De muzen
(1834-1835)– [tijdschrift] Muzen, De– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Inleiding.Le devoir du nouvelliste est de dire: Il y a un tel livre qui court, et qui est imprimé chez Cramoisy, en tel Caractère; il est bien relié et en beau papier; il se vend tant: il doit savoir jusques à l'enseigne du libraire qui le débite: sa folie est d'en vouloir faire la critique. ‘Secolo balbettante, ed anche in lingua assai dubbia,’ dus noemde alfieri de achttiende eeuw, terwijl zijne eigene meesterstukken der Italiaansche Letterkunde schooner dagen voorspelden, en het harde verwijt dat hij zijnen tijd toeriep en de grootsche verwachting die hij inboezemde, beide waren even gegrond. Een enkele blik op zijne werken staaft het eerste, het laatste eischt bijna geen betoog. Moge zijn schoonste droom, de vrijheid van zijn aangebeden Vaderland nog niet verwezenlijkt zijn, men heeft met gelukkig gevolg aangevangen zijn' tweeden wensch, de hervorming in het Rijk der Letteren te vervullen Verre van op den bouwval van | |
[pagina 60]
| |
vroeg ere grootheid werkeloos in te sluimeren; verre van slaafsch en smakeloos het platgetreden spoor des Meesters nog eens te bewandelen, toonen zijne volgelingen dat zij zijn voorbeeld regt hebben begrepen, door stoutmoedig een' eigen' weg te kiezen. Italiëns onafhankelijkheid moge nog een onopgelost vraagstuk zijn, hare Letterkunde, die, als elke andere, de getrouwe uitdrukking van de zedelijke en verstandelijke hoogte eens volks is, levert dagelijks bewijzen dat zij die waard mag heeten. Het is noch de sombere en verhevene Muze van dante, noch de dartele en weelderige maagd van ariosto, noch de beurtelings fiere en teedere heldin van tasso, het is eene geboeide schoone, die beminnelijk in hare stille smart een' ridderlijken krijgsman vindt in elk regtgeaard jongeling en die verdient dien aan te treffen. Het vonnis van alfieri toch is naauwelijks veertigmalen verjaard, en een krachtige, belangwekkende, edele stijl, heeft het smakeloos Italiaansch proza van vroegeren tijd vervangen, en nieuwe heldere starren flonkeren aan den zuidelijken en, mijn Vaderland vergeve het mij! schoonsten Dichthemel. - Eenige zijn pas opgegaan, andere schitteren reeds met onverdoofbaren luister. Behoef ik u eenige der in die vakken uitmuntende mannen op te noemen? - De vlugge faam voerde de namen van monti en manzoni de beschaafde wereld rond, en ugo foscolo en carlo botta, verhevene ballingen, die in den vreemde het Vaderland beschreidden, boezemden Albion en Frankrijk hoogachting voor hunne talenten in. Zonderling genoeg echter zijn zij bij ons nog minder bekend. Onze Geleerden? ach! voor hen heeft de taal | |
[pagina 61]
| |
van galileo en macchiavelli, van guicciardini en bentivoglio, naar het schijnt, luttel aantrekkelijks, ongelukkigerwijze gelijkt zij zoowel te veel als te weinig naar het Latijn dat haar in dartele ontucht teelde. -
Onze Vertalers, ontelbaar als de sprinkhanen in Egijpte, onvermoeid en ligt even schadelijk als deze, strekken hunne strooptogten zelden verder dan tot de overzijde van het kanaal van St. George uit, of vergenoegen zich met de rijpe, halfrijpe, somtijds geheel onrijpe vruchten onzer Fransche en Duitsche naburen. Van de gave der onderscheiding misdeeld, brengen zij over en werken zij om, tot dat de laatste regt meenen te hebben, het Hollandsch voor een verbasterd Hoogduitsch te houden, en de eerste ons alle aanspraak op fijnen smaak ontzeggen. En onze schoonen, die zoo gaarne Italiaansch zingen en zoo weinig Italiaansch verstaan, zegt ge spottende, maar ik bidde u, zeg, die zoo weinig Italiaansch lezen - onze schoonen dan? - Ik beken u, ik weet geene voldoende verontschuldiging,.. beleefdheidshalve geloof ik dat zij vreezen den geest van boccaccio nog in de schriften van dezen tijd te zullen aantreffen. Eilieve! laat ons billijk zijn! Wanneer wij toestemmen dat men de Franschen onregt doet, zoo men hun nog, als in de dagen onzer Grootouders, het ligtzinnigste volk der wereld noemt, beoordeelt men dan de Italianen niet even onjuist, wanneer men den invloed van eeuwen leeds op hun nationaal karakter miskent? - De onderdrukking moge er wederstand, het geweld er gruwelen teelen, ook onder dien weelderigen hemel, | |
[pagina 62]
| |
deed het lijden lossen boert door hoogen ernst vervan gen; de jeugd van Italië is voor altijd voorbij! - Betwijfelt gij het, zoo lees de Gedenkschriften van silvio pellico, die welsprekende pleitrede tegen het willekeurig gezag, dat schoon gedenkstuk van hoog-Godsdienstig gevoel! Het getuigt dat Italië de keten torscht, maar het alleen doet onder opzien tot God. Het is niet mogelijk dat boek te lezen zonder den schrijver te beminnen, wanneer ik schooner lofspraak kende, had ik hem die gewijd. Och! of de Heer van kesteren die bewondering gedeeld had. Silvio pellicoos Gedenkschriften waren dan niet in het Hollandsch, naar eene Fransche vertaling, overgezet. Een boek dat zooveel nut kon stichten, had met oordeel, door eene kundige hand, moeten worden omgewerkt, zoo als bilderdijk het in der tijd Le Genie du Christianisme van chateaubriand wenschte. Nu moet ik u met zijne woorden toeroepen: Drink uit d'oorspronkelijke flesch! - want de wijn heeft bij het tweemaal overschenken bijna zijn bouquet verloren. - De heerlijke episodes van den Doofstomme - Magdalena en maroncelli, boeijen ook nog in die vertaling, maar de inwendige strijd des gemoeds had in onze Noordsche taal korter en krachtiger moeten teruggegeven worden, want wij voelen minder levendig, wij denken scherper dan de kinderen van het Zuiden. - Vertalen is, wij zeiden het dikwerf - vertalen is eene kunst en geen handwerk, maar het is een martelaarschap het uit die taal goed te doen, van wie wij met Lord byron zeggen: I like the Language, that soft bastard Latin,
Which melts like Kisses from a female mouth,
| |
[pagina 63]
| |
And sounds as if it should be writ on satin,
With syllables which breathe of the sweet South,
And gentle liquids gliding all so pat in,
That not a single accent seems unc uth,
Like our harsh northren whistling, grunting, guttural,
Which we 're oblidged to hiss, and sput, and sputher all.
De Dichter der Legenden heeft deze strophe, heeft de geheele vertelling Beppo allergeestigst vertaald; wilt ge weten hoe wij gelooven dat men vertalen moet, dring met ons bij den Heer van lennep op de uitgave aan; zoo de heusche bede niet geweigerd wordt, zullen wij doen opmerken, wat wij door echte Luim verstaan - al zoude er ook uit blijken dat van de zeven Provintiën - Gelderland alleen een' oorspronkelijk - luimigen Dichter bezit! - Vergeef mij den zijsprong; lijnregte wegen zijn mij onverdragelijk; voor mijn genoegen rijd ik nooit van Haarlem naar Amsterdam. - Gaarne mogt ik u echter overtuigen dat pellicoos uitmuntend werk geen lelie onder doornen - dat het niet de eenige rijpe air van een' woesten akker is. Sta mij toe dit te beproeven! - Onder de stoute verzekering dat ik geen vreeze voede u te zullen verveelen, daar ik weldra manzoni zelf tot u zal doen spreken, noodig ik u uit eenige oogenblikken aan een paar proeven uit zijn Promessi Sposi toe te wijden. De Heer w. van boekeren heeft eene vertaling derzelve aangekondigd - wij hopen - neen wij mogen vertrouwen, dat hij zich goed van die taak kwijten zal - vroegere, verdienstelijke vertalingen dier hand geven ons daartoe regt. Wijt het aan geene overdrevene liefde voor kortheid, zoo ik u slechts weinig van manzonis leven en karakter | |
[pagina 64]
| |
zegge; want ik zoude het misschien met meer regt voor eene spotternij, dan voor eene pligtpleging aanzien. Het kan u echter niet meer leed doen dan mij, dat ik er niet meer van wete. Biographiën van belangwekkende menschen, zijn mijne geliefkoosde studiën. Zie hier wat mij van hem en de geschiedenis der Promessi Sposi bekend is. Alessandro manzoni te Milaan geboren, had als Dichter reeds menigen lauwerkrans verworven, eer hij zich, volgens de uitdrukking van een' hedendaagsch' Schrijver, voor minder glorierijke palmen niet ongevoelig betoonde, wanneer die een nieuw veld voor zijnen roem openden. De Promessi Sposi zijn reeds twintig malen herdrukt, en, om nog eene uitdrukking aan een' Italiaan te ontleenen, in Italië, waar geen schrijver zijn arbeid tegen goud ziet opwegen, zijn twintig uitgaven - eene schoone toejuichingsmunt! Mogten manzoni's Treurspelen, en vooral zijn Conte di Carmagnola Goethes aandacht tot zich trekken, in drie vierde der Europeesche Talen boezemen lucia en renzo of de Promessi Sposi levendige belangstelling in. Dat geheel zuidelijk Tafereel, werd in het Vaderland der Muze van den Historischen Roman, eene vereischte in de boekerij van iedere fashionable vrouw en menige Parijsche schoone, sidderde in 1830 voor het langzaam naderen der Cholera, onder het lezen van de meesterlijke beschrijving der gruwzame pest, die twee eeuwen vroeger Milaan ontvolkte. Driewerf liever dan mij nu - uit zucht om mijn Motto uit den geestigen labruijere tegen te spreken, tot Regter der Prom. Sposi op te werpen - of den Heer van boekeren door een' beknopten inhoud des | |
[pagina 65]
| |
Romans honderde Lezers te ontrooven, wil ik deze aankondiging met een' goeden raad aan ZEd. besluiten. In een' tijd waarin eene levendige handeling, een hoofdvereischte des Romans is geworden; waarin de Fransche school dit beginsel dagelijks algemeener maakt, bekorte hij den oorspronkelijken tekst op enkele plaatsen. Tot voorbeeld noemen wij: de Inleiding - de Uitweiding over de Bravis; - de bescheiden over de post, enz. ZEd. zal ons verstaan - en het boek daardoor in belangrijkheid voor den niet Italiaanschen Lezer winnen. - Maar Ge verwondert U over de, aan Hollandsche Critici zoo vreemde, goedhartige welwillendheid, die mij onderscheidt? Wanneer Gij de schoone plaats uit mijnen lievelings-schrijver kent: Ils me semble que l'on dépend des lieux pour l'esprit, l'humeur, la passion, le goût et les sentiments, en weet dat ik buiten, onder het lommer van oud geboomte, aan den oever des vaderlijken Rhijns zit te schrijven, zult Ge mijne gemoedsstemming begrijpen. - Het komt u immers nu geheel natuurlijk voor - dat ik met u over een' Roman, en niet over een Treurspel spreke? Geloof mij, geeft ieder onzer Letterkundigen - een heerlijk buitenverblijf, en zij zullen weldra veel minder zwartgallig, veel meer humaan zijn. - Wilt Gij een bewijs, uit honderd die ik er u zoude kunnen aanvoeren, hoe weldadig verandering van lucht voor zulke aandoenlijke gestellen is? Lulofs gezondheid en lulofs roem winnen er beide bij, wanneer hij zijne stille studeerkamer - en grunoos even stille Vest, voor eenige maanden verlaat. | |
[pagina 66]
| |
Voor mij, ik verbeelde mij dat Ge de gulle gastvrijheid van mijnen dierbaren en natuurlijk al te zedigen vriend deelt, - en terwijl de heldere stralen der middagzon - ginds op de golven terugkaatsen, maar Een overhangende eiken tak
Ons overschaduwt met zijn blâren
leze ik U - mijne eerste, en zoo Ge geeuwen durft - tevens laatste proeven voor:Ga naar voetnoot(1) - |
|