De muzen(1834-1835)– [tijdschrift] Muzen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 553] [p. 553] Gij weent. I. Gij weent - o God! wat doet u weenen? spreek? Van waar die tranen op die lieve wangen, bleek Als marmer en van doodskou overtogen? Vrouw! waarom vloeit uit die zoo minlijke oogen, Die bittre, droeve tranenvloed? Wat droefheid heerscht op uw gemoed, En rooft uw ziel haar kalm genoegen? - O Gij, die beter waardig zijt, Wat smart doet u den boezem zwoegen, Wat doet u weenen? - God! - gij lijdt. II. Neen; - die als gij is moest niet lijden; - 't breekt het hart, Het wreed gezigt van zoo veel smart, Waar zoo veel deugd en zoo veel schoonheid zich vereenen; Neen; - die als gij is moest niet weenen! Daar zijn er mooglijk, die dit uitstaan; wier gevoel Gehard is tegen zoo veel droevigs; die 't vermogen, U aan te zien en kalm te blijven, - zoo niet koel, - Maar ik ben weeker; - 'k heb mijn moeders borst gezogen, En somtijds stijgt haar zwakheid mij naar de oogen; - En thans, daar 'k u ten prooi aan zoo veel leed Moet zien, en zoo veel tranen vloeijen Van één', die 'k zoo onschuldig weet, Nu voel ik 't brandend vocht ook in mijn oogen gloeijen, [pagina 554] [p. 554] O! sla niet weêr dat weenend oog op mij, Wend af dat droef gelaat, of 'k worde een vrouw als gij! - III. Maar ween gij voort; want tranen zijn voor vrouwen Een toevlugt en een balsem in hun smart, - Een zoete zalving voor een wreed gefolterd hart, Zij vloeijen zacht en onweerhouën; Slechts de eerste kost iets; maar waar die vergoten werd, Daar volgen de andren ligt, gemaklijk en verkwikkelijk, - U zijn zij zalig, - ons verschrikkelijk! - Zij zijn den man een foltring; want geheel Zijn wezen komt in opstand tegen tranen, En al zijn kracht verzet zich, - (ligt te veel!) Waar zij zich doortogt willen banen, In 't oog, dat haar niet gaarn wil toonen; - daar Moet veel bestreden, - veel verwonnen zijn in 't harte, Voor zij den wederstand doen zwichten, die ze tartte. - Verrijzen zij, 't is niet tot heeling; maar Onwillig komen zij en traag voor brein en oogen; Wreed - pijnlijk - met een barning als van vuur. ----------- Dit alles voelt gij niet: - uw schreijen Is onbedwongen - 't is het middel der natuur Tot sussing van uw smarte; - tranen leijen Die af; - o! mogten zij 't geheel! mogt voor uw leed Heur milde stroom een lethé wezen, Wiens vocht uw hartewond genezen Niet slechts, - maar ook vergeten deed. 1834. S. Vorige Volgende