Naamkunde. Jaargang 1
(1969)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
Toponymische gelijkmaking in het geromaniseerde gedeelte van OvermaasGa naar voetnoot(*)De fragmentarische documentatie waarover wij beschikken betreffende het Romaanse of geromaniseerde gedeelte van het vroegere hertogdom Limburg (met het graafschap Dalhem) laat ons niet toe een volledige inventaris op te maken van de aldaar aangetroffen Germaanse toponiemen. Het lijdt geen twijfel, dat kleine Dietssprekende bevolkingsgroepen, die zich ten zuidwesten van de huidige taalgrens gevestigd hadden, zich door de eeuwen heen trapsgewijze door een overwegend geworden Romaanse meerderheid hebben laten opslorpen. Behalve de gemeentenamen zelf, die van Germaanse (Frankische) oorsprong zijn, vertoont de levende toponymie van Herve, Grand-Rechain, Bilstain, Stembert en Dalhem een ontegensprekelijk Waals uitzicht. Dit schijnt zelfs ook het geval te zijn voor Bolbeek (Bombaye), dat volgens Kurth in de middeleeuwen tot het Dietse taalgebied zou behoord hebbenGa naar voetnoot(1), en voor de hoofdplaats van het hertogdom, dat pas omstreeks het einde van de 13de eeuw geromaniseerd zou zijnGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 71]
| |
Berneau was echter nog op het einde van de 18de eeuw overwegend Dietssprekend en de volledige romanisering gebeurde er in de loop van de 19de eeuw. Kurth haalt een indrukwekkend aantal Germaanse kadasternamen aan uit de jaren 1768-1770 en schrijft als besluit: ‘De ces noms, un certain nombre ont été traduits en français et existent encore aujourd'hui à Berneau, comme by den kersseboomen wegh, qui est devenu le chemin du cerisier, et op den steen qui est devenu sur le pireux. D'autres ont survécu sous leur forme germanique, mais altérée par la prononciation wallonne qui permet à peine de les reconnaître. Lorsque j'ai entendu à Berneau appeler so li stécoule et Beuristrate des endroits dont je venais de lire les noms originaux, op de steencuyle et Burgstraet, dans un acte de 1770, j'ai eu l'impression très vive du changement linguistique accompli dans cette commune depuis un siècle à peine’Ga naar voetnoot(3). Wat toen in Berneau gebeurde, kunnen wij heden voor onze ogen zien gebeuren in de nogal brede taalgrenszone, die dwars loopt door de gemeente Aubel en het noordoosten van Clermont, waar Dietse en Waalse dialectsprekers naast elkaar wonen, zonder dat het met zekerheid uit te maken is welke groep de meerderheid heeft. Aan de hand van de door het plaatselijk onderzoek verstrekte ‘mondelinge’ documentatie, getoetst aan de beschikbare schriftelijk overgeleverde gegevens, kunnen wij nagaan in hoever de taalverandering zich in de levende toponymie weerspiegelt. Ter vergelijking zullen we ook een aantal plaatsnamen uit Weerst (Warsage) aanhalen, zodat wij een beeld krijgen van de toestand in plaatsen die, naargelang van hun ligging, op verschillende tijdstippen geromaniseerd werden of waar de romanisering nu nog aan de gang is. Hierbij wordt volledigheid natuurlijk niet nagestreefd. Tenzij anders vermeld, zijn de hieronder aangehaalde vormen ontleend aan onze Enquête dia- | |
[pagina 72]
| |
lectale, waarnaar we de lezer verwijzenGa naar voetnoot(4); wegens plaatsbesparing worden de geraadpleegde bronnen, waarin we de oude grafieën aangetroffen hebben, niet opnieuw opgegeven. | |
1Het aantal ‘plaatsnamen-paren’ of ‘doubletten’ is in een overgangsgebied als Overmaas betrekkelijk groot. Het feit, dat de meeste Germaanse namen - ook die welke samengesteld zijn met gewone appellatieven - niet vertaald maar in een versteende vorm door het Waals overgenomen werden, bewijst echter dat de Waalssprekenden vele van deze plaatsnamen niet begrepen, d.w.z. dat de tweetaligheid behalve in uitzonderlijke gevallen eenzijdig was. Interessant bij zulke formaties is het fonetisch uitzicht van de ontleende vorm, met andere woorden, de wijze waarop de oorspronkelijke vorm zich aan het taaleigen van de andere taal aangepast heeft, omdat die ons wat leren kan omtrent de mogelijke datum van de overname. | |
1.1. Noordoosten van ClermontBach: ptd. agən bā.χ > wa. al bah, kad. La Bach. Dit klein gehucht ligt gedeeltelijk op het gebied van de gemeente Aubel, ten zuiden van De Kluis (La Clouse). Bambusch of Banbos: ptd. agənə ba.məš > wa. al bâmus', kad. La Bamus. Het consonantisme in het Waals (-s<-š) wijst op niet recente ontlening. Oorspronkelijk behoort de medeklinker ch (= š) niet tot het Noordoostwaalse foneemsysteem. Vandaar de concurrerende leenwoordvormen cignon (neol. chignon), cécorèye (neol. chécorèye of chicorèye), resp. uit fr. chignon, chicoréeGa naar voetnoot(5). Berk: ptd. agən be.rək > wa. al bèrik, kad. Berick. Ten on- | |
[pagina 73]
| |
rechte ziet Kurth (I, blz. 37) in ‘Berick’ een ontlening aan ndl. berg. Cfr ook § 4.1.1. Crawhez: ptd. krǭmənt = wa. crawhé. De oorspronkelijke naam zal wel * Krauwheem geweest zijn, met als bepalend element frk. *krāwa- =ohd. chrā(wa), os. krāu, limb. krauw, bijvorm van ndl. kraai. Over de uitgang, zie Med. Ver. Naamk. XXXIV, 145. Gracht: ptd. įgən grā.t > wa. èl gråte of èl grâte, ao 1511 Greyt, ao 1542 Graide, ao 1542 Gracht, ao 1546 Graet, ao 1789 Grande, kad. La Grande, La Graude. Daar het Noordoostwaals geen nasale klinkers heeft, wordt lange velare -ā- aangevoeld als fra. -an [ã]; daarbij dient rekening te worden gehouden met de regelmatige over- eenkomst wa. -å- (lange open ǭ) = fra. -â- of -au-. Dit verklaart de grafieën van 1789 (en van het kad.) en de afwisseling -å- / -â- in de huidige Waalse uitspraak. Heidries(ch): ptd. op ənə hei·drį̄š > wa. al hèye-drḗs' of al hèye-drḗch, kad. Haye-Dresse. Over de afwisseling -s/-ch in het Waals, cfr s.v. Bambusch. Kuk: ptd. op ənə kök of op ənə kük > wa. al cuke, kad. La Kuck. Misschien gaat het oorspronkelijk om een familienaam. Door Coels wordt in 1602 Johan Kuck vermeldGa naar voetnoot(6) Vgl. į gən kükəwei in Montsen. Vlamerie: ptd. agən vlamerįj = wa. al båm'rèye, ao 1525 Valmerie, ao 1527 Vlamerie, ao 1562 Flamerey, ao 1644 Blasmereie, ao 1732 Vlamerie. Dezelfde naam treffen we in Eynatten aan: į jən vlamərįj, kad. Die Flammerey. Betekenis: ‘een door de vlammen gerooide plaats’. In de toponymie van Overmaas is het leensuffix -erie (-ərįj) productief: cfr bōmərįj (Aubel), vįšərįj (St.-Pieters-Voeren). De Waalse naam van Vlamerie werd vroeg ontleend (cfr de grafie van 1644); Anlaut -b- is te verklaren door invloed van het woord blame ‘vlam’; rekking van -a- tot -å- door ‘Gefühlslautung’ (in oorspronkelijk meerlettergrepige woorden wordt de beklemtoonde klinker vaak lang bij de ontlening, vgl. het lkw. wkw. rôbaler <ndl. rollebollen). | |
1.2. Sint-Jansraat en MessitertBikkelborn: ptd. agənə bįkəlbǫan > wa. å bikèlborn, kad. Bickelborn. Betekenis: ‘plaats bij een bron, waar men het bikkelspel | |
[pagina 74]
| |
speelt’? De ontlening door het Waals zal wel recent zijn; ze berust eerder op de grafie dan op de dialectische vorm (wegens de uitgang). Domeraat: ptd. op domərət = wa. a domèrå, kad. Domeraet, off. Dommelraedt. Eerste bestanddeel: fn. Dohm, ao 1619 Doem (Coels 191). De Waalse uitspraak berust op een ouder stadium van de ontwikkeling van deze naam: * Domerā(de). Soms zeggen de Platdietsers įn dǫmərǭ· (voorbeeld van ‘wederzijdse onlening, cfr § 3). Elzet: ptd. op ęlzet > wa. èl nèrzète, kad. Elzet. Deze benamingen zijn archaïsch: thans zegt men vaak: wa. (amô tômé) al bèle, ptd. (bįj tō·me) agən bęl. De hoeve ligt inderdaad aan de Bel (bijrivier van de Berwinne); daar woonde de familie Thomé. Gorchem = Gorhez: ptd. agənə go.rəχəm = wa. a gwèrhé, ao 1213 Gorck, ao 1604 Gorick, Gorckum, Goirchem, kad. Goirhez. Etymologie: zie Med. Ver. Naamk. XXXIV, 145-146. Gracht: ptd. įgən grā.t > wa. èl gråte of èl grâte, kad. Graet. Cfr § 1.1. s.v. Hiervoor zijn geen oude vormen voorhanden. Heesterberg = Hestreux: ptd. agənə heistərbę̄rəχ = wa. å hêstreû, ao 1864 Hestreux, kad. Haistreux. Zie Med. Ver. Naamk. XXXIV, 140-141. Knuppelstok: ptd. knö.pəlšto.k > wa. klḗpustok, kad. Knuppelstock. Met fonetische aanpassing van de eerste silbe: kn- is onvast in het WaalsGa naar voetnoot(7) De weg, die naar Knuppelstok leidt, heet in het Waals: lu vôye dè moudreû (lkw. moudreû betekent ‘moordenaar’). Ongetwijfeld is er een semantisch verband tussen beide namen. De moordenaar, van wie hier sprake is, zal zich van een ‘knuppel’ bediend hebben om zijn misdaad te begaan! Kreeft: ptd. įgənə kręft > wa. å crèfe of èl crèfe, kad. Kreft. De eerste (mannelijke) Waalse leenvorm wijst op ontlening door tweetalige dialectsprekersGa naar voetnoot(8). Lammerschot: ptd. la.məršo.t > wa. lamèrchot' of lamurchot', kad. La Merchot. Tweede bestanddeel: mnl. schot ‘afgeperkte ruimte, inz. voor vee’Ga naar voetnoot(9) Het Waalse consonantisme (-ch-) wijst op nogal jonge ontlening (cfr supra). Speelberg: ptd. agənə špęlbərəχ > wa. a lu spèlbrih, ao 1864 | |
[pagina 75]
| |
Spelberg, kad. Spelberich. Betekenis: ‘hoogte waar men zich met spel vermaakt of waar wilde dieren minnespel bedrijven’Ga naar voetnoot(10). Steenberg: ptd. agənə štē·bərəχ > wa. a lu stḗbrih, kad. Stenberg. | |
1.3. WeerstAls: ptd. įgən a.ls(t) > wa. a l'alse, kad. Fond d'Als, Bois royal d'Alse (Kurth I, 117). Uit germ. *aloxs- ‘(wild) alsemkruid’, zoals de naam van de Vlaamse stad Aalst (cfr Mansion 8). Als ligt gedeeltelijk op het gebied van de gemeente Sint-Martens-Voeren; de hoeve echter op dat van Weerst. Appelboom: ptd. agənən a.pəlbō.m > wa. a l' apèlbôme. Alleen door de mondelinge traditie behouden. Deze naam duidt een plaats aan, aan de grens tussen Weerst en Aubel. Daar staat een... linde; de weg, die deze plaats met Sint-Jansraat verbindt, heet in het Waals: lu vôye dè tiyou, ao 1864 Chemin du Tilleul’. Beek: ptd. įgən bīə.k > wa. èl byḗk, 17o La Beeque (Kurth I, 117), kad. In de Beeck ('s-Gravenvoeren). Betreft laaggelegen weiden, ten dele op Weerst, ten dele op 's-Gravenvoeren. Heide: ptd. op ən hei· > wa. al hèye, kad. La Heid (Kurth I, 117), La Heyde (Sint-Martensvoeren). Slechts één huis van dit gehucht ligt op het gebied van Sint-Martens-Voeren. Molt: ptd. agən molt > wa. èl mole, mil. Ferme de la Moldt, kad. Ferme de la motte (Kurth I, 117). Limb, moelde ‘baktrog, bergkloof, zonk tussen twee heuvels’Ga naar voetnoot(11) = hd. Mulde. | |
2Plaatsnamen-paren ontstaan door vertaling zijn talrijk, maar het is vrij moeilijk uit te maken welke van beide vormen de oorspronkelijke is, zelfs als men over oude bewijsplaatsen beschikt, vooral waar het om appellatieven gaat, die door iedereen begrepen worden, b.v. wa. lu vète vôye = ptd. dər grų̈̄nə wę̄χ, ao 1864 Creunweg, kad. Chemin vert (Aubel). Interessant zijn echter de pln.-paren, waarvan de betekenis in het moderne dialect niet meer aangevoeld wordt en die men | |
[pagina 76]
| |
op het eerste gezicht, maar ten onrechte, als onafhankelijke formaties (‘vrije pln.-paren’) zou kunnen beschouwen. | |
2.1. Noordoosten van ClermontBeekmolen: ptd. agən bǫa.kəsmǫ̈̄lə = wa. å boûkê-molé of boûkè-molé, ao 1440 Beeckmolen, ao 1459 Bockeumolen, ao 1556 Bougeaumollin, ao 1800 Bouckaimolin, kad. Bouckai-Moulin. We mogen veronderstellen dat de huidige Ptd. vorm (waarvan het eerste bestanddeel niet meer begrepen wordt, evenmin als in het Waals) niet rechtstreeks op de oorspronkelijke naam teruggaat (in dit geval verwacht men: *bāχ- of *bak-) maar op de Waalse naam berust, welke volksetymologisch aangepast werd door analogie met boûkê ‘jonge os’ (afgeleid van boû ‘os’), hier als psn. (spotnaam) gebruikt. We zouden even goed kunnen uitgaan van boukê ‘jonge bok’ (afgeleid van bouc' ‘bok’), maar dan blijft de lange -oû- onverklaard. De bijvorm met korte-è-uitgang wordt als ‘bouquet’ begrepen, waarmee onze naam natuurlijk niets te doen heeft. (?) Heide = Bruyère: ptd. agən hei· = wa. so l' brouwi, kad. La Bruyère. Platdietsers zeggen ook soms agənə bruwīr·. (?) Langhaag = Longue Haie: ptd. agən laŋ·hāχ = wa. al lôgue håye, kad. Longue Haye. | |
2.2. Sint-Jansraat(?) Geit: ptd. agən gē.t = wa. al gate, kad. La Gatte. (?) Godsdal = Val-Dieu: ptd. gǫadzdəl = wa. al vå-djè, ao 1216 Vallis Dei, ao 1285 Val-Dieu, ao 1340 Goidsdale, ao 1374 Goitsdaile. Zie H. Draye in HCTD XVII 320-321. (?) Sint-Jansraat = Saint-Jean-Sart: ptd. sənt-jā.nsərt, ao 1213 juxta sartum sancti Johannis, ao 1216 Sint Jans Raedt, ao 1864 Saint-Jansraedt. Zie H. Draye in HCTD XVII 321. | |
2.3. WeerstMunkhof = La Moinerie: ptd. op ənə mǫ̈nəkəf = wa. lu môn'rêye, ao 1612 De monckhoff, kad. La moinerie (Kurth I, 117). Rade = Sart: ptd. op ən rǭ· ('s-Gravenvoeren) en op ən rǭr (Aubel) = wa. å sårt, kad. Ferme du Sart. Een van de twee hoeven ligt in de noordwestelijke hoek van Aubel, de andere op het gebied van de gemeente Weerst. | |
[pagina 77]
| |
3Een aantal Germaanse toponiemen zijn als zodanig in onbruik geraakt maar zijn blijven bestaan in het Waals. Bij de ontlening ondergaan ze soms een volksetymologische aanpassing. Het komt ook voor, dat Germaanse leentoponiemen in gewijzigde vorm opnieuw door het Germaanse dialect overgenomen worden (wederzijdse ontleningen). In onderhavige lijst wordt telkens [tussen rechte haakjes] de Germaanse dialectvorm vermeld, die de plaatsnaam zou vertonen, als hij zich volgens de algemene regels van de historische fonetiek normaal ontwikkeld had. | |
3.1. Noordoosten van ClermontBlokhuis: wa. al blok'hoûseGa naar voetnoot(12), ao 1539 Blockhuys, ao 1800 BlockhouseGa naar voetnoot(13), kad. La Blockhouse. [Ptd. *blokhūs]. Kwaadbach: wa. al cwèd'bah> ptd. agən kwędbaχ [i.p.v. *kuə· bāχ], ao 1270 Quaitebec, Quatbeck, ao 1437 Coerdebach, ao 1472 Coer de Bach, ao 1500 Coetbach, ao 1562 Quotbach, ao 1576 Quetbach, ao 1800 Quoidbach, kad. Quoidbach. De verbogen vorm van het bnw. kuət (letterlijk = ndl. kwaad, mhd. quāt, rip. quad ‘slecht’) is kuə·, samengetrokken uit *kuədə. De grafie van 1576 wijst al op de huidige Waalse uitspraak, die op haar beurt overgenomen werd door het Platdiets. Ondorp: wa. ôdâr, ao 1270 Ondorpt, ao 1435 Ondorp, kad. Château (Moulin) Dodard. Heel waarschijnlijk is Ondorp een samentrekking van *Oudendorp [ptd. *ǫ(wə)ndȫrəp], oude datiefvorm. In het Noordoostwaals wordt on- regelmatig gedenasaleerd tot ô-; uitgang -âr analogisch naar lébâr (Limbourg) en hôbâr (Hombourg). (?) Houw: wa. al hawe> ptd. agən hǫu· [i.p.v. *įgənə hou·], ao 1530 Hauwe, ao 1800 Hawe, kad. Al Hawe. Bij het wkw. houwen. Het is niet uitgesloten, dat de Waalse benaming oorspronkelijk zou zijn: lkw. hawe = fra. houe ‘hak, gereedschap tot bewerking van de grond’; in dit geval zouden we te doen hebben met een metonymische formatie (= ‘stuk land, dat de vorm heeft van een hak’). | |
[pagina 78]
| |
3.2. Sint-JansraatAltena: wa. (al cinse d') altèna> ptd. op al·təna, ao 1543 Aldenhoven, ao 1864 Altena ou Altenhoff. In 1864 was de oude Germaanse benaming [*ǫwənhōf] dus al buiten gebruik. Van het Aubelse Altena wordt door J.B. van Loon geen melding gemaakt in Med. Ver. Naamk. XL 102-111. Hebben wij hier een voorbeeld van migratie van plaatsnaam, eerder dan van aanpassing bij de overneming? Buschheide of Bosheide: wa. al bus'hêye> ptd. agən büshei· met klemtoon op de laatste silbe [i.p.v. *bȫšhei], ao 1864 Buscheide, off. Bushaye. Dit gehucht ligt ten zuiden van het dorp Sint-Jansraat. Flies: wa. lu tiêr dèl frîse, ao 1864 Flies, Flys. Greet: wa. lu tiêr dèl grête, kad. Thier de la Graide. Tussen Hestreux en Messitert in het zuiden van de westelijke sectie. In het Dietssprekende gedeelte van Aubel, ten noorden van Himmerich, heet een hoeve: op tər great, kad. Tergreet> wa. å tèrgréte; ptd. great is een versteende datiefvorm van het znw. grāt (gracht) Haag = Haie: wa. èl håye, kad. La Haye, Chemin de Haeg. | |
3.3. WeerstGorisdelle: wa. gruz'dèl, ao 1612-1617 In die Goerisdelle, Joorisdelle (Kurth I, 117). Als ‘moderne’ grafieën gelden: Grousdel (Kurth I, 117), Grondsdel (Id. 38) en Gronsdel (Enq. dial.). Op grond van de vorm Joorisdelle vertaalt Kurth deze naam door ‘Val-Saint-Georges’ (blz. 38). Het eerste element is eerder de fn. Goor, Goris, ptd. gōr [waaruit *gōrəsdęl], vervormd tot wa. gruz- door verschuiving van de klemtoon op de tweede silbe; -ə- wordt regelmatig noordoostwa. -u- (lkw. -i-). Hoogstraat: wa. hôstrêye, ao 1641 La haultstreye (Kurth I, 116). Als oorspronkelijke vorm geldt de niet gedateerde grafie ‘Hoogstraet’ (Kurth I, 38). Beide woorden (lkw. strêye en ndl. straat) gaan terug op lat. strata [via]. Naast hôstrêye (Haustrée) vermeldt Haust 28 ook bassutrêye te Weerst. [Hoogstraat = ptd. *huəχ štrǭt, aldus te Aubel, Kettenis, Eupen, enz.]. Krasborn: wa. crôz'bwègne, kad. Kraesboen (Kurth I, 117). Eerste bestanddeel: Kra- [ptd. *krǭ], cfr Crawhez (cfr § 1.1.), vervormd tot wa. crôz- door analogie met cråsse (uitspraak: cråz- vóór stemhebbende medeklinker), vrouwelijke vorm van het bnw. crås (fra. gras). Tweede bestanddeel: -born [ptd. *bōən] ‘bron’, ver- | |
[pagina 79]
| |
vormd tot wa. -bwègne door analogie met het gelijkluidende bnw. (= fra. borgne). Te Gemmenich heet een klein gehucht: op ənə krǭ·bōən, Kraborn. Mortkuil: wa. al mwète coûr (Haust 28), 17o La Mortcoule [= ptd. *moa(r)tkul]. Te Sint-Martens-Voeren heet een weide: agə moa(r)tloak, kad. Mort Lock (= hd. -loch). Eerste bestanddeel: mort- ‘mulle aarde, gruis’ (Mansion 113), analogisch vervormd tot wa. mwète, vrouwelijke vorm van het bnw. mwêrt (fra. mort). Tweede bestanddeel: ptd. kul (ndl. kuil), analogisch vervormd tot wa. coûr (<rom. curtis). Een mooi voorbeeld van pseudo-vertaling door volksetymologische aanpassing. Oudendaal: wa. lès-awèn'dal, kad. Awendal. Het Waalse vocalisme wijst op een vroeger stadium in de ontwikkeling van *ald tot ndl. oud (ptd. āt, awə, åw· te Moelingen; elders ǭt, ǫwə, ǫu·). [Als oorspronkelijke vorm postuleren we: ptd. *įgən awən dāl, oude datief enkelvoud, aangevoeld als meervoud]. Steen: wa. so lu stḗne, 17o La Stein, kad. Sur le steen (Kurth I, 117). [Ptd. *op ənə štēn. Vgl. į jənə štēn, Stein, te Gemmenich]. Wijenrot: wa. win'rote> ptd. winəsrot, 17o Wyenrot, kad. Bois royal de Winerotte (Kurth I, 117), Winnerote (Enq. dial.). Eerste bestanddeel: ptd. wīj = mnl. wijt, wide ‘wilg’ (Mansion 177); in de ‘wederontleende’ vorm is winəs- analogisch ontstaan naar fn. Winnen of Wijnen (ptd. winə) of Wynants (ptd. winəs, ook menəs), vgl. bovə gən menəsχrep, kad. Op de Winants Grebbe, te 's-Gravenvoeren. [Als oorspronkelijke vorm postuleren we: ptd. *wījənrot. Vgl.: agən dįkə wīj, kad. Dickwelgeveld (lees: Dikwilgenveld), te Sint-Pieters-Voeren; įgən wijəndəl, kad. In den Wiend Al (lees: Wijendal), te 's-Gravenvoeren; įgə wījəvę̄lt, kad. Weydenfeld, te Homburg; įgənə of agənə wījəbrųχ, kad. Wiehenbruch (lees: Weidenbruch) te Eupen en te Kettenis]. | |
4Een betrekkelijk gering aantal Germaanse toponiemen uit het noordoosten van Clermont en uit het westen en het zuiden van Aubel (Sint-Jansraat en Messitert) zijn zonder meer verdwenen. Dat de Germaanse ‘plaatsnamentraditie’ zich hier nogal goed heeft gehandhaafd, zal wel niemand verwonderen. In het noordoosten van Clermont is de romanisering al lang aan de gang (cfr supra s.v. Beek- | |
[pagina 80]
| |
molen, Kwaadbach, Ondorp, Vlamerie), maar het Platdietse dialect is er nog niet uitgestorven. Sint-Jansraat is sinds het einde van de 18de eeuw helemaal verwaalst(Ga naar voetnoot(14)): de taalverandering heeft vanzelfsprekend aanleiding gegeven tot talrijke Romaanse ‘nieuwvormingen’, maar er bestaan nauwe betrekkingen tussen de eentalige inwoners van dit dorp en de tweetalig geworden Aubelse bevolking, zodat een paar Waalse ‘nieuwvormingen’ op hun beurt door het Aubelse Platdiets overgenomen zijn. | |
4.1. Noordoosten van Clermont4.1.1. Verdwijningen: Berkbennet (-beemd): ao 1555 Birquebeneelt, kad. Birgbeneelt, [ptd. *berəkəbęnət]. Broekbennet (-beemd): kad. Bruckbeneelt, [ptd. *brų,kbęnət]. Dohmenhof: ao 1542 Dhomenhof, [ptd. *dōməhōf]. Eerste bestanddeel: fn. Dohm, ptd. dōm. Epengracht: ao 1466 Apegraedt, ao 1542 Appe Graed, ao 1544 Heppe Graite, ao 1545 En neppe Graide, ao 1554 Neppegracht, ao 1564 Epen Graite, ao 1810 Yepe graate, kad. Jepe-Graate, [ptd. *iəpəgrāt]. Eerste bestanddeel: Epen, plaats in Ned.-Limburg (gem. Wittem), dial. iəpə, ao 1041 Apine, ao 1075 Epeno, ao 1224 Epene, ao 1289 Epen (Tummers 62). Holle Straat: kad. Voie de Hollenstraat, [ptd. *hǭhlə štrǭt, vgl. het vrij vaak voorkomende hǭlə wę̄χ, Holle weg].
4.1.2. Romaanse formaties: wa. al florince> ptd. agən flǫręns·, kad. La Florence. wa al noûve coûr> ptd agən nūfkūr, kad La Neuve-Cour. wa. al tchîfe> ptd. op ənə šīf, kad. La Schiff, Bois de la Schief. Lkw. tchîf = ofr. chief ‘tête, sommet’ komt voor in de toponymie om een hoogte aan te duiden, vgl. al tchîf d'ôr te Sclessin bij Luik. De zo genoemde hoeve te Clermont ligt inderdaad op een hoogte. Onbekend in het Platdiets: èl clapâte bårîre, kad. Chemin des Clapantes Barrières. | |
[pagina 81]
| |
4.2. Sint-Jansraat en Messitert4.2.1. Verdwijningen: Kortenbos: kad. Cortenbosch, [ptd. *kotəbȫš, vgl. op ənə kotəbouš, kad. Kortenbusch, te Raren; eerste bestanddeel: bnw. kot ‘kort’ of fn. Corten]. Het overblijvende deel van het ‘Cortenbosch’, dat vroeger een grotere oppervlakte besloeg, heet thans: wa. å rô bwès, kad. Rond Bois> ptd. igənə rōbwa·. Nieuwe Weg: kad. Chemin des Forts pays dit Nieuwenwegh. Thans zegt men: wa. lu vôye dès fwêrts payis> ptd. dər wę̄χ nǭ gənə fǭr·pęji·. Bovendien: Kaldnagel (ao 1864), Cranshof (ao 1864), Velden (kad.), die zowel in het Germaans als in het Romaans dialect onbekend zijn.
4.2.2. Romaanse formaties: Er zijn er achttien in het geheel, die betrekking hebben op plaatsen in het verwaalste gedeelte van Aubel. Zes eronder zijn ook in het Platdiets gebruikelijk (de twee hierboven vermelde namen inbegrepen): wa. å broûfiêr> ptd. a gənə brū·fję̄r (geen schriftelijke bewijsplaatsen). Uit broû ‘modder’ (<frk. *brǭd, cfr Warland 75) + fiêr ‘ijzer’. De naam staat in verband met de bodemgesteldheid. Makra: wa. so l' måcrå> ptd. agənə mǭk rǭ. Letterlijk = ‘mal gras’, d.w.z. ‘terrain de mauvaise qualité’. Messitert: wa. mèssîtêr> ptd. məsī·tər. Cfr Med. Ver. Naamk. XLII 45. wa. å pitchou> ptd. įgənə pit · šu, ao 1864 Pitchou. Wschl. een personificering: de naam van de eigenaar (hier een spot- of kozenaam) werd overgedragen op het perceel, dat trouwens moeilijk is met zekerheid te localiseren. Het huis (in de buurt van Hestreux) bestaat niet meer. | |
5In Weerst is de taaltoestand heel anders. Tot 1626 waren de akten van de schepenbank in het Nederlands gesteld. We mogen echter veronderstellen, dat de bevolking toen niet meer overwegend Dietssprekend was en dat het romaniseringsproces reeds lang begonnen wasGa naar voetnoot(15). Het is nu een voldongen feit, dat zich vrij duidelijk in de | |
[pagina 82]
| |
levende toponymie weerspiegelt. Slechts zeven Germaanse benamingen hebben zich als zodanig kunnen handhaven (cfr §§ 1.3 en 2.3), waaronder vijf, die betrekking hebben op plaatsen die dwars op de grens tussen Weerst en een Dietssprekende gemeente liggen. Zeven andere zijn als leentoponiemen in het Waals blijven bestaan (cfr § 3.3). De overige Germaanse plaatsnamen zijn zonder meer verdwenenGa naar voetnoot(16). Een viertal Romaanse formaties zijn daarentegen in het Platdiets gebruikelijk, hetzij ontleend of vertaaldGa naar voetnoot(17).
5.1. Verdwijningen: Beeldje: ao 1612-1617 By dat bielgen van Schoppem. Vgl. Bildchen (ptd. bįlšə) ten noorden van Hergenraat op Duits grondgebied; agə biįlšə, kad. Bildgen, te Montsen; agə trēχtər bįlšə, kad. Aan Trichter Beeldje, te 's-Gravenvoeren. Heesterberg: ao 1612-1617 Boven heisterberch. Cfr supra § 1.2. Koemansbunder: ao 1612-1617 Koumans boenre. Fn. Coumanne komt in de provincie Luik vrij vaak voor. Koningsheide: z.d. Coninxheid. Kurth I, 38 vertaalt: ‘bruyère du roi’. Het bepalend element kan evengoed een fn. zijn. Schinkensland: ao 1612-1617 Schynckes landt. Betekenis: stuk land toebehorende aan een zekere Schynck (spotnaam, uit ptd. šeŋk = hd. Schinken). Schoppemerweg: ao 1612-1617 Schoppemer weech. Schoppem ('s-Gravenvoeren) heeft ook een Waalse naam: hop'hin, waarvan de ontlening ten minste tot de 13de eeuw klimtGa naar voetnoot(18). ‘Sclerech’ (17de eeuw). Smalle Pad: kad. Smaele patte. Vgl. agənə šmālə pat in 's-Gravenvoeren. Steegje: ao 1644 La piedsente condist vulgairement la stechsken. Ptd. štęχskə, dim. van štę̄χ = nld. steeg(je.) Vgl. įgən štę̄χ te St.-Martens-Voeren. | |
[pagina 83]
| |
‘Stockeche’: kad. Pré le ~. Blijkbaar gelijk aan ptd. štökskə, dim. van štök = stuk [land]. Vaart: ao 1612-1617 Die veert. Ptd. vārt ‘veldweg’. Vgl. op ən vārt, kad. Op den Vert Weg, te 's-Gravenvoeren; də vātə, Die Fahrten (Popp), te Balen. Weersterbos: ao 1622 Bois nommé Weesterbosche.
5.2. Romaanse formaties overgenomen door het Platdiets: wa. è groûle > ptd. įgənə grǖl. Gelijk te stellen met de oude Romaanse naam van Gronsveld (dial. grūšəlt) in Ned.-Limburg: ao 1063 Grueles, ao 1266 Grunselt (Tummers 66). La Maillère: wa. so l' mayêre > ptd. agənə maję̄r·. Het is niet uitgesloten, dat men hier te doen zou hebben met een oorspronkelijk Germaanse benaming: cfr fn. Meyer [majər]; nog een voorbeeld van ‘wederzijdse ontlening’?
5.3. Romaanse formaties vertaald in het Platdiets: Les Trois-Cheminées: wa. ås treûs k'minêyes = ptd. agən drįj šǫwə. Verte HaieGa naar voetnoot(19) > ptd. grų̈̄n· hei·. Vgl. dər grų̈̄nə wę̄χ, kad. Weg van de Verte Heyde naar St.-Martens-Voeren (op het grondgebied van laatstgenoemde gemeente).
Nota. - De Germaanse dialectwoorden in bovenstaande bijdrage zijn genoteerd in de fonetische transcriptie van het Centre national de Recherches dialectales de l'Est de la Belgique (cfr Enq. dial., blz. 32-39, § 17). De Waalse dialectwoorden zijn gespeld in de transcriptie van Feller (cfr J. Haust, Dictionnaire liégeois, Liège, 1933, blz. xxvi-xxviii).
Luik. A. Boileau. Geassocieerd Navorser N.F.W.O. |
|