De muzen
(1834-1835)– [tijdschrift] Muzen, De– Auteursrechtvrij
[pagina 461]
| |
V.Gij wilt dus den indruk weten, die het feest op mij en anderen gemaakt heeft? Ik acht het onmogelijk, dien indruk, wat anderen betreft, in woorden weder te geven; geloof mij, eer zoudt gij eene staatkundige vergadering tot eensgezindheid brengen, dan eene muziekale; sta mij daarom toe, een enkel woord met u over de uitgevoerde stukken te spreken, welligt zult gij dan zelve den slotsom kunnen opmaken. Het feest werd geopend met de ouverture van den Kapelmeester lubeck, eene met vlijt en kennis bewerkte compositie, welke van de studie des Componisten getuigt, en ons alleen een weinig lang voorkwam. Doch het volkslied!... Neen, waarlijk, dat zijn ze niet, die Wilhelmus blazen! Ons Wilhelmus is geen choraal, is geene hymne! Het is een lustig trompettersdeuntjen, hetgeen den Spaanschen lansknecht den doodschrik in het hart joeg. De Heer lubeck heeft dit karakter geheel uit het oog verloren. Och! ik bid u, laat ons dit enkel overge- | |
[pagina 462]
| |
bleven kleinood onverminkt en onveranderd bewaren. Wilt gij, dat ik van bree's Jubelouverture met gene vergelijken zal? Maar neen! dezelve scheen ons hier eenigzins misplaatst toe. Eene jubelouverture te hooren, na het Requiem van mozart! Wij hebben welligt naderhand, wanneer wij eens over onze levende Componisten spreken, gelegenheid dezelve regt te doen. - Het is niet te ontkennen, dat spohr's aanspraak op onsterfelijkheid in zijne quartetten en verdere instrumentaal-compositiën berust, en hoe rijk hij ook aan melodie moge zijn, is het blijkbaar, dat hij eene voorliefde voor harmonie heeft, welke vaak zijne instrumentatie overladen en grillig doet zijn. Van daar, dat in zijne vokaal-compositiën de stem niet altijd de hoofdzaak blijft, vaak, zoo niet overschreeuwd, dan toch verduisterd wordt door de instrumenten, en niets meer, dan eene partij van het muzijkstuk wordt; van daar, dat dezelve dikwijls eene notenreeks zingt, welke eigenlijk de hoboe, klarinet of fluit behoorde te spelen; van daar, dat geene zijner opera's populair geworden is, en zelf zijne meeste liederen alleen voor den kenner genot opleveren. Zijn Oratorium, die letzten Dinge intusschen, behoort onder zijne voortreffelijkste vokaalwerken gerangschikt te worden. De recitativen zijn niet te lang; de aria's niet al te chromatisch, en rijk aan melodie, ofschoon dezelve niet altijd even duidelijk uitkomt. De duetten, en vooral de terzetten en quartetten, zijn meesterlijk bewerkt. De kooren zijn krachtig, wisselen bestendig met de solo-stemmen af, en ontleenen hunne gedachten en vormen meestal uit de | |
[pagina 463]
| |
behandelde situatie. De aan het oratorium eigenaardige vermenging van het Dramatische en Lyrische is er uitstekend in volgehouden. Het Ende des Gerechten van schicht, hetwelk wij echter alleen naar het tweede deel kunnen beoordeelen, staat onzes inziens, verre beneden het oratorium van spohr. Weinig kooren tegen vele, lange, den tekst dikwerf herhalende, solo's, geven te weinig afwisseling; de recitativen echter, hoewel insgelijks te lang, zijn zeer schoon en elk op zich zelven zoude eene voortreffelijke uitwerking doen, even als de weinige kooren, waaronder vooral het sarrende: Arzt der andren helf en het krachtige, onstuimige: Welch drohendes Gewitter uitmunten. En wat zal ik u van händels Hallelujah, het krachtigste en meest verhevene meesterstuk van zijn genie, zeggen? Den kenner bragt het in verrukking, elken hoorder deed het verbaasd staan over de kracht en eenvoudigheid, over de waarheid en verhevenheid, over den ernst en de waardigheid, welke in dit koor gelegen zijn. Mozart alleen streeft hem in zijn Requiem waardiglijk op zijde, en de indruk, die het unisono van het Dies Irae, met alle kracht van orkest en koor aangeheven, te weeg bragt, was zoo groot, dat dezelve bijna aan ontzetting grensde, en het hart met huivering vervulde. Intusschen geviel het Requiem van mozart veel minder, dan spohrs oratorium. Er behoort welligt reeds eene hooge mate van kunstgevoel en ontwikkelde smaak toe, om de schoonheid van het eenvoudig verhevene te gevoelen. Onze tijd vooral is | |
[pagina 464]
| |
in dat opzigt verwend. Men dorst vergelijkingen maken, welke ten nadeele van mozarts meesterstuk uitvielen. Ik weet niet, of gij van vergelijkingen houdt, goede lezer! anders wil ik u er een paar geven. Bij spohr is de eenvoudigheid meer kunst; bij mozart is de kunst meer eenvoudig. Spohr volmaakt eerst de deelen, en stelt er dan het geheel uit zamen; mozart schept eerst het geheel, en brengt dan de deelen tot hunne volmaaktheid. Spohr bereikt door vele, soms schoone, soms gekunstelde middelen, het doel, hetgeen mozart door enkele meesterlijke trekken verkrijgt. Doch die weinige trekken op te sporen, te gevoelen en te waardeeren, is alleen aan het geoefend oor, aan de gekuischte smaak des kenners gegeven. In al de andante's en adagio's van spohr is eene vaak overtollige rijkdom van akkoorden, eene zangerigheid van melodie, doch zoo als de viool ze moest zingen, eene harmonische overladenheid, die ons vermoeit en verwart. Bij mozart daarentegen, is zelfs in de meest zamengestelde contrapunctistische figuren eene helderheid, eene natuurlijke gang der harmonie, welke ons onwederstaanbear boeit en bevredigt, terwijl de kinderlijke eenvoud der melodie met den aard der stem overeenkomt, en als eene Najade op de dartele golfjes van het accompagnement wiegelt, zonder er ooit door overstelpt te worden. Ik behoef u, ten bewijze, alleen het andante: Confutatis (freche Sünder) uit het Requiem te herinneren, waar mozart met het enkele unisono van tenor en bas en het eenvoudigste doch fiksche accompagnement, zoo heerlijk de doodsangst der zondaren uit- | |
[pagina 465]
| |
drukt, en dit doet afwisselen door het innige hartroerende smeeken der vrouwenstemmen: Rette üns enz., vergezeld door eene choraalachtige instrumentatie. Maar waarom, vragen wij met heilige verontwaardiging, waarom van dit meesterstuk een Torso gemaakt, waarom het ons niet geheel en al, zonder eenige verkorting gegeven? Wanneer wij ons beklagen, alleen het tweede deel van schichts oratorium gehoord te hebben, met hoeveel te meer regt betreuren wij dan de verminking van mozartz Zwanenzang. Beethovens zevende symphonie en zijne ouverture van Egmond, zijn te zeer bekend, dan dat wij hier over dezelve in bijzonderheden willen treden. Wij mogen het echter niet ontveinzen, dat de keuze der zevende symphonie ons juist niet de gelukkigste toescheen, daar de vijfde, de eerste en zelfs de vierde, naar onze schatting, zijn genie in alle opzigten schitterender doen uitkomen. Hoe gelukkig toch het thema van het Rondo is doorgewerkt, is het van trivialiteit niet vrij te spreken. Het griefde ons te meer, daar onze bewondering voor hem als Symphonie-Componist bijna aan dweeperij grenst. Wie toch kende als hij de kracht der klaterende trompet? Wie verstond als hij den zin van den diep klinkende waldhoorn, der klagende fluit, der dof ruischende fagot? Wie wist als hij hunne stemmen te verdeelen? Wie kon als hij eene muziekale gedachte vatten, doorwerken en veredelen? Wie als hij uit dien chaos van toonen die ons gemoed bestormen, een geheel scheppen, waarbij de ziel in verrukking en bewondering weg zinkt? | |
[pagina 466]
| |
Doch wij moeten overgaan om ook nog met een enkel woord van de uitvoering te gewagen. | |
VI.Het was allezins loffelijk den tekst der zangstukken te doen ter perse leggen, en voor elk verkrijgbaar te stellen, evenzeer verdient het goedkeuring, dat men er eene vertaling aan toevoegde, en hem, dien wij de bezorging daarvan verpligt zijn, komt alle dank toe, voor de naauwkeurigheid en het geduld, waarmede hij zich van dezen taak gekweten heeft. Het bevreemde ons echter in het voorafgaand berigt te lezen: ‘Men gelieve op te merken, dat die vertaling doorgaans bestemd is, om in plaats van den Duitschen tekst op dezelfde muzijk gezongen te worden, waardoor hier en daar zekere gedrongenheid is ontstaan, die ligtelijk te vermijden geweest ware, zoo men zich binnen ruimere grenzen had kunnen bewegen.’ Zeldzaam toch bemerken wij die gedrongenheid, maar bijna even zeldzaam vinden wij de rhytmus van den Duitschen tekst in de Hollandsche vertaling terug; hetgeen toch wel een onvermijdelijk vereischte zal zijn, indien de laatste op dezelfde muzijk zou moeten worden gezongen, zoo is b.v. op de eerste bladzijde reeds de regel: Preis und Ehre ihm, den Erstling der Erstandnen!
overgezet met: Looft en eert den Heer, Hem den Eerstgeboren uit de dooden!
Evenzeer bevreemde het ons echter, dat de Hollandsche woorden, zoo ze dan geschikt waren om gezongen te worden, de plaats der Duitsche niet ver- | |
[pagina 467]
| |
vingen: het zoude tevens eene proeve in het groot geweest zijn, in hoeverre onze taal meer of minder muziekaal ware. De twee coupletten, op de wijze van Wilhelmus van Nassouwen, zijn even ondichterlijk als wanluidend. Regels als: Nu rolt het luid en heilig
Door dezen tempelwand.
moeten, dunkt ons, even moeijelijk gezongen als schoon gevonden worden. - Het was ons aangenaam tegen over den tekst van mozarts Requiem, bilderdijks vertaling van het: Dies Irae te vinden. - De uitvoering was, wat de kooren betreft, uitmuntend: de Accenten werden meestal zeer juist opgemerkt en aangewend en lust en ijver bezielde het geheel, hetwelk voortreffelijk door den Heer lubeck was geoefend. Het bestier van het orkest was regt goed en wanneer de Heer lubeck een weinig vuriger en levendiger ware geweest, zouden wij hetzelve onverbeterlijk noemen. De solo-zangers en zangeressen, ofschoon zij hier en daar gelukkige oogenblikken hadden, voldeden ons minder. - Doch waartoe hier in bijzonderheden te treden, welke u allen bekend of medegedeeld zijn, geduldige lezer! en welke, vrees ik, onze uitvoerende kunstenaars en kunstenaressen niet verbeteren zullen. Helaas! wanneer zullen juist en fijn kunstgevoel, innig doordringen in den zin des toondichters, warme geestdrift voor de scheppingen der onsterfelijke lier, en vrome vereering der Goddelijke Muze, die gevloekte mechanische kunstvaardigheid vervangen, waarop men met elken dag meer prijs stelt. | |
[pagina 468]
| |
VII.Geloof mij, ik ben mijne kritische taak regt hartelijk moede; ik zoude anders nog moeten vragen: behoort een zoodanig feest eigenlijk niet alle hoofdsoorten der muzijk te vertegenwoordigen? Had dit feest niet een weinig meer Hollandsch kunnen zijn? Zal het onze naburen een juist denkbeeld van de muziekale hoogte, waarop wij staan, hebben ingeboezemd? en meer vragen van dien aard. Doch geloof mij, ik ben veel te goedhartig voor een criticus, en zou ongaarne iemand verdriet willen aandoen. Bovendien ontmoeten wij elkander misschien wel eens, mijn vriendelijke lezer! en ik zal er dan gaarne in vertrouwen, met u over spreken: welligt ook zeg ik te dezer plaatse ter eeniger tijd een woord over Muzijkfeesten in het algemeen. Hoe het zij, ik dank u voor de zwijgende oplettendheid en het geduld, waarmede gij deze bladzijden gelezen hebt, (mijne schrijversijdelheid laat mij niet toe, iets anders te gelooven) en ik hoop, dat het Haagsche feest voor u onder die aangename muziekale herinneringen zal behooren, waarvan moore zingt: Like the gale, that sighs along
Beds of oriental flowers,
Is the grateful breath of song,
That once was heard in happier hours;
Fill'd with balm, the gale sighs on,
Though the flowers have sunk in death;
So, when pleasure's dream is gone,
Its memory lives in music's breath.
|
|