Album.
Toekomst.
- Van alle kanten roept men ons toe: ‘de wereld is oud, elke dag doet haar meer en meer verzwakken, al wat goddelijk is wordt verduisterd.’ - O! geloof het niet! hoe ge ook in deze tijden van overgang geslingerd wordt, wat gij moogt vreezen of hopen, geloof het niet, en houdt u overtuigd, dat er vooruitgang in kennis en vrijheid van geest is. De Voorzienigheid bewaakt ons. Dezelve heeft deze wereld, even als het zonnestelsel, met eene genezende en herstellende kracht toegerust, welke met de schijnbare wanorde in evenredigheid staat. Vaak is datgene, hetwelk ons verzwakking toeschijnt, een noodwendige overgang, eene crisis waarvan vroegere voorbeelden bestaan en die op bepaalde tijden wederkeert. Doch bij alle deze wisselingen van den vorm, blijft er iets goddelijks en onwankelbaars bestaan.
Vragen wij de geschiedenis! de gebeurtenissen moeten geraadpleegd worden, waar de gedachten wankelen en vlieden. Laten wij ons tot de vervlogene eeuwen wenden, ontraadselen wij de voorzeggingen van het voorledene; welligt ontdekken wij een morgenstraal der toekomst. Herodotus verhaalt, dat, toen een Aziatisch volk de kroon had beloofd aan hem die het eerst den dag zag doorbreken, en alle den oostelijken hemel beschouwden, één' enkelen zich naar de tegenovergestelde zijde wendde, en waarlijk! terwijl het Oosten nog in duisternis gehuld was, zag deze den glans van den dageraad, die, tegen den westelijken gezigteinder teruggekaatst, reeds den top van een' toren vergulde. -
(Michelet.)