Naamkunde. Jaargang 1
(1969)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |||||||||||||
Noordbrabantse etymologieënGa naar voetnoot(*)12. Het toponiem ‘Vessem’, met dat van ‘Duizel’ en van ‘Diessen’.1 Vessem.Vessem is een dorp in het noorden van de Noordbrabantse Kempen, ongeveer drie uur ten westen van Eindhoven. Zonderen we de verharde wegen van de laatste jaren uit, dan kunnen we zeggen dat Vessem sedert betrekkelijk lange tijd drie (twee) harde wegen heeft: een gaat in de richting Wintelree en verder over Oerle naar Eindhoven, een andere (dezelfde) in tegengestelde richting naar Hoogeloon, de derde (tweede), die loodrecht staat op de zo juist genoemde weg Wintelree-Hoogeloon, voert naar Middelbeers en vervolgens door Diessen naar Tilburg. Wie de bebouwing van Vessem goed in ogenschouw neemt zal zien dat de meeste gebouwen (voornamelijk huizen) langs deze laatste weg (Vessem-Middelbeers) staan, dat Vessem westelijk georiënteerd is in de richting zuid-noord, met de uitlopers in het noorden de gehuchten de Donk en het Merven. Naar het oosten toe, naar het hoger liggend gebied van Wintelree-Oerle staan veel en veel minder woningen. Deze bebouwing van Vessem, hoofdzakelijk gelijk gezegd langs de nú harde weg Vessem-Middelbeers, houdt verband met, is het nog steeds duidelijk zichtbare gevolg van de oorsprong van het dorp. Het ligt namelijk aan een ten westen ervan in de richting zuid-noord stromend watertje dat nú het Streumke of het Klein Streumke heet, vroeger volgens allerlei kaarten de (kleine) Beerze en nog vroeger... Wie iets aan toponymie of dialektologie heeft gedaan zal in Vessem dadelijk een samengesteld woord zien met als tweede lid het element heem (heim, haam, eng. home; N.G.N. II, blz. 30: Veseme ao 1245; N.G.N. IX, blz. 113: Vesshem ao 1374), waarover J. Lindemans in Toponymische verschijnselen I (1940), blz. 1 en vlg. heeft geschreven. Hij onderscheidt achtereenvolgens vier betekenissen: 1o een afgezonderd hof; 2o een dorp; 3o een klein gehucht; 4o een uitgestrektheid land. We kunnen voor het ontstaan van zo'n dorpsnaam het best | |||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||
denken aan een nederzetting van een of meer eenvoudige woningen, mogelijk niet meer dan hutten, in ons geval aan een riviertje: ‘der (oder die) Bach, der ihm (der Bauer) die Wiesen bewässert und das notwendige Trinkwasser liefert’ (blz. 62 van Das Apa-Problem van H. Dittmaier, Leuven, 1955). Maar dat heem reeds vroegtijdig ‘dorp’ kan betekend hebben leert ons het Gotische haims, znw.vr. = ‘dorp, vlek’.
De fonetische waarde van het woord Vessem is overal in de Kempen [vä.səm]. De lange [ä.] kan de representant zijn van meer dan één klankverbinding: 1) van ei: [gä.t] geit, [kä.mə(n)] keimmen, kammen, [dwä.l] dweil: Dialekt van Kempenland I, §§ 129, 32, 42. Het is zeer verleidelijk ook voor Vessem [vä.səm] een oudere vorm *Veishem aan te nemen. Hiertegen is echter één, onoverkomelijk bezwaar: in dat geval toch zou het westen van de Kempen niet [vä.səm] maar [va.səm] moeten zeggen: Dialekt van Kempenland I, blz. 101 (kaartje). Dit is echter niet het geval. Kuysten mag in N.G.N. IX, blz. 113, al zeggen dat de uitspraak vassem is, met een a, die naar oa zweemt, het is onjuist, evenals onjuist is dat Gestel (bij Eindhoven) als Gaastel wordt uitgesproken (t.l.a.p. blz. 104). Beide woorden hebben [ä.], niet [a.]. Op grond dus van het feit dat men in de westelijke Kempen niet [va.səm] zegt (maar [vä.səm]) mogen we niet op een oudere vorm *Veis-hem teruggrijpen. Trouwens, als dit wel het geval zou zijn geweest had men vermoedelijk ook wel Veissem geschreven, niet Vessem. 2) van jongere i-umlaut van a vóór
Zie § 31 van Dialekt van Kempenland I. Het is duidelijk dat Vessem [vä.səm] tot geen van deze vier kategorieën behoort. 3) van a vóór r + labiaal of gutturaal: [ä.rəm] arm, znw. en bnw.; [stä.rək] sterk. Zie § 35 van Dialekt van Kempenland I. Hiertoe hoort Vessem [vä.səm] niet. 4) van e vóór | |||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||
Zie § 47 van Dialekt van Kempenland. Vessem [vä.səm] kan ook niet behoren tot a), c) of d) van deze laatste (vierde) rubriek, wel tot b): e vóór s-verbinding: vess-: zie verderop. De e duidt, doordat ze geen umlautsvokaal van a is, niet de klank [ε] aan: Dialekt van Kempenland I, § 28, maar de wat opener [ä], die samenvalt met de normale representant van Westgermaanse ë: Dialekt van Kempenland I, § 46. Deze open klinker [ä] wordt in de Kempense dialekten normaliter vóór een s-verbinding gerekt tot [ä.], evenals dat bij de nog meer open [a] tot [a.] het geval is: Dialekt van Kempenland I, § 22, 2. We zijn dus gerechtigd [vä.səm] Vessem te zien als de klankwettige ontwikkeling van een ouder *Vess-hemGa naar voetnoot(1). Het eerste bestanddeel *Vess- is hetzelfde als Vesse, dat door Carnoy in deel II, blz. 696 van zijn Origines des noms des communes de Belgique wordt genoemd: Vesse: ruisseau à Crupet [1545 Vesze. R(oland)] en verder: Racine celtique: veis-, vis- ‘couler’Ga naar voetnoot(2). Vessem is dus historisch gezien: de nederzetting (een of meer huizen, het gehucht, het dorp [het heem] aan de Ves(se) d.i. de nu daar nog stromende beek de (Kleine) Beerze, thans in de volksmond et (Klae(n)) Streumke gehetenGa naar voetnoot(3). Met deze onze opvatting omtrent de oorsprong van het eerste bestanddeel van Vessem zijn we naar we menen in de sfeer van het Keltisch gekomen. Er is in de wereld van de toponymisten een zekere pennestrijd gevoerd over de vraag hoever naar het noorden Kelten hebben gewoond en er sporen van hun aanwezigheid hebben achtergelaten. Men kan erover lezen o.a. in Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde L (1931), blz. 181 en vlg. (J. de Vries); in Praegermaanse elementen van de Nederlandse toponiemen en hydroniemen (A. Weijnen, 1958); in Driemaandelijkse Bladen, N.S., deel X (1958), blz. 102 en vlg. (M. Schönfeld) met antwoord van Weijnen | |||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||
in deel XI, blz. 7 en in Museum (1959), blz. 238 en vlg. (P.J. Meertens). Niet minder is rond 1960 en later het vraagstuk van de Keltische namen weer in diskussie gekomen. We wijzen op:
Over het algemeen ademen deze laatste zes geschriften een anti-Keltische geest wat het voorkomen van Keltische namen ver naar het noorden betreft: een zekere reaktie op de keltomanie van voorheen. Nu ligt de grens of liever de grenszoom of de grenzone van het Keltisch niet in het zuiden van Noord-Brabant: zie Karte 2, 3 en 4 van Grenzen vor- und frühgeschichtlicher Ortsnamentypen. ‘Diese keltische Namen müssen nahe der Somme und der Oise ihre nördliche Grenze gefunden haben’ (aldaar blz. 552). Maar toch houden we het ervoor dat bepaalde Keltische ‘Vorstösze’ in de Noordbrabantse Kempen met aanpalend gebied te vinden zijn, niet enkel Demer (zie Mededelingen XLIII, blz. 82 en vlg.) en Vess(em) maar ook en in het bijzonder het onder St. Oedenrode gelegen Vern(hout) [vərzaút:] met rz < rn: Dialekt van Kempenland I, § 170 met voetnoot 5 en het bekende eindaksent, zoals dat in samengestelde toponiemen vaak voorkomt). Carnoy en niet minder Kuhn, die wel niemand van keltomanie zal willen beschuldigen, zien in vern = ‘els’ een echt Keltisch woord: Völker zwischen Germanen und Kelten, blz. 111, zo ook in: Grenzen vor- und frühgeschichtlicher Ortsnamentypen, blz. 550. Dit ‘Vernhout’ betekent dus ‘Elshout’, een naam die in zuiver Germaanse gestalte in het noorden van Noord-Brabant voorkomt (zie Dialekt van Kempenland I, blz. xxxv, voetnoot 41). | |||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||
Het dorp Vessem kunnen we met alle recht een dijkdorp noemen, een dorp aan de zgn. Middelbeerse dijk (nú de verharde weg Vessem-Middelbeers). Het wordt (werd), om nu eens een groot woord te gebruiken, in zijn bebouwing ‘beheerst’ door de beek die even ten westen ervan in de richting zuid-noord loopt. Toen de naam van de beek, Vess, overgegaan was op de nederzetting aan die beek, verdween Vess als waternaam en kwam er een nieuw hydroniem voor in de plaats: de Beerze (de Kleine Beerze). Mooie parallellen van de overgang van de naam van een waterloop op de aangebouwde huizen - waarover men kan lezen in Nederlandse Waternamen van Schönfeld, o.a. blz. 17 en vlg. - vindt men in de beide aan Vessem grenzende dorpen -Beers (-Beerze: Oostel-, Westel- en Middelbeers) en Oerle: -Beers < -Beerze < berne (eng. ‘burn’) is primair: beek en daarna: de nederzetting aan die beek; in Oerle de Vlut (< de Vleut = de beek): oorspronkelijk een loopje, dan het gehucht aan dat loopje: zie Dialekt van Kempenland II, blz. 716b, s.v. vlo̤t. De Vooys spreekt in zijn Nederlandse spraakkunst5 nr. 134 van de overschatting van de etymologie inzake de woordbetekenis. ‘Vele leken, en ook sommige geleerden, verkeren in de dwaling dat de etymologie voor de woordbetekenis biezondere waarde heeft, omdat die ons zou leren doordringen tot de “eigenlijke” betekenis. Een woord zou men eerst goed kennen, als men “er door heen kan zien”’. De Vooys heeft volkomen gelijk en toch... men kijkt een plaats heel anders aan als men er de etymologie van kent. Zo althans vergaat het ons met ‘Vessem’.
‘Hier kon het punctum staan!’. Er is echter nog iets dat onze aandacht verdient met betrekking tot de plaatsnaam Vessem en wel het feit dat aan hetzelfde stroompje dat we in het voorgaande Vess hebben genoemd het dorp Oostelbeers ligt, een goed uur ten noorden van Vessem. In Dialekt van Kempenland II, blz. 58 b vlg., s.v. bä.rzə(n), in deel I, § 170 en vooral in nr. 10 van onze Noordbrabantse etymologieën in Mededelingen hebben we aangetoond dat -beers [bä.rs, bä.rzə] ontstaan is uit berne, een bijvorm van borne = bron enz. Hier herhaalt zich - zoals boven reeds gezegd is - de geschiedenis van overdracht van water op nederzetting: het dorp -beers kreeg zijn naam van het erlangs stromende watertje, (dat nù weer anders genoemd wordt dan Beerze nl. met de algemene naam het Streumke, resp. het Klein Streumke). Uit deze wisseling Vess (Keltisch) = Beerze (Germaans) zou men kunnen besluiten dat het dorp -beers een jongere nederzetting | |||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||
dan Vessem is, wat, gelet op de noordelijker en dus lagere ligging dan Vessem, best mogelijk is. Het kan echter ook zijn dat hetzelfde stroompje in zijn bovenloop Vess heette, verderop naar het noorden Beerze. Een dergelijk verschijnsel komt meer voor: Waternamen van Schönfeld, blz. 60 en 72, ook in het dorp Vessem zelf. Als men van Wintelree/ Oerle uit in Vessem komt gaat men over een watertje, niet breder dan een sloot, het Maaske genaamdGa naar voetnoot(4). Verderop heet dit stroompje den Hazeloop en nog verder de Landrij (-rij = rijt), volgens anderen in Vessem is de gang van zaken: den Hazeloop, dan de Maaisloot en vervolgens de LandrijGa naar voetnoot(5). Er is evenwel ook een andere mogelijkheid: Toen de naam Vess als hydroniem verdween, kon de tussen Bladel/ Netersel-Hapert/Casteren naar Westel- en Middelbeers lopende beek haar naam Beerze overdragen op het langs Vessem stromend watertje, waarmee ze ten noorden van Middelbeers samenvloeit, en kon men onderscheiden: de Grote en de Kleine Beerze. | |||||||||||||
2 Duizel.In de Keltische sfeer van Vessem hoort misschien en zelfs waarschijnlijk eveneens thuis de Kempense dorpsnaam Duizel (gem. Eersel), één van de zgn. Acht Zaligheden, dat enige kilometers ten zuiden van Vessem ook aan het (Klein) Streumke (de Kleine Beerze) ligt. De vokaal, fonetisch ɔ̈. [dɔ̈.zəl], wijst op uiʹ, terwijl z uit tussen twee klinkers staande s is ontstaan. Hiermee in overeenstemming is de vorm die Gysseling in zijn Toponymisch woordenboek (1960), deel I, blz. 290b ao 1219 geeft: Dusele. Het eerste element Duse zou men misschien ook mogen zien in Duisbeke (Dusebeca, in het 3e kwart van de 12e eeuw; Gysseling a.w., blz. 289), Duisburg en Duusdonk (Carnoy, Origines enz., deel I, s. vv.). Onder het woord Duisbeke (dép. Mater) zegt Carnoy: ‘De même que le village Mater porte un nom celtique de rivière (*Matrona) à caractère religieux, son ruisseau Duis-beke perpétue une dénomination :duis-, non moins celtique, se rattachant à des génies et, notamment, à des génies de rivière’. En onder Duusdonk (dép. Waarschoot): ‘Tous les noms renfermant l'élément duus, duis paraissent se rattacher à la croyance des Germains, aussi bien que des Celtes, à l'existence de génies appelés: *deusa-, *dusio’. Het eerste lid kan dus van Keltische oorsprong zijn, het tweede bestanddeel schijnt het bekende -el (loo, lo, le, el, l) te | |||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||
zijn, dat in de Kempen meer voorkomt: Bladel (< Bladele), Oerle, Wintelre (< Winterle), Waalre (< Waarle). Het is niet bevreemdend dat een veld- of waternaam naar ‘geesten’ is benoemd. In Dialekt van Kempenland II, blz. 305a s.v. Klokkuil hebben we erop gewezen, hoe men eertijds geloofde dat deze kuil door watergeesten werd bewoond. Tot een benoeming van die kuil naar deze watergeesten is het hier nochtans niet gekomen. Maar dat een dusdanige benoeming elders wel heeft plaatsgevonden kan men lezen in Driemaandelijkse Bladen (N.S.), deel X, blz. 107 en vlg.: Hunnen en witte wieven in veld- en boerderijnamen. Op blz. 113 wordt o.a. gesproken van wittewievenbos en wittewievenbelt, terwijl Schönfeld in Waternamen, blz. 236, de Wittewijvenkuil noemtGa naar voetnoot(6). Wanneer we nu met Mnl. Woordenboek XI (1941), kol. 343 s.v. Looii (ook kol. 346) voor -el (le, lo, loo) de betekenis ‘waterloop’, ‘watergang’, ‘stroom’ aannemen, dan zou Duizel van oorsprong betekenen: (water)geestenstroom, stroom waar watergeesten wonen of iets dergelijks, en is, als zo vaak, de plaats naar het water genoemd (zie ook hierboven bij Vessem, Beers en de Vlut (onder Oerle)). | |||||||||||||
3 Diesem.Als men vanuit Vessem in noordelijke richting langs de gehuchten de Donk en het Merven naar Middelbeers gaat, buigt verderop de harde weg naar het noordwesten en komt men enige kilometers verder in Diessen, na een riviertje (de Reuzel) gepasseerd te zijn dat daar in de volksmond de Stroom heet, op atlassen aangegeven staat als Achterste Stroom. Bij Stolte in Tijdschrift voor Geschiedenis LXX (1957), blz. 76 en vlg., bij Schönfeld, Waternamen, blz. 80 en vlg., en bij Gysseling, Toponymisch woordenboek, blz. 269 en vlg., kan men een en ander over deze plaatsnaam lezen. Gysseling geeft ao 260-268 op munten van Postumus: Her(culi) Deusoniens(i); ao 380 DeusoneGa naar voetnoot(7); ao 712 Deosne, Diesne enz., van welke laatste vormen Schönfeld opmerkt dat de s voor onmiddellijk volgende n scherp bleef: Dies(s)en. | |||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||
Verder vindt hij het waarschijnlijkste - immers het meest voorkomende geval - dat de plaats naar het water is genoemd. Wat de etymologie van het woord betreft, op blz. 270a vermeldt Gysseling: ‘Blijkens de Herculesverering, Oudgerm. waternaam deusōn- bij IE dheus-, dat vaak in religieus verband optreedt (Gr. θεός ‘god’, gallorom. dūsius ‘daemon’, mhd. getwās ‘spook’, lit. duasià ‘geest’). Wie deze aantekening van Gysseling vergelijkt met die welke we hiervóór uit Carnoy hebben geciteerd zal zien, dat we bij Diessen met dezelfde oorsprong te doen hebben als bij Duizel (*deusa: dūsio): een stroom bewoond door (water)geesten. In beide gevallen is - evenals bij Beers, Vessem en de Vlut: zie hierboven - de waternaam overgegaan op de eraan gelegen nederzetting. Vessem, Duizel, Diessen: nú drie dorpen in het zuiden van Noord-Brabant, van óórsprong waternamen, waarvan op goede gronden mag aangenomen worden dat ze Keltische (Gallo-Romaanse) taalelementen bevatten.
Deventer. A.P. de Bont. |
|