Musaeus. Jaargang 1
(1993)– [tijdschrift] Musaeus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Smeekschrift van de goden en godinnen der vruchtbaarheidNiet alleen 17e-eeuwse kooplieden en handelaars probeerden op een snelle manier aan geld te komen, maar ook de ‘gewone’ lieden beproefden hun geluk door te speculeren. Na succesvolle spelingen van het lot in de haringrederij en scheepvaart, werd de tulp in het begin van de 17e eeuw een geschikt speculatiemiddel. Oorspronkelijk waren tulpen van Turkse origine, maar moeiteloos konden ze ook op eigen bodem worden gekweekt. De bollen werden gebroken en gesplitst zodat weldra vele uiteenlopende variaties verkrijgbaar waren. De tulp werd modebloem rond 1620 en kreeg welluidende namen waarmee de hiërarchie van de verschillende tulpensoorten verduidelijkt werd: de Semper Augustus was de edelste soort. Spoedig verschenen er verschillende ‘admiraals’ en ‘generaals’, vaak vernoemd naar kwekers als Fransisco Gomez da Costa, Pieter Bol, Abraham Catoleyn en anderen. Niet alleen de specialisten, maar ook kleine kopers zagen door die verscheidenheid een gat in de markt. De tulpenmaniakken noemden zichzelf ‘floristen’, maar later werd deze naam een scheldnaam voor de niet-specialisten, die zich slechts om het geld met tulpen bezighielden. Aanvankelijk gold de tulp als luxebloem, later kwamen er steeds goedkopere soorten. De produktie werd verhoogd, maar ook de vraag nam toe, zelfs zo sterk dat de prijzen weer omhoog schoten. Daar kwam nog bij dat de tulp niet elk seizoen leverbaar was. Omdat de vraag naar tulpen sterk toenam, begon men in de winter, dus voor het aanbreken van het ‘tulpenseizoen’ al in te kopen. Het leveren kon echter pas vele maanden later gebeuren en zo kregen handelaars de gelegenheid tussentijds door te verkopen zonder de tulpen in eigen handen te hebben gehad. Hun kopers kochten ‘op papier’ de nog niet voorhanden zijnde tulpen en tegen lentetijd moest voor één tulp een enorm bedrag worden neergeteld. Uiteindelijk had de speculant alleen een stukje papier, het leveringscontract, in handen, waarvoor hij of zij veel geld of goederen had betaald. Het toppunt van deze papieren handel, deze windhandel, werd bereikt in de jaren 1636 en 1637. In 1637 hadden de prijzen | |
[pagina 3]
| |
zo'n vlucht genomen, dat de overheid er aan te pas moest komen om de omgaande bedragen weer tot normale proporties terug te brengen. Reacties konden niet uitblijven. De mensen die gegrepen werden door deze tulpomanie, werden afgebeeld op Floraes Mallewagen, bij Floraes Geks-kap en bovendien nog bespottelijk afgeschilderd in vele pamfletten, samenspraken, gedichten en toneelstukken. Het hierna volgende bevelschrift is waarschijnlijk als één van de eerste pamfletten over de tulpenwindhandel verschenen, voor februari 1636. Crispijn van de Passe de Jonge, Floraes Mallewagen, 1637, ets. Kress Library of Business and Economics, Harvard University
| |
[pagina 4]
| |
De tekst is geschreven uit naam van alle goden en godinnen der vruchtbaarheid. De tekst is heel duidelijk een allegorie. Namens alle vruchten, kruiden, specerijen en bloemen vragen de goden en godinnen om eerherstel. Eens werden zij alom gewaardeerd vanwege hun heerlijke geuren, kleuren en smaken. Nu zijn ze in een hoekje gedreven door een volkje dat zich Floristen durft te noemen! Deze Floristen besteden geen enkele aandacht meer aan de produkten van de eigen vaderlandse bodem. In plaats daarvan komen ze met allerlei vreemde bollen uit nog vreemdere en afgelegen streken. Uit deze bollen komen volgens de goden en godinnen alleen maar slechte en stinkende bloemen die nergens voor deugen. Ze bloeien maar heel kort en ze zijn ook heel ongezond voor mens en dier. De goden en godinnen smeken daarom dat aan de vaderlandse natuur weer volop aandacht besteed zal worden. De bloemen en planten moeten weer in mooie tuinen en hoven neergezet worden en ze moeten weer vertroeteld worden als vanouds. Dat is tenslotte hun welverdiende pensioen na al die jaren van dienstbaarheid! Mocht men niet naar dit verzoekschrift wil luisteren, dan zullen er grovere maatregelen genomen worden: de heer mol, de heer veldmuis, de pieren en mieren, de slakken en rupsen, niemand is te beroerd om ervoor te zorgen dat er aan dit verzoek gehoor gegeven zal worden. En als zij het niet alleen zouden afkunnen, dan is daar altijd nog de winter met al zijn onderdanen om de ordonnantie uit te voeren! De goden en godinnen zullen dus alles in het werk stellen om hun doel te bereiken: eerherstel van alle bloemen en planten en het afstoten van allerlei vreemde uitheemse bollen.
De zeventiende-eeuwse tekst hierna is letterlijk overgenomen uit De pamfletten van den tulpenwindhandel 1636-1637. Uitgegeven en van een inleiding voorzien door E.H. Krelage. 's-Gravenhage, 1942. In dit werk is de tekst te vinden op de pagina's 88-91. De tekst is door Krelage zonder enige toelichting weergegeven. Daarom hebben wij de tekst vertaald naar modern Nederlands. Hier en daar zijn noten ter verduidelijking toege- | |
[pagina 5]
| |
voegd. Eerst volgt de zeventiende-eeuwse tekst, daarna de vertaling. De vertaling is niet geheel letterlijk: het ging ons erom een goedlopende tekst te maken. Pieter Nolpe, ets over de tulpomanie, Floraes Geks-kap Atlas van Stolk, Rotterdam
| |
[pagina 6]
| |
Mandament op ende jeghens de heyden- ende Turksche tulp-bollenWy Bachus, Priapus, Zephyrus, Favonius, Ceres, Isis, Pomona, Flora ende Vesta, goden en godinnen van allen aerd-vruchten ende gewassen der aerden, ende dominateurs in Europa ende hare omme landen, allen goeden ende ghetrouwen lief-hebbers ende voor-standers van onse dominatien, domeynen ende heerschappijen, saluyt ende dilectie. Wy hebben ontfanghen d'oytmoedighe supplicatien van onse seer lieve ende getrouwe vasallen, hare hoocheden van wijngaerden, bongaerden, fruyt-hoven, schoonhoven, cruyt-hoven, cool-hoven ende speel-hoven, eertijdts wel loffelijck ende prijsselijck versien ende verciert wesende elck naer hare qualiteyten met alle lustighe oorbaerlijcke, prouffijtelijcke, rieckende ende smaeckende vruchten als druyven, appelen, peeren, pruymen, abricosen, mericotons, abricotons, kersen, kriecken, moerbessen, quëen, noten, mispelen, met hare gheassocieerde, mitsgaders van onser wel-edelen, vrij-heeren ende ionckeren, laurier, roosemarijn, Thymus, Nardus, mazeleyn, Basilicum, Mirtus met hare gevoechden, oock van onse vrye iouffrouwen, Chamomilla, Melilota, Angelica, Artemisea, Pimpinella, Salvia, Rutha, agnus castus, Cariophyllata, Calamintha, Nigella, Beta, Brassica, met hare addherenten, alse mede van onse cadetten monsieur Rosa de Provance, lijf-verfroode ende witte wel-rueckende roosen, witte ende roode lelien, mitsgaders iouffrouwe Chariophylea, ginoffel, ende naghel-blomtje: inhoudende onder anderen hoe dat zy over 10, 20, 30, 40, 50, 60 ende meer jaren, jae langer tijt dam memorie der menschen ghedencken conde, zijn gheweest in rust deuchdelijck ende vredelijcke possessie (uytghenomen de turbatie hier onder gheroert) van te hebben ende besitten in allen grooten ende heeren hoven van eerden, elck naer sijnen aert ende qualiteyt de hoochste ende eerste plaetse de welcke sy luyden niet en hebben vercreghen by eenighe usurpatien, maer door haren goeden ghetrouwen diensten, ruecken ende smaecken, die zy luyden heuren heeren ende opper-hoofden niet alleene in blooten ghesichte, maer in ruecke, smaecke ende ghevoelen | |
[pagina 7]
| |
ghedaen hebben, jae selfs tot siedens en bradens toe, ende noch doende zijn, sulcks dat de preeminentie die zy tot noch toe gehadt hebben is geweest ende alsnoch is een wel verdient pensioen, 'twelck wel ende deuchdelijck by hem-luyden vercreghen ende gheinterineert is gheweest, niet alleen in cloosters, kercken ende cluysen, die hen met haer verciert hebben ghehadt, nemaer oock 't hooft, borsten ende mouwen van de iouffrouwen die hun selven daer mede plachten te besteecken ende behangen als Sint Jacob met zijn schulpen, boven alle 't welcke noch in consideratie was comende de edel ende outheydt van ioncker laurier, mette welcke alle keyseren, coninghen ende potentaten haer tot triumphe van hare victorien tot een seghen-crans plachten te laten vercieren, jae dat meer is, dat wanneer men yemants adeldom, gheleertheydt, deuchden ofte consten wilde afbeelden ende beduyden men gheen weerdigher wiste te becomen ende haer hooft t'omvlechten als met de rancken ende bladeren van den nobelen laurier, ende hoe wel dien aen-gemerckt niemandt en betaemden de voorseyde heeren Remonstranten in devoorseyde preeminentie ende prerogativen eenich hinder, crot ofte letsel te doene, 't heeft nochtans ghelust verscheyden ghemeene luyden, soo uyten slijcke ende dreckwaghen ghesprooten ende op-gecomen zijnde alse den geenen, die in plaetse van op ridderlijcke peerden te rijden op houte peerden plachten te sitten ende hare weef-ghetouw, winckelen ende coop-handel waer te nemen ende gade te slaen, hun wel vermetent1ijcken ende stoutelijcken te baptiseren, te wesen Floristen, alle in cleynactinge ende tot versmadenisse vande voornoemde remonstranten ende haren deuchdelijcken ende vreedelijcken possessie, hem-luyden voorts van hare oude plaetsen prerogativen eeren ende vordeelen feytelijcken te spolieren ende in hare plaetsen wel stoutelijcken te stellen ende setten Heyden ende Turksche bollen, ghesprooten uyt Tracien, Cappadocien ende Narbonen, die noch ruecke noch smaecke en hebben ende daer en boven vergifticht ende van quaden asem zijn ende nergens toe en doghen, noch der menschen ofte gedierten ghesontheydt aen en brenghen ofte diensten doen, nemaer haer maer voor een corten tijdt tot nadeel van de | |
[pagina 8]
| |
negotiatie van eerlijckken luyden coop-handel met hare coleuren verthonen, gelijck eenen camer-speelder met vreemde cleederen van coleuren ghedegutseert zijnde, zijn personagie verthoont hebbende, terstont vertreckt ende verdwijnt, hemluyden toe-eygenende diversche namen, alse Semper Augustus, Generalissimo à Costa, Generael Delphius, Voor de wijnt, Paragon van Delft, Admirael van Hollant, De beste Vice Roy, Gernerael Verdijck, Admirael van Enckhuysen, Anvers van Bol, Generael Iuri Casteleyn, Beste soort Grebber ende Paragon d'Man. Mitsgaders meer anderen hier onnodich ende niet weerdich te verhalen, van alle de welcke zyluyden hare monopolium, professie ende feest-daghen maecken ende celebreren, ende daer en teghens der supplianten vruchten ruecken ende smaecken verachtende ende dat arger is haer in eenen hoeck steecken, daer noch sonne nochte mane en schijnt, jae dat meer is, daer zy nauwe aerde nochte vochticheydt ghecrijghen en connen, latende meer voordeels aen dijstelen ende netelen dan aende voornoemde remonstranten, vermits de selve hem met steecken ende bijten weeten te verweeren ende by soo verre sulcks alleene ghedreven werde by slechte, onnosele ende eenvoudighe persoonen, soude haer 't selve te vergheven zijn, vermits zyluyden niet beter en weten, maer wordt ghedaen by edel ende onedele luyden van staet ende qualiteyten, die een yeghelijck schuldich zijn recht ende justitie te laten ghewerden, jae dat argher is, laten daeromme hun slapen, te rugghe stellende hare negotie ende coop-handel ende professie maecken van d'een des anders hoven te besichtighen, niet uyt devotien ghelijck men te Romen gaet de seven kercken besoecken om aflaet te hebben, nemaer om daer uyt te nemen t'gunt hem-luyden aenstaet, zijnde elcke vingher (van veele van hem-luyden) als eenen wroethaeck. Ons daeromme oytmoedelijck ende remonstrantelijck biddende om te hebben onse behoorlijcke provisie tot haren eynde dienende. Doen te weten, dat wy gheneycht wesende ter bede vande voorseyde remonstranten, al voorens hier op ghehadt hebbende den raedt van onsen lieven ende ghetrouwen Meerrettich, onsen Stadt-houder, mitsgaders 't advijs van onsen lieven ende beminden Praetor vande Warmoes-broecken, Heere | |
[pagina 9]
| |
over de Broekcoysche Natie, van Heer Aert Op-socken, Heer Ian de Wortel, den Heere van Naves, de Vrouwen Spinagie, Blomcoole, Savoysche ende Hier-landtsche Eppe, Iouffrouwe Peterzelie, ende de Edele Vrouwe Savie, Monsieur Dragon, Meester Pimpernel, Raket en Nepte, Ioncker Coste, ende ontallijcke meer andere, zijnde ghereeckent by de escroyen van onser keuckene, hebben uyt onser volcomender macht ende authoriteyt de voorseyde heeren remonstranten ende elck van hem bysonder by provisie ende tot partijen gheoort, anders gheordonneert zy, geredintegreert ende gestelt, redintegeeren ende stellen de selve by desen in hare oude eere ende preeminentie, willende ende ordonnerende dat hen-luyden sal volghen hare ghewoonlijcke plaetse, gheordonneert in een vier-cante muyr ofte tuynsel, ofte om-sloten met een doornen hegghe wel ghemaeckt. Ontbieden daeromme onsen lieven ende ghetrouwen mijnheer den Mol van Wreutinghen, mijnheer den Dol van Aerdrijck, Mieren ende Pieren, Slecken ende Ripsen, Eert-muysen, Eert-vloyen, Kevers ende Sprick-hanen, ende voorts gheneralijck allen onsen Onderdanen, macht hebbende dit te exploicteren, dat inghevalle van weygheringhen of vertreck, ghy dese onse ordonnantie stelt ter volcomen executie, elck nae de macht die ghy-luyden hebt, niet teghenstaende oppositie ofte appelatie ter contrarie, ende in ghevalle ghy-luyden de voorseyde executie niet volcomelijck en sout connen voltrecken. Soo beveelen wij indien ghevalle den Heere van Vrieslandt met zijnder heyrcracht, den Heere van Rijplabdt, quade Lucht, Lenard vander Nath, van Vorst, Meester Diderick Wijnter-beecke, Peter Vuy-beecke, Claes doncker-Wolcke, met zijn moeder Haghel ende Sneeu, dat zy V.L. hier inne assisteren, want sulcks onse gheliefte is. Gegeven in onsen Hove des Hertens-lust, van onsen rijcke t'ontelbaerste jaer. Ende was gheparapheert by onsen Stadthouder Meerrettich vt. Ter ordonnantie van de boven gheschreven goden ende godinnen, in haren raed daer niemandt by en was.
Bloemendael. | |
[pagina 10]
| |
Vertaling
| |
[pagina 11]
| |
en in de hand, ja zelfs nog na het koken en braden. Die uitmuntendheid die ze tot dusver aan het licht gebracht hebben en nog tentoonstellen, heeft geleid tot een welverdiend pensioen. Dat genieten ze niet alleen in kloosters, kerken en kluizenaarswoningen (want deze gebouwen zijn dikwijls met hen versierd), maar ook op het hoofd, de borst en mouwen van de dames die altijd gewoon zijn geweest zichzelf met hen te versieren en te behangen (zoals Sint JacobGa naar eindnoot5 dat met zijn schelpen doet). Naast dit alles moet nog de hoge plaats en de eerbiedwaardige oudheid van jonkheer Laurier in aanmerking worden genomen. Met zijn zegekrans versierden alle keizers, koningen en potentaten zich immers als triomfteken voor hun overwinningen. Ja sterker nog, zodra men iemands edele afkomst, geleerdheid, deugden of bekwaamheid wilde tonen en benadrukken, wist men niets waardiger om het hoofd mee te omkransen dan met de ranken en bladeren van de nobele Laurier. Hierom betaamt het niemand al deze rekestranten vanwege hun beschreven uitmuntenheid en onderdanigheid te verhinderen om hun pensioen te genieten, of om hen te besmetten of te bezeren. Toch zijn er verschillende minderwaardige figuren geweest (die zo uit de klei zijn getrokken), alsook figuren die op houten paardjes zitten in plaats van op ridderlijke volbloeden en die vanaf die positie de hele dag alleen maar op hun weefgetouwen, winkeltjes en handeltjes zitten te letten, die zichzelf overmoedig genoeg ‘Floristen’ zijn gaan noemen. Dit alles natuurlijk tot minachting en vernedering van de hiervoorgenoemde rekestranten en hun deugdelijk en vreedzaam bezit. Deze Floristen hebben de rekestranten gewoonweg beroofd van al hun oude landerijeren, privileges, eerbewijzen en voordelen door in hun plaats botweg heidense en Turkse bollen neer te zetten die opgekomen zijn in Tracië, Capadocië en Narbonne. Er is geen smaak of heerlijkheid aan, ja ze zijn zelfs giftig. Deze bollen komen de gezondheid van mensen of dieren niet ten goede en dienen nergens voor. Nee, deze vreemdelingen laten maar een korte tijd (en dit tot nadeel van de handel van eerlijke kooplui) hun kleuren zien, zoals een toneelspeler die | |
[pagina 12]
| |
meteen weer verdwijnt nadat hij zijn personage heeft uitgebeeld, uitgedost in vreemde, bonte kleuren. En ze hebben zich de meest vreemde namen toegeëigend, zoals Semper Augustus, Generalissimo à Costa, Generael Delphius, Voor de wijnt, Paragon van Delft, Admirael van Hollant, De beste Vice Roy, Generael Verdijck, Admirael van Enckhuysen, Anvers van Bol, Generael Iuri Casteleyn, Beste soort Grebber, Paragon d'Man, enzovoorts enzovoorts. De Floristen maken er hun monopoliehandel, hun dagtaak, ja een feestboel van, terwijl ze aan de andere kant de fruitige geuren en smaken van onze rekestranten verachten. Ze duwen hen in een hoekje, waar noch zonneschijn noch maneschijn hen kan bereiken, ja erger nog, waar ze nauwelijks aarde of vocht krijgen. Distels en onkruid hebben het beter dan zij die een verzoek hebben ingediend, omdat de eersten zich kunnen verweren met steken en prikken. Als het nu zo was dat deze handel alleen werd gedreven door simpele zielen, dan zou alles nog te vergeven zijn, aangezien zij gewoon niet beter weten. Maar nee, deze handel wordt gedreven door edele en onedele lieden tegelijk, mensen van hoge rang en stand, die er dus allemaal schuldig aan zijn met recht en rechtvaardigheid een loopje te nemen. Maar wat nog erger is: deze lui vergeten zelfs te slapen en ze veronachtzamen hun handel en koopwaar om er een soort beroep van te maken iedere keer eikaars tuinen en hoven te gaan bekijken en dan niet uit devotie (zoals men in Rome de zeven grote kerken gaat bezoeken om aan een aflaat te komen), maar alleen maar om uit die tuinen datgene te sjorren dat hun wel aanstaat, met graaivingers als kolenschoppen! Daarom bidden wij ootmoedig en nederig om onze eerlijke beloning. Wij laten weten, dat wij op verzoek van de eerder genoemde rekestranten, vantevoren advies hebben ingewonnen bij onze vriendelijke en trouwe MeerrettichGa naar eindnoot6, onze stadhouder, alsook bij onze vriendelijke en beminde praetor van Warmoesbroecken, Heer van de Broekcoysche Natie, bij Heer Aart op Sokken, Heer Jan de Wortel, de Heer van Naves, de dames Spinazie, Bloemkool, Savooiekool en Hierlandse Eppe, juffrouw Peterselie en de edele Vrouwe Savie, Monsieur Dragon, Meester | |
[pagina 13]
| |
Pimpernel, Raket en Nepte, Jonker CosteGa naar eindnoot7, en nog vele anderen die gerekend worden tot de ‘schuimkokers’ van onze keuken. Wij hebben uit hoofde van onze machtspositie de eerder genoemde rekestranten en ieder van hen afzonderlijk gehoord en wij kennen hun bij deze hun oude eer en pensioen toe en wij eisen dat zij hun oude plaatsen weer terugkrijgen, dat wil zeggen een plaats binnen een vierkante muur of in een tuintje of een plekje dat is omsloten door een goedgemaakte dorenhaag. Daarom verzoeken wij dringend aan de vriendelijke en trouwe heer Mol van Wreutinghen, meneer de Dol van AerdrijckGa naar eindnoot8, Mieren en Pieren, Slakken en Rupsen, Veldmuizen, Vlooien, Kevers en Sprinkhanen en verder al onze onderdanen die bij machte zijn dit uit te voeren, om in geval van weigering of nalatigheid deze ordonnantie, ieder naar zijn vermogen, als dwingend bevelschrift te hanteren, ongeacht enige tegenstand of verweer. Als U de executie niet geheel zou kunnen uitvoeren, dan bevelen we in dat geval dat de Heer van Friesland met zijn leger, de Heer van Rijpland, Kwade Lucht, Lenard van der Nat, Van Vorst, Meester Diderick Winterbeek, Peter Vuilbeek, Klaas Donkerwolk met zijn moeder Van Hagel-en-Sneeuw, u hierin zullen bijstaan, want dat is onze wens. Dit bevelschrift is overhandigd aan het Hof van Hartelust in het ontelbaarste jaar van ons rijk. Het is ondertekend door onze stadhouder Meerrettich.
Ten bevele van de hierboven beschreven goden en godinnen, in hun raad zonder overige aanwezigen.
Bloemendaal. |
|