Amer Diep onder Grollo ligt in 1650 de Boesekolck, in 1950 verbasterd tot de Boeskollen. Dr. Blok wees mij op kaart 19 van de Volkskunde atlas, waaruit blijkt dat in Drente als kinderschrik voorkomt de Boesjeude of Boesjörre. Deze angstaanjagende figuur zit vaak in een kolk en trekt onvoorzichtige kinderen, die te dicht bij het water komen, naar beneden! Een naam die betrekking heeft op de verdeling van de hooilanden is het Toeslachien onder Deurze. Niet in het eigenlijke groenland gelegen maar op een losse bouwkamp onder Eleveld geeft het verpondingsveldkaartje uit 1650 de | |
[pagina 145]
| |
perceelsnaam de Boe aan. De Boën in Drente, en meer in het bijzonder die van Schonebeek, zijn door Naarding beschreven als zomerstallen voor het vee, dat 's nachts wegens de verre afstand niet naar de stal bij de boerderij kon worden gedrevenGa naar voetnoot(16). Mogelijk heeft in Eleveld een dergelijk bouwsel gestaan. | |
De Bouwlanden.De essen, zoals wij die thans kennen, zijn het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. Het onregelmatige verkavelingspatroon, vooral in de oudste delen van de es, is het gevolg van deze geleidelijke groei. Men heeft, naarmate de behoefte aan bouwland toenam, land bij ontgonnen tot een zeker evenwicht werd bereikt in de verhouding van cultuurgrond tot woeste gronden. Zo zijn langzamerhand de verschillende blokken, met afzonderlijke namen en verkaveling, samengegroeid tot één groot, aaneengesloten complex bouwland - de es. Op de verpondingsveldkaartjes uit het midden van de 17de eeuw zijn de essen niet veel kleiner dan op de kadastrale minuutplans van omstreeks 1830. Er zijn weliswaar enkele kampen bij gekomen en vooral de randen zijn door ‘franje’-ontginningen iets opgeschoven, maar het patroon is in hoofdzaak gelijk gebleven. Zoals reeds is opgemerkt, zijn de essen en kampen in de 17de eeuw in kaart gebracht. Deze kaartjes geven niet alleen een prachtig beeld van de verkaveling op de essen maar bovendien zijn alle veldnamen er op vermeld. Wij hebben de gegevens van Ballo en Grollo globaal overgebracht op de kadastrale minuutplans van omstreeks 1830 (Afb. 1 en 2). Ook de bouwlanden dragen veelvuldig de naam van de bezitter of de gebruiker van het perceel. Daarnaast komt benoeming naar gesteldheid, bodemgebruik en begroeiing, ligging of vorm algemeen voor. De essen waren beveiligd tegen het wild en het vee door een eswal, waarin hekken toegang gaven tot het land en de wegen over de es. Hierop wijzen namen als Walackers, Heckackers, de Holtackers bij de wal, enz. Toponiemen als Dijckackers, Padackers en Wechlinck zijn eveneens aan de ligging van het perceel ontleend. Kerckackers liggen soms vlak bij een kerk zoals in Rolde het geval is. Ze kunnen | |
[pagina 146]
| |
Afb. 1a. Escomplex van Ballo ten noorden van het dorp, omstreeks 1650
| |
[pagina 147]
| |
Afb. 1b. Escomplex van Ballo ten zuidoosten van het dorp, omstreeks 1650
| |
[pagina 148]
| |
echter ook oudtijds deel hebben uitgemaakt van kerkelijk bezit, dan wel bezwaard zijn geweest met bepaalde kerkelijke lasten. In Ballo en Rolde worden Reeackers vermeld. Het Middelnederlands Woordenboek geeft verschillende betekenissen voor ree, o.a. grenslijn en lijk. Hoewel ree in de betekenis van grens ons slechts bekend is uit het westelijk deel van ons land, doet de ligging van de Reeackers op de Noordes van Ballo hieraan denken. In Nijlande loopt de Reeof Kerckwech dwars over het noordelijk deel van de es. Hij sluit aan op de weg naar Rolde. Hier ligt de betekenis ‘lijkweg’ d.w.z. weg waarlangs de doden naar de begraafplaats in of bij de kerk van Rolde werden gebracht voor de hand. Dat geldt ook voor de Reeackers, gelegen aan een voetpad over de Rolder Zuides naar het dorp. Ook zij nog gewezen op een geschil tussen de Abdij van Assen c.s. en de buren van Ballo over de eigendom en het gebruik van ‘Duurser brugge en Duurser dijck als rewech’: ‘Die van Banlo’ mogen daarover niet dagelijks hun vee drijven om te weiden in Anreper marke, zelfs al bezaten zij daar eigen waranden of erven. Wel mogen ze evenals andere reizigers de brug gebruiken te voet, te paard of met wagensGa naar voetnoot(17). Cruysackers komen op vrijwel alle essen voor, ze houden verband met weg-, weer- of hagelkruisen. De naam Kijk in 't Veld spreekt voor zich zelf. Op de essen komen slechts algemeen bekende vormnamen voor, zoals Breeackers en Tipackers. De laatsten steken soms als een tip uit in het veld, soms zijn ze driehoekig van vorm, evenals 't Staartje. Ook dierenamen zijn soms in de bouwlandbenamingen te herkennen, ofschoon minder vaak dan bij de groenlandnamen. Wij noemen de Craenackers, Hasenackers en Hoenderackers (hoen = patrijs). De natuurlijke gesteldheid van het land is dikwijls bepalend geweest voor de naamgeving van een perceel. Belangrijk, in verband met de bewerking van het land en de rijping van het gewas, is de tegenstelling tussen hoog en laag. Op een lage ligging duiden bv. de Dalackers in Ballo die naast de hoge Polacker zijn gelegen. De Helackers in Grollo liggen rondom een veentje en zullen dus met hol (= laag) in verband gebracht mogen worden; evenals de Helkamp in Deurze, die na 1650 is ontgonnen langs een zijdal van het Deurzer Diep. Op een vochtige ligging duiden ook de Veenacker, de Blancke Smeer en het Mosblok, gelegen rond een veentje op de Noordes van Ballo. Of de naamgeving van de Meerackers en de Meerkampen in Grollo, Ballo | |
[pagina 149]
| |
en Nijlande verband houdt met de ligging aan water of een veentje is niet geheel duidelijk. Dr. Blok oppert voor meer de betekenis van ookland: ‘erbij ontgonnen land’; volgens het kaartbeeld zou dat in Ballo goed passen. De Vleerackers en Slootackers in de Noordes van Grollo worden begrensd door veentjes. Namen als Vuylinck, Vuylaers en Vuyle Gat (resp. in Ballo, Grollo en Rolde) duiden vermoedelijk eveneens op een vochtig milieu. Gletenackers troffen wij aan in Ballo, Rolde en Amen. Volgens het Groninger Woordenboek betekent glete in Onstwedde de afhelling naar het lage weiland. Mogelijk zou de ligging aan de rand van de essen hier op een afhelling naar de lager gelegen groenlanden kunnen wijzenGa naar voetnoot(18). Berchackers komen op vele essen voor; het is dikwijls onduidelijk of een natuurlijke hoogte dan wel een grafheuvel aanleiding is geweest voor de naamgeving. Slechts archeologisch onderzoek zal dit kunnen uitwijzen. Haren en Pollen slaan duidelijk op een hoge ligging. Haar wijst bovendien op bosbegroeiing. Stienackers kunnen zowel op stenig, onvruchtbaar land als op de aanwezigheid van een hunebed duiden. In de Stienbarchackers op de Rolder Noordes staan op het verpondingskaartje twee ‘reusenstienen’ afgebeeld. Het bodemgebruik en de begroeiing houden nauw verband met de natuurlijke gesteldheid. Merkwaardigerwijs vonden wij van de rogge, die eeuwenlang het hoofdproduct van de essen was in de naamgeving geen sporen. Wel van meer bijzondere gewassen bv. Spoltackers, Haverackers, Siepelackers en Boonackers. Kool was, als vrijwel de enige groente, een zeer belangrijk voedingsgewas. In alle nederzettingen worden dan ook Koolgoorns (gaarden), Kooltuinen en Koolkampen aangetroffen, meestal in de nabijheid van de boerderijen. Voor het vervaardigen van kleding e.d. was linnen, naast schapewol, een belangrijke grondstof. Waarschijnlijk heeft elke boerderij oorspronkelijk een klein stukje Lienland bij huis gehad. Wij vinden dat nog in de kleinere, enkelvoudige essen van Amen, Ekehaar, Nijlande en in zekere zin ook in Deurze. In Ballo, Rolde en Grollo liggen de percelen waar vlas op werd verbouwd bijeen in de zg. Lienstukken. | |
[pagina 150]
| |
Afb. 2a. Escomplex van Grollo ten noorden van het dorp, omstreeks 1650
| |
[pagina 151]
| |
Afb. 2b. Escomplex van Grollo ten zuiden van het dorp, omstreeks 1650
| |
[pagina 152]
| |
Slechts eenmaal werd Vlaslant vermeld, nl. in Eleveld in 1650. Interessant is de vermelding van Saetland in Grollo en Elderslo en 't Saet in Rolde, waar men mogelijk zaad won van een bepaald gewas, hoewel met zaad ook rogge werd aangeduid. In de 19de eeuw is veel bouwland in de es met eikentelgen ingeplant om de schors te winnen, die als grondstof voor de leerlooierijen diende. Hierop wijst een naam als Ekkelkamp in Schoonlo (1950). Dat men ook in de 17de eeuw al bepaalde boom-‘kwekerijen’ had, kan blijken uit namen als de Telgen- of Tellekamp in Rolde en mogelijk de Eeckt in Nijlande. Dat men de akkers soms voor andere doeleinden dan bouwland gebruikte blijkt uit de aanduiding Plaglant, waarvoor de slechtste stukken van de es soms werden gebruikt. Vele namen houden verband met de ontginning, bv. Nijlant en Nijlinck. Van percelen die uit het bos werden ontgonnen, moesten de stobben worden gerooid waaraan Stobackers en Strampelackers herinneren. Uit de bodemkaart blijkt dat de oudste gedeelten van vele essen uit bos zijn ontgonnenGa naar voetnoot(19). Door beweiding, afplagging enz. werd het bos schaars en verarmde ook het veld steeds meer. Toch werd ook dit land bij ontgonnen, zoals uit de vele ‘veld’namen op de essen blijkt. De Veldackers liggen bijna steeds op de grens met het ‘veld of de wildernisse’, de naam kan dus gegeven zijn naar de ligging. De gesteldheid is echter ook van invloed, want van vele percelen in de Veldackercomplexen is aangegeven dat zij woest liggen, dan wel als ‘veltlant’ gelden. In tegenstelling tot de oudere gedeelten van de es, liggen in de jongere uitbreidingen vaak meer regelmatig verkavelde, min of meer rechthoekige blokken. Deze zijn vergelijkbaar met de Duitse Gewannen, waaronder wordt verstaan: gemeenschappelijk ontgonnen stukken land waarin iedere rechthebbende zijn aandeel kreeg toegewezen. De Middelwantges en de Collewanten in Ballo, het Goldewant in Rolde en het Ellerswant en de Middelwantges in Grollo zijn mogelijk als zodanig te herkennen. Bij het aaneengroeien van de es werd het noodzakelijk zg. Trappelackers of Wendackers aan te leggen waarop de ploeg gekeerd kon worden en de paarden gewend. Aanwennings en Anewendes komen op alle essen voor en wel op de kopeinden van de blokken. | |
[pagina 153]
| |
Alleen met toestemming van de overige markgenoten mocht men stukken land uit de markegrond ontginnen. Rondom deze ‘kampen’ werd een wal opgeworpen met aan weerszijden een sloot. Veelal dragen deze kampen de naam van de ontginner of de gebruiker. Soms liggen ze midden in de ‘wildernis’, maar vooral de oudere kampen sluiten aan bij een boerderij, o.a. Weyteringe in Deurze en Camps in Ballo. De indruk bestaat dat de kampen vergelijkbaar zijn met de woerden of woerten, waarover o.a. door Naarding is geschreven. Ook deze liggen vaak binnen een aparte omwalling, direct achter een boerderij. De woerden liggen echter altijd vlak bij de dorpskern terwijl de kampen aan de rand van de nederzettingen voorkomen. Woerdnamen kennen wij uit Ballo, Rolde, Grollo, Schoonlo en Amen, waar zij in 1650 dicht bij toen belangrijke boerderijen lagen. De etymologie zou niet geheel duidelijk zijn; de afgeleide betekenis van hof - afgesloten ruimte achter een boerderij - is hier wel toepasselijkGa naar voetnoot(20). In Rolde ligt ten noorden van de kerk, direct grenzend aan het dorp, de Grote Woert naast de Weyert - een water dat als visvijver, brandkolk en drinkplaats voor het vee heeft gediend; aan de buitenzijde lag de Grote Scholtskamp. In Amen op de Haver Essche liggen een groot perceel en een kleintje, de Woert en de Lutticke Woert genaamd, grenzend aan d'Eengehof. In Schoonlo is de Woert alleen uit recente opgaven bekend, omdat de verpondingskaartjes ten oosten van de weg Rolde - Coevorden ontbreken; het perceel wordt begrensd door de Hofakker. Mogelijk houden de woerden verband met de eerste uitbreidingen van de ontginningsboerderijen en komen ze alleen voor in de oudste nederzettingen. Binnen de gemeente Rolde zijn Ballo, Rolde, Grollo, Schoonlo en Amen waarschijnlijk ouder dan bv. Nijlande en Ekehaar. Voor Deurze is dit niet geheel duidelijk. Daar heet een o.i. zeer oude ontginningskamp de Valluwe; een thans verdwenen naam die in verband gebracht kan worden met Veluwe, een benaming voor wild grasland dat een groot gedeelte van het jaar een gele of vale kleur hadGa naar voetnoot(21). Deze vegetatie kon ontstaan op verlaten, ontboste cultuurgronden. Sporen van menselijke bewoning zijn door Wieringa onder het bouwlanddek van de Valluwe teruggevonden. Volgens de gegevens van het verpondingsveldwerk | |
[pagina 154]
| |
uit 1650 komen in Deurze, ten noorden van de Kerkweg naar Rolde, twee percelen voor die Valluwe worden genoemd. Het perceel van deze naam dat het dichtst bij het dorp ligt, hoorde bij het erf HeuvingeGa naar voetnoot(22). Tenslotte vermelden wij enkele merkwaardige namen op de es, die mogelijk verband houden met bepaalde verplichtingen of afdrachten, die op het desbetreffende perceel rustten. Het zijn de Tafelackers in Grollo en de Brootackers in Grollo en Deurze. In een domeinrekening van 1704 wordt vermeld onder de ontvangst van rogge ‘gehorende mede tot de tafelgoederen’ - oudtijds van de bisschop - dat jaarlijks 2 schat rogge wordt opgebracht door het goed Elinge, Elckinge of Evelinge (de juiste naam is dan blijkbaar verloren gegaan) te Grollo. Voor de Brootackers verwijzen wij naar Schönfeld die een op land in Deynum rustende ‘last van misbroot en miswijn’ vermeldtGa naar voetnoot(23). Voorlopig is de betekenis van het enige malen voorkomende toponiem Valsch ons onduidelijk. Op de es van Ballo liggen de Valsche ackers en het Valsche ackertje. In Grollo ligt op de oostgrens van de es bezuiden het dorp een Boerenvalsch: zo op het oog gelijk aan wat elders - o.a. in Schoonlo en Amen - een Boeremient wordt genoemd. In de 16de eeuw is er een grensgeschil tussen de markgenoten van Grollo en Drouwen over ‘de Valsche achter Groller Oosterbroeck’. Het is waarschijnlijk dat een conflict betreffende de Mevalts of Mevaltsche tussen de buren van Borger, Grollo en Drouwen in de 17de eeuw op dit zelfde gebied betrekking heeftGa naar voetnoot(24). | |
De Bossen.Van het oorspronkelijke landschap met zijn holten op de hogere gronden en dichte broekbossen in de beekdalen is, als gevolg van menselijke activiteiten, weinig overgebleven. De aanwezigheid van deze bossen in het verleden blijkt o.m. uit de bodemprofielen en de naamgeving. Vele essen, in elk geval de oudste gedeelten ervan, zijn uit bos ontgonnen en hebben een bosprofiel in de ondergrond. De jongere | |
[pagina 155]
| |
uitbreidingen van het bouwland liggen vaak over tot heide gedevasteerde veldgronden, waar de bossen door verbranding, houtkap en beweiding waren verdwenen. Op de essen zijn namen als Holtackers, Stob- en Strampelackers, Boomackers en Rijsackers getuigen van oude bosbegroeiing. In de beekdalen zijn dat de vele namen op broek. Wij noemen hier slechts het Geelbroeck, het Sondachsbroeck en het Donderdachsbroeck. Naarding verklaart de naam Sondachsbroeck uit een persoonsnaam. Wij vragen ons echter af of het naast elkaar voorkomen van Sondachs- en Donderdachsbroeck niet eerder een aanduiding kan zijn voor een bepaalde rondgang van de dorpskudden door de gemeenschappelijke weidegebieden. Zo wordt in een proces, dat in 1744 door de markgenoten van Nijlande werd gevoerd over het gebruik van de gemene markegronden, opgemerkt dat ‘die van Nijlande’ het recht hadden hun beesten twee maal per week door Kampvoort op het Hoge Deurzer Broek te drijven. Iets dergelijks blijkt uit een 17de eeuws proces over een grensgeschil tussen de markgenoten van Grollo en Drouwen, waarbij Jacob Scheper verklaart dat hij twee dagen in de week ‘des dinghsdaags en vreidaags in de Strenck bij Meynersmaadt schapen heeft geweidet’. Over de weiderechten in het Geelbroek zijn eeuwenlang allerlei processen gevoerd. In 1663 is door geschillen over de limieten tussen Anrepe en Duurse de afwatering verwaarloosd waardoor de groenlanden ‘die bij en ontrent Geelbroeck als een quabbe liggende’ verdrinken. Er wordt overeengekomen dat in het voorjaar van 1664 ‘een gruppe of slootien van 4 voeten wijt en 2 tot 3 spetten diep’ gegraven zal worden, ‘beginnende van het Vledder int Geelbroeck gelegen recht uyt tot aen de paell achter de geele bloemen staende’Ga naar voetnoot(25). Het is verleidelijk de naam Geelbroek met deze, blijkbaar als landmerk opvallende, gele bloemen in verband te brengen. Deze opvatting vindt steun in de verklaring die W. de Vries geeft van het nabij gelegen Eleveld. Hij denkt daarbij aan een afleiding van elo = geel en verwijst naar de gele bloemen van de gagel, een plant die hier vanouds inheems isGa naar voetnoot(26). Zowel op de es als daarbuiten duiden namen met het bestanddeel bos o.i. op door de mens ingeplante bosjes van jongere datum. Enkele voorbeelden zijn: het Regelboombos - bomen op een rij langs de ‘wech nae Scharlo’ -, het Appelbos - waarschijnlijk ingeplante | |
[pagina 156]
| |
vruchtbomen -, het Iembos - een bosje rond de stal waar de bijenkorven van de markgenoten werden geplaatst - en het Aeckerbos - waar de varkens op de mast werden gedreven. Het aan de westzijde van de Baller es gelegen Norrenbos wordt op een 19de eeuws kaartje aangeduid als Noordeindiger of Norgerbos. Verband met de plaatsnaam Norg moet wegens de afstand tot die nederzetting dubieus worden genoemd. Rond de essen liggen restanten van de eertijds uitgestrekte holten: opgaande bossen van voornamelijk eiken en beuken. Het Grollerholt - waar volgens historische gegevens nog in de 15de eeuw door de Ridderschap en Eigenerfden van Drente, in de open lucht en gezeten op aarden zitbanken, werd vergaderd - komt op de kaartjes van het 17de eeuwse Verpondingsveldwerk niet voor. Het huidige bosje van die naam, gelegen ten oosten van de weg naar Schoonlo, werd in 1880 door de Provincie aangekocht. De zg. etstoel is een grote zwerfkei die omstreeks 1900 van de Schoonloër heide daarheen is vervoerd. Volgens de gegevens van het bodemkundig onderzoek staat het tegenwoordige Grollerholt op een vochtig, zwaar ontwikkeld heidepodzolprofielGa naar voetnoot(27). De gezworenen zouden er destijds zeker met de voeten in het water hebben gezeten! Het kaartje uit 1650 vermeldt op deze plaats de Dicke Heurn, ook een benaming voor bos, echter niet van zwaar, opgaand geboomte maar van kreupelhout (Dickicht). Een goed ontwikkeld bosprofiel wordt aangetroffen onder het esdek ten westen van de weg naar Schoonlo, in de nabijheid van een blok de Hemelinck genaamd. Wij opperen de mogelijkheid dat deze naam een afleiding is van heimael, om aldus verband te zoeken met de aloude vergaderplaats. Uit dit laatste voorbeeld blijkt nog weer eens dat de huidige benamingen niet altijd met de archivalisch overgeleverde namen overeenkomen. Sommige oude namen, zoals de Valluwe in Deurze, zijn geheel verdwenen; nieuwe namen zijn ervoor in de plaats gekomen. Toch kan worden gezegd dat de huidige benamingen dikwijls waardevolle aanwijzingen geven, die het mogelijk maken oude percelen of bedrijven terug te vinden. Het blijft dan ook een eerste vereiste om alle toponiemen die nu nog achterhaald kunnen worden, te verzamelen en, indien mogelijk, op kaart te brengen.
Wageningen. A.W. Edelman-Vlam. |
|