Shakspeare. - Victor Hugo.
- Elk die shakspeare beoefend heeft, weet dat het zijne grootste verdienste niet is, dat hij de hartstocht met meer hevigheid en gloed heeft uitgedrukt dan zijne voorgangers, maar dat hij, met eene, vóór hem, onbekende kracht en waarheid, eene onmetelijke verscheidenheid van personen, toestanden, geestontwikkelingen en gemoederen innig doordrongen, juist voorgesteld heeft. Wij althans bewonderen zijne geheel naïve scheppingen, Sir john falstaff, Sir toby, dogberry, rosalinde, beatrix, meer dan richard III en zelfs dan othello. Victor hugo daarentegen schijnt te gelooven, dat er in de misdaad altijd iets grootsch is, en dat dezelve verhevener wordt naarmate dezelve wreeder is. Om naïviteit met de misdaad te verbinden, omringt hij dezelve met dagelijksche omstandigheden en bijzonderheden: wat is er het gevolg van? een treurspel geheel gelijkende aan een geregtshof, een treurspel waarvan de helden groote doch gemeene schelmen zijn, die fiksche dolksteken geven en elkander uitschelden of ze op den vischmarkt waren. Kan zulk een treurspel eenig nut aanbrengen? Berigten ons de dagbladen niet telken dage pleitgedingen uit de regtszaal, die in belangrijkheid en oorspronkelijkheid de scheppingen der nieuwe Fransche school overtreffen?
Dit alles is des te bedroevender, naar het ons voorkomt, daar op het voorhoofd van victor hugo het teeken