De muzen(1834-1835)– [tijdschrift] Muzen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 555] [p. 555] Vergeten. Vergeten! - Neen - vergeten niet! Ik heb de droefheid lief; de smart Is dierbaar aan mijn kwijnend hart; Ik koester heimlijk mijn verdriet, Want zoo mijn weemoed mij begaf, Mijn hart was ledig als het graf. Mijn hoop vervloog; mijn rust verdween; Mijn min werd misdaad; ze is voorbij; Elk zoet genot verzaakte mij, Niets rest mij, dan de smart alleen; Niets bleef mij trouw, dan 't stil verdriet; Vergeten! - Neen - vergeten niet! Want mij, wien vreugde en lust verging, Met blij genot en levensvreugd; In al, wat hartstocht vleit en jeugd, (Ach, reeds zoo vroeg!) een vreemdeling, - Hoe zou 't mij, arme! mij vergaan, Zoo 'k nog mijn droefheid af moest staan. Was daar een lethé, die 't gemoed De ervaring aan 't doorstane leed, Ontnemen kon, 't vergeten deed, Ik vlood terug van d' ijsbren vloed; Ik ken geen waarheid, dan 't verdriet, En van die waarheid scheide ik niet. [pagina 556] [p. 556] Mij dunkt, zoo immer 't ongevoel Der onverschilligheid mijn smart Verdrong, en mijn gebroken hart Ooit doof kon worden - doof en koel, Ik zou mij zelv' verachtlijk zijn, En bidden weêr mijn zielepijn. O! 't eenigst, wat verkwikking biedt, Is d' aandrang van de stille smart Steeds in te volgen, en mijn hart Ten prooi te voelen aan 't verdriet; Te mijmren aan en om mijn leed, Te waken, dat ik 't nooit vergeet. Gij, trouwe droefheid! blijf mij bij! Erinring aan mijn leed - o! vlugt Niet heen, verflaauw niet - want ik ducht De smart niet, die gij eischt van mij! Spreek, doffe klaagstem van 't verdriet! Vergeten! - neen - vergeten niet! 1834. S. Vorige Volgende