Musaeus. Jaargang 1
(1993)– [tijdschrift] Musaeus– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen | |
[pagina 2]
| |
Een kaaskop op rooftochtIn de tekst hierna zullen de roverijen en plunderingen van de roemruchte zeerover Claes Gerritsz. Compaen worden beschreven. Deze uitgeslapen plunderaar werd in 1587 geboren te Oost-Zaandam; hij stierf waarschijnlijk in of kort na 1655. Aanvankelijk voer hij als kaapvaarder op de kusten van Guinea, maar toen hij bemerkte dat dat hem te weinig geld en goederen opleverde, besloot hij verder te gaan als kaper. Gedurende het Twaalfjarig Bestand heeft hij veel verschillende schepen van hun ladingen ontdaan; na deze roofperiode heeft hij zich echter aan de wal gevestigd als reder van een Kaaprederij in het Noorderkwartier. In 1621 trekt Compaen met zijn schip de Malta de Noordzee op. Al snel begint hij daar allerlei schepen lastig te vallen; naarmate hij meer schepen plundert, wordt zijn optreden grimmiger. Hoewel hij aanvankelijk geen Engelse of Moorse schepen aanvalt, worden de schepen van deze naties op den duur toch het slachtoffer van zijn daden. Zijn optreden wekt vooral de agressie van de koning van Engeland op; deze stuurt een aantal schepen achter hem aan om hem waar mogelijk dwars te zitten en om hem uiteindelijk gevangen te kunnen nemen. Wanneer de Engelse schepen een paar maal in Compaens vaarwater hebben gezeten, besluit Compaen om voortaan alle Engelse schepen te gaan tergen. Hij slaagt bijzonder goed in zijn opzet...! In 1627 krijgt Compaen ‘berouw’ van zijn zonden: hij verzoekt daarom de Staten-Generaal om een pardonbrief voor zijn daden. Deze pardonbrief wordt hem vervolgens ook daadwerkelijk verstrekt, mede door de bemiddeling van Compaens halfbroer Heyn Aertsz. Wanneer zijn pardonbrief is verlopen, wacht hij in ons land de verlenging ervan af. Uiteindelijk gaat hij naar prins Frederik Hendrik om aan hem zijn dank voor de vergeving te betuigen. Frederik Hendrik schenkt hem daarop een volledig pardon! Vanaf die tijd woont Compaen rustig als reder en koopman in zijn geboorteplaats Oost-Zaandam. Door een aantal tegenslagen in de handel sterft hij tenslotte als een arm man. Het werk waarin Compaens levenswandel beschreven wordt, was in de tijd dat het verscheen, en nog lang daarna erg populair. | |
[pagina 3]
| |
Voor de eigenlijke weergave van Compaens plunderingen staat een uitvoerig voorwoord van de samensteller van het werk (zie de afgedrukte tekst hierna). De auteur van het voorwoord doet erg veel moeite om uit te leggen dat hij dit werk niet heeft gemaakt om Compaen op te hemelen. Juist niet! Zijn levensloop moet een ieder afschrikken die misschien ook ooit van plan zou kunnen zijn de wereldzeeën af te stropen. De auteur benadrukt dat het hem erg moeilijk is gemaakt precieze gegevens omtrent Compaen bijeen te krijgen. Compaen liet immers niet graag wat los over zijn avonturen en als hij al een afspraak maakte om het een en ander uit de doeken te doen, dan kwam hij die afspraak eenvoudigweg niet na en redde hij zich eruit met een of andere flauwe smoes. Gelukkig kon de auteur wel gebruik maken van de gegevens die de geschiedkundige Van Wassenaar desalniettemin over Compaen wist te verzamelen. Herhaaldelijk geeft hij in het werk aan welke gegevens hij aan Van Wassenaar ontleend heeft. Deze Nicolaas Jansz. van Wassenaar werd rond 1570 geboren. Hij werd geen predikant, zoals zijn vader; in het begin van de zeventiende eeuw was hij conrector op de Latijnse school te Haarlem. Rond 1621 vestigde hij zich als arts te Amsterdam. Zijn belangrijkste bezigheid naast zijn dokterspraktijk was de geschiedschrijving en dan vooral de historische journalistiek. Het grootste geschiedkundige werk van zijn hand draagt de titel Historisch Verhael alder ghedenckweerdichste gheschiedenissen, die hier en daer in Europe (...) en Nederland, van aenbeginne van 't jaer 1621 tot den herfst toe, voorgevallen sijn. Het werk verscheen in 1629 te Amsterdam. Later heeft de auteur Barend Lampe het geheel uitgebreid tot 21 delen. De auteur van het werk over Claes Compaen citeert aan het einde van zijn voorwoord enige fragmenten over beroemde zeerovers met wie het slecht is afgelopen; deze citaten zijn afkomstig uit het werk van Van Wassenaar. Hieronder volgen het voorwoord van de auteur en een aantal fragmenten uit de levensbeschrijving van Claes Compaen. De levensbeschrijving is vrij omvangrijk; de fragmenten zijn gekozen uit het eerste gedeelte van de beschrijving. | |
[pagina 4]
| |
1't Begin, Midden en Eynde Der Zee-Rooveryen van den Alderfamieus-2ten Zee-Roover, CLAES G. COMPAEN, Van Oostzanen in Kennemer-3landt.Ga naar voetnootR. 1-2 Vervattende Sijn wonderlijcke, vreemde en Landtsschade-4lijcke drijf-tochten. Waer in verthoont wordt, hoe hy met weynighGa naar voetnootR. 4 5Schepen de Zee onveyligh ghemaeckt, een ongelooffelijcken Buyt, 6en afgeloopen heeft. Gedruckt by een Liefhebber van alle Nieuwig-7heden,Ga naar voetnootR. 6 1659. 8[fA2r-fA3v; ongepagineerd] | |
Voor-Reden.9[A2r] Het sal mogelick yemant vreemt duncken waerom ick de moeyte 10aen-genomen heb, te beschrijven de verhandelde daden, ende 11schadelicke drijftochten, van den Alder-famieusten Zee-Rover 12Claes Compaen, terwijlen doch sijn gantsche doen ende laten niet 13en heeft gestreckt dan tot ruine van verscheyden Volckeren, enGa naar voetnootR. 13 14voornamelijk van de Ingesetenen onses Vaderlants, die Edele ende 15Vrye Zee-vaert, de handelinge in vreemde Landen, de vrientschap 16der Bond-genoten, ende wat des meer is, so heeft gevioleert 17datter menig arm door zijn geworden, en van het hare gekomen,Ga naar voetnootR. 17 18sonder hem alleen een weynigh te verrijcken, desgelijcks noch byGa naar voetnootR. 18 19brengen ('k en weet door wat vreemde sorge, en seltsamen imagina-20tie) dat sodanige dingen geschreven zijnde, seer gevarelijck 21mochten wesen voor swacke, omme daer door geinfecteert te worden, 22tot de drijftochten des herten, van diergelijcken actien mede in 23't werck te willen stellen, op hoope van sodanigen succes teGa naar voetnootR. 22-23 24bekomen, aenschouwende de voorspoedige voortganck, 't geluckigh 25midden, en geen boose eynde, daer benevens mach hen andere in 26tegendeel ver- | |
[pagina 5]
| |
27wonderen, waerom ick dese zijn seer wonderlijcke en schade lijcke 28drijftochten, niet volkomen en in zijn geheel beschrijf so als 29men ghewent sijn yemants leven, handel ende wandel te beschrij-30ven, het welcke een werck konde gheven als men gemeenlijck seydt, 31van d'ander Werelt, of ten minsten waerom dat ick niet sorgvulde-32lijckGa naar voetnootR. 30-31, het klouwen by den draet gesocht, een recht achtereen 33volgenden verhael maeck, dag-tafels wijse, diergelijck een keteGa naar voetnootR. 33 34aen malkanderen gehecht des te aengenamer soude zijn omme teGa naar voetnootR. 34 35door-lesen, en die alles wanneer mijn daer over gevraegt wierdt, 36van 't eerste so als van 't laetste soude na mijn vermogen daer 37op antwoorden volgens dese by ghestelde redenen, te weten, dat 38ick in desen deele overgemaeckt hebbende dese wonderlijcke enGa naar voetnootR. 37-38 39Lands-schadelijcke handelinghen, van de welcke, toen de gantscheGa naar voetnootR. 38-39 40Werelt waeghde, noodigh achte daer van yets wat met Fondament teGa naar voetnootR. 40 41seggen, niet van voornemen zijnde omme den Duyvel een aerse teGa naar voetnootR. 41 42ontsteecken, oft zijn beelt op 't altaer te setten, also weynigGa naar voetnootR. 42 43als de gene die sijn wercken en doen met alle sijne hoedanighedenGa naar voetnootR. 43 44bekent maecken, daerom niet behooren geacht te worden hem gepre-45sen te hebben, ghelijck als wel die het lof van Nero beschreven 46hem groote eere toe-voeghden ofte van de koortse ofte van eenig 47ander quaet, want Buyten twijffel is daer vergrijpinge in nu de 48gene die het leven, handel en wandel van Nero ofte de aert,Ga naar voetnootR. 48 49nature en gestalte van de Februs beschreven hebben, want dat is 50de historien ende Medecyn kenners gemeen, datse allesGa naar voetnootR. 50 | |
[pagina 6]
| |
52aentekenen wat tot de materie dient, selfs in den hooghsten graet 53van 't goede en van 't quade, van de dood en van 't leven, van 54gesontheyt en van sieckte, wanneer ick op desen tijt voorgenomen 55had om te verhalen van 't leven en bedryf soo veeier looser en 56goddelooser Keyseren, Koningen, Vorsten, Princen, Graven, Baron-57nenGa naar voetnootR. 56 Edelen, Amptenaren, Hooft-Officieren, Burgers en Boeren, die 58voortyden in dese verdorven eeuwen het alles in 't wilt aenge-59steltGa naar voetnootR. 58 hebben, wie sou soo ontsinnigh zijn en [A2v] my nageven:Ga naar voetnootR. 59 60dat ick de goddeloosheden, de bedriegeryen, 't gewelt doen,Ga naar voetnootR. 60 61Moorderyen, Roven, Branden, en diergelijcke prees, daerom is dit 62seker geen slecht voorstel te achten so 't yemandt voorstelde en 63vast daer by bleve, datmen van sodanige dingen niet reppen moest, 64om dat met doses mans handelinge niet alleen, maer oock de 65naburen, en verre Bont-genooten so veel schade is aengedaen, en 66dat dit licht schijnen mocht dat men door dese vertellingen sijn 67lof ofte roem niet gebreydt had. Ja ick noeme hem in den titule 68den alderfamieusten Zee-roover, so weynigh tot zyner verheerlij-69ckinghGa naar voetnootR. 68 als Numroth een geweldige Iager voor den Heere genoemt 70wort, niet om zijn goede maer quade Fame die gansch EuropaGa naar voetnootR. 70 71overghebreydt, oock in de deelen van Libien, Maurltamien, Fees, 72Maroca langhs de Kusten der Mooren en Indien doorgevlogen was, enGa naar voetnootR. 72 73warelijck het quaet datter uyt soude moghen volgGa naar voetnootR. 73-74 | |
[pagina 7]
| |
75hen, midts andere Volckeren (door 't overwegen sijner Successie 76in de weynige Iaren dat hy roofde) dit lesende hem selven opGa naar voetnootR. 75-76 77wecken soude, om dierghelijcke actien mede te beginnen, en daer 78door ons Lande, de Nabueren en Bondt-genoten Landen beschadigen 79mochten, ja sekerlijck dit soude een sorghvuldigheydt wesen soo 80wanneer die plaets houden mocht onder de menschen Kinderen, die 81in korten tijdt alle de Historien, alle de Cronijcken, en voorna-82melijck Journalen ofte Jaer-tijdt Boecken (die nochtans voor alle 83tyden voor het licht der waerheydt, en den wegh tot goede zedenGa naar voetnootR. 82-83 84genaemt zijn, selfs by de verstandighste Vorsten en Heeren 85ghepresen) van boven neder souden werpen, in Lethis poel ofte in 86den afgront der vergetenheydt, want in de solve vindt men deGa naar voetnootR. 86 87voornaemste daden van de aldergrootste Monarchen, Keyseren,Ga naar voetnootR. 86-87 88Koningen, Vorsten, Princen, Graven, Baronnen, Edelen, Onedelen, 89Burgeren, en Boeren, die meest altemael met Goddeloose, motwil-90ligne, treu- rige en wonderlijcke Landts-schadelijcke drijf-91tochtenGa naar voetnootR. 90 versien: daer de verlockinghe van verscheyde haestige op-92komingen, onrechtvaerdige verkrijgingen van Kroonen, Septhers,Ga naar voetnootR. 91-92Ga naar voetnootR. 92 93Heerschappyen, Machten, Middelen, Rijckdommen, en met'et weel-94drighGa naar voetnootR. 92-93 bloeyen der Goddeloosten, moetwillighsten en alderquaet-95steGa naar voetnootR. 94 menschen, sekerlijck noch een andere indruck op 't harte 96geven sou, nochtans en worden die niet alleen beschre- ven, uyt 97grooter voorwetenheydt en welberadentheyt van ghe- | |
[pagina 8]
| |
99leerdeGa naar voetnootR. 96-97Ga naar voetnootR. 98 Mannen, maer oock daer over begaeft van veel wijseGa naar voetnootR. 99 100Vorsten, niet anders wetende ofte sulcks ghedydt, omme de quadenGa naar voetnootR. 100 101te lasteren en de vromen te prijsen, ja om aen te wijsen en 102overvloedelijck te vertonen, niet hoe dat men de quaden navolghen 103soude maer de goede, en dat men daer in als in een spieghel sien 104kan, hoe dat oock selfs in desen leven het den goddeloose vergol-105den wordt, die het oock verwondert waerom dat ick hier niet 106breeder en handel, desgelijcks in ordre als wel in Historie 107vereyscht wordt, moet weten dat het my aen den stof ontbreeckt,Ga naar voetnootR. 107 108en niet minder aen de maet-stock om alles wel te schicken ende te 109stellen, want soo veel Compaen aengaet, die by na van alles een 110oogh-getuyge gheweest is, die heeft hem van eersten aen seer 111ingetoghen ghehouden, en by nae niemandt sijne dinghen willen 112vertellen, dan somwijlen hier ende daer een weynigh aen sijne 113goede bekenden, en [A3r] hy vertroude datter so heel veyl niet 114mede en souden zijns wanneer hy vermeercte dat yemant hem ernste-115lick vraeghde om sulcx te annoteren, ofte dat hy vreesde sy hetGa naar voetnootR. 114-115Ga naar voetnootR. 115 116verhaeldeGa naar voetnootR. 116 117souden op schrijven, so treckt hy zijn woorden binnen, en woudeGa naar voetnootR. 117 118niet meer seggen, ick had langh gehoopt omme te komen tot een 119waere en volkomender bescheydt van veele saecken, menende dat myGa naar voetnootR. 119 120niemand beter helpen konden dan de persoone selfs (te weten 121Compaen) en socht daer om alle gelegentheyt om met hem in 122gespreck te komen, maer en vorderde niet, heb namaels uyt de montGa naar voetnootR. 122 123van een Sardammer Soeteboom ghehoordt, datGa naar voetnootR. 123 | |
[pagina 9]
| |
124de selve door vrienden aenhouden belooft was in presentie van deGa naar voetnootR. 124 125Offecier Pieter van Soutelande, en de Secretaris Iacob de Graef, 126dat hem eenige bysondere dingen by dito Compaen in minnelikeGa naar voetnootR. 126 127comunicatie souden verhaelt worden maer sulcx nae vorschendeGa naar voetnootR. 126-127 128verstonden gene van de gemelde H.S. dat hy hem niet en vont terGa naar voetnootR. 127-128Ga naar voetnootR. 128 129gestelder tyt en plaetse, doemen hem socht, hem van andere daerGa naar voetnootR. 129 130over aengesproken zijnde soude geseght hebben, ick en wil hem 131niet een duyvel seggen, ey doch soude ick die lieden daer medeGa naar voetnootR. 131 132aen de galgh helpen, wanneerse oock al meenden te roven gelijk 133ick gedaen heb, so vielense wel haest in den strop, en souden 134opgehangen worden, hy verwonderde hem met my van dese blauweGa naar voetnootR. 133-134 135uytvlucht en doen ick geen meer bekome konde dan 't gene deGa naar voetnootR. 135 136vrient my noch mede deelde, dat hy van langer hant by malkander 137versamelt had most ick ook roejen met de riemen die my ter handenGa naar voetnootR. 136-137 138bestelt waren, seer verstijft zynde met de memorien van ditoGa naar voetnootR. 138 139Soeteboom; en voornamlick met de aentekeningen van Nicolaes aGa naar voetnootR. 139 140Wassenaer: die vele dinghen daer van sorghvuldelijck beschreven 141en in't licht uytgegeven heeft, sulcx hy Compaen selver verklaer-142de by gelegentheyt (hetGa naar voetnootR. 141-142 143dertiende deel van Wassenaer door siende) seggende en bekennende 144datter veel dingen recht en na de waerheyt ghestelt | |
[pagina 10]
| |
145waren oock veele dinghen niet. Want Compaen veelmaels zijn tijt 146verdrijf nemende by eenen Jan Vechtersz. Smit, tot Oost-zanenGa naar voetnootR. 145-146 147sijn over-Buerman vertelde sοο nu en dan dinghen die hy wel 148lijden mocht datse 't wisten, en buyten twijffel uyt de besteGa naar voetnootR. 147-148 149ben. Gemelde Smit dede eyndelijck het sijne oock daer toe, enGa naar voetnootR. 149 150verhaelde noch dit en dat daer by, waer op Claes Compaen hem 151vraeghde wie sulcx ghesegt hadt? antwoorde sulcx wel te weten, 152maer van wie vraeghde hy wederom van Nicolaes Wassenaer, seyde 153Ian Vechtersz. in de Historie van Europa het dertiende deel, het 154welcke voor den dagh ghebracht wierd, hy dit siende, besagh oock 155alles meermalen over, en sprack daer zijn veele saken in die on 156waerachtigh en noyt gheschiet zijn maer my verwondert seer hoe de 157gemelde Wassenaer soo veel te 158weten ghekomen is van mijn handel en doen, 'k en gelove niet dat 159eenighe van mijne Schepen sulcx hadde konnen overschryven wantGa naar voetnootR. 159 160seyde hy wy hadden van overlangen de Journalen (ofte daght selfs)Ga naar voetnootR. 160 161nevens de andere Boecken buyten Boordt geworpen, niettemin hy 162mocht wel weten dat soo een geleerde wel-ervaren en nau doorsnuf-163felden Man, als ghemelde Wassenaer was, uyt een ruygh ontwerp eenGa naar voetnootR. 163 164beknoopte beschrijvinge konde maken een werck van een volkomeneGa naar voetnootR. 164 165Historie, met een vloeyende welspre- kenheyt, daer zijn ghe-166[A3v]wisselijckGa naar voetnootR. 164-165 oock in andere talenGa naar voetnootR. 166 167dinghen aenteyckent die andere Landen betreffen, want so wanneer 168dinghen diemen in heymelijcke vertrec [sic] enGa naar voetnootR. 168 | |
[pagina 11]
| |
169spreect, en doet, van de Vogelen door de locht, en over de 170gantsche werelt worden vervoert, hoe veel temeer dat men aen den 171dagh, in't oogh van soo veel menschen, en verscheyden Natien 172bedrijven, ick heb hier in geene ofte seer weynigh ordre van 173Jaren konnen houden, en minder van dagen, wanneer nu dit ofte datGa naar voetnootR. 173 174geschiet is behalven op sommige plaetsen daer van andere schry-175versGa naar voetnootR. 174 jaer en dagh aengeteeckent wort, en heb de stucken meest 176elck op sich selven gehandelt, op dat dat werck niet door mal-177kandrenGa naar voetnootR. 176 ghehaspelt soude worden, versoecke aen den gunstigen 178Leser dit van my in 't goede te willen nemen; Wanneer yemantGa naar voetnootR. 178 179nader bescheyt van 't een ofte 't ander heeft, sullen by ghele-180gentheyt sulcks hier in mede te passen konnen brengen, eyndende 181dese voor-reden, wil den liefhebber van alle vreemdigheden, en deGa naar voetnootR. 180-181 182geene die het lesen moocht, noch hier by doen het geene de meer-183ghehemelde Nicolaes a Wassenaer, tot sijn besluyt stelt, daer hyGa naar voetnootR. 182-183 184segh, seght [sic] het sullen de geene die hunne rekenighen de 185Reder aengaende, oock hare Journalen of Boecken verduysteren, in 186vier ofte in Zee worpen om die te bedecken datse niet gheschrevenGa naar voetnootR. 186 187ofte vertelt worden, tot waerschouwinge ofte aendieninghe zijn, 188datse daerom niet vry konnen wesen ofte haer gunst stellen,Ga naar voetnootR. 188 189eerstelijcken beklaeght hun haere conscientie, die is de bekennerGa naar voetnootR. 189 190watse bedre- ven hebben, die hen de meeste ongerustheydt baert,Ga naar voetnootR. 190 191ten anderen hoewel de Schriften verbrandt zijn, so en zijnse niet 192verborgen voor den ingever sulcker daden, dat is den Duyvel, die 193de actie niet sal vergeten, ten derden, sy zijn by Godt bekend,Ga naar voetnootR. 193 | |
[pagina 12]
| |
195die 't sijner tijdt rekenschap des Huysgesints eysschen sal, 196volgens de Heylige Schrifture. 197Nihil occultum quod non revelabitur,Ga naar voetnootR. 197 198NICOLAES A WASSENAER, 199In de Historie der Nederlanden 13 en 14 deel. 200Siet sodanigen eynde hebben meest alle Zee-roveren ghehadt, siet 201eens wat straffe dat geoefent is aen een Fransman, die de ZeeGa naar voetnootR. 201 202onveyligh maeckte, in 't 14 Deel, Pag. 24. 203De Veenboer is mede een vermaert Zee-roover en Hollander 204geweest, dese hadde licentie genomen om op de vrye Neringhe teGa naar voetnootR. 204 205gaen maer gheen bruyt krijghende die hem verrijcken konden, begaf 206hem tot Excesseo, en stroopte alles wat hem voor quam, meest hemGa naar voetnootR. 206 207in de middelandtsche Zee onthoudende, maer hoe ellendigh den loopGa naar voetnootR. 207 208sijns levens gesloten is, leest het in 13 Deel Pag, 30. 209En doen de ouden Dansser sijn quaet leven (met'et verliesen 210van sijn hooft by de Turcken) eyndighde, was Anno 1616. Hy bracht 211het Hof van den Koningh van Spanje eulcken schrick aen, dat hy 212het Eylant Ivis gebrantschat hebbende, den Koningh van Spanjen 213advijs dede gheven, wat hy liever wilde, dat hy'tGa naar voetnootR. 213 | |
[pagina 13]
| |
215pionderde, of dat hy rantsoen of schattinghe daer van ontfingh,Ga naar voetnootR. 215 216leest 13 Deel. Pag. 30. [...]. * Na deze inleiding volgt de eigenlijke beschrijving van het leven van de roemruchte zeerover Claes Compaen. Dit is een zeer uitvoerige beschrijving, waarvan wij hierna het eerste gedeelte weergeven. | |
[pagina 14]
| |
't Begin, Midden en Eynde Der Zee-Rooveryen Vanden Alder-Famieusten Eerst-Zee-Rover Claes Compaen.3[In de rechtermarge: Compaen, van waer, ende waer gesint tot Zee-4roovenGa naar voetnootR. 3.] 5[fA4r, p. 1] Claes Gerritsz. Compaen, gheboren tot Oostzanen in 6Kennemer-Landt, woonachtigh benoorden de Kerk, is niet een van de 7minste Nederlantsche Zee-roovers geweest, die in soo veel Eeuwen 8als de Hollanderen de Zee bevaren hebben, noyt sijns ghelijcken 9heeft gehadt. In 't begin zijner Zee-varen droegh hy hem heel 10Burgerlijck, sijnde een opgeschoten Jonghman met blonde hayren enGa naar voetnootR. 10 11schoon van gedaente. De Vaert oeffenende, bedyde wel soo op 12Guinea als elders, soo dat hy - om sijn gelt wel aen te leggen -Ga naar voetnootR. 12 13participieerde in de handel van de Avonturye, die tot dienst van 14't Vaderlandt by de hooge Overheyt aen geleyt was tegens SpanjenGa naar voetnootR. 14 15en voornamelijcken teghens de Capers van St. Lucar en Calis, oock 16Duynkerckers en Oostendenaers. Somen seyt stelde hy daer sijnGa naar voetnootR. 16-16 17meeste middelen by op, het welcke oogenschijnelijcke wel ghegaen 18soude hebben, maer de Buyten die ghekreghen wierden, en quamen 19niet eens tot voordeel van hem ofte van de andere medestanders, 20maer waren over al by na vry geoordeelt om te laten varen en 21schoon anders bleeck, quam'er evenwel niet van: het welcke hy 22seer | |
[pagina 15]
| |
20euvel opat en niet verdouwen konde. Dan voorsichtigh zijnde (soGa naar voetnootR. 20 21men 't voorsicht noemen magh) hield' zijn voornemen binnen en 22verkropte zijn leet, van meeningh zijnde omme eens sijn gheleg-23hentheydt uyt te vinden dat hy - onder schijn van selver op ten 24Vyandt te willen gaen - hem als da[n] soude mogen wreken over 25sijn eygene Heeren ende Landts-Lieden; of dat hy 26zijne schade souden soecken te verbeteren met'et nemen der 27Schepen van zijn e[y]gen Vaders-Landt. Hier over soliciteerden hy 28om Capiteyn te wesen vande Avonturye, dat in gewillight wiert, 29zijne Reeders op soeckende die hy ten meestendeele vont. HetGa naar voetnootR. 29 30andere wierd' hem toe vertrouwt, niet denckende dat hy wat quaets 31in de sin had. Dus geraecket hy allencxkens met sijne dinghen 32ghereedt, kreegh een Schip van hondert lasten met 17 stucken enGa naar voetnootR. 32 33daer by tachtentigh mannen; betoonde hem seer begeerigh te wesenGa naar voetnootR. 33 34om in de Zee te moghen gaen ende wanneer hy by ghelegentheydt met 35yemandt in woorden viel van zijn voor-nemen teghens de Duynkerc-36kers ende andere Spaensche Schepen, seyde hy - menighmaelen 37knickende met zijn hooft -: ‘Kom ick maer eens in Zee,’ ofte: 38‘soo wanneer ick maer eens in Zee komen kan, ha, ha!’ En met dese 39halve redenen wisten de onbekende niet anders te ramen of hyGa naar voetnootR. 39 40wilde den Vyandt de broeck wacker opnestelen, maer daer schoolGa naar voetnootR. 40 41wat anders in de woorden ‘Koom ick maer eens in Zee, Ojae! SooGa naar voetnootR. 40-41 42ick'er maer in koora!’ ende dierghelijck, waer uyt naemaels wel 43bleeck dat hy niet anders voor en hadt, dan te doen het gheene 44datter wel haest op ghevolght is. Niet-te-min hy hadt zijn 45Commissie van de Hoogh: [p. 2] Moog. Staten Generael en de PrinceGa naar voetnootR. 45 46van Orangien om uyt te gaen als oprechte Avonturiers doen. [In de 47linkermarge: Gerrit Pietersz. Avonturier, valt en sterft, dies 48Schip Compaen koopt.] 't Schipt daer wy voorens van aengeroert 49hebben was gekocht van de weduwe van Gerrit Pietersz. van | |
[pagina 16]
| |
51Medenblick, geweest zijnde een Avonturier van de H. Mog. Heeren 52Staten; dese hadt bekomen op de Spaensche Zee een goeden buyt die 53hy na 't Vaderlant meende te brenghen, maer omtrent de Hoofden 54komende so wiert in der nacht aen hem gebootschapt dat een van deGa naar voetnootR. 54 55Luycken van boven neder viel en hem soo beseerde, dat hy van den 56val sturf. Dies Compaen aen dit Schip quam voor een goedde somme 57en bleeffer acht duysent guldens op te quaet. Was gheheeten 't 58schip Malta, hadt mede in de slagh van Gibralter geweest, doenGa naar voetnootR. 57-58 59Iacob van Heemskerck een groote Victorie bevocht tegens deGa naar voetnootR. 59 60Spaensche, hoewel het hem sijn leven koste. [In de linkermarge: 61Compaen [m]et een Admiraliteyts Buysman in sonderilnge [sic] 62handelingh.]Ga naar voetnootR. 62 63Nu begont eens tijdt te worden dat Claes Compaen nae Zee 64soude gaen, ghereedt sijnde. Ghekomen wesende tot Medenblick, 65daer de Admiraliteyts Heeren doen waren - onder wiens opsicht hy 66als een goede Capiteyn mede 't Zee ging - so noodighden hy hun te 67gast om een afscheydts maeltijdt te doen en de soy te drincken,Ga naar voetnootR. 67 68't welck oock ghedaen wierdt, vertrouwende dat hy 't wel met de 69Republijcke ofte het gemeene beste meende. In 't scheyden seyde 70Kompaen, sy wilden so wel doen en betalen het gene verteert was, 71wisten wel dat hy al sijn ghereet besteet had aen de uytrustingeGa naar voetnootR. 71 72van 't Schip en sijn toebehooren; soud' (een goeden buyt gekregen 73hebbende) dat danckelijcken wederom beloonen en liever dubbelt 74betalen, ja, waer het wesen mocht rijckelijck vergelden. De 75Heeren deden sulcks uyt een goeden imborst en daer op gaet hy met 76veel eerbiedigheyt / en eyndelijcken met een goede voor de windt 77in de Noorder Oceaen. Het eerste dat hem ontmoete, was een Buys 78van Egmont op Zee, die hy aen boordt voer. De Buysman vont hy 79besich achter by de | |
[pagina 17]
| |
80Galgh, daerse ghemeenelijck de masten op leggen. Inkomende,Ga naar voetnootR. 80 81vraeghden hy terstont na den Stuerman. Die quam verbaest met de 82hoedt in de handt, biddende dat hy sijn en der sijner leven 83verschonen wilde, want meenende dat'et een Duynkercker was. DanGa naar voetnootR. 83 84Kompaan sey niet te begeeren dan een Last Haringh en dat nochGa naar voetnootR. 84 85voor geldt, het welcke soo ghewilligh na ghekomen wierd', dat hem 86de Stuerman daerby nog een Ton souten Visch vereerde en menGa naar voetnootR. 86 87handelde Vriendelijcken; doch in plaets van geldt gaf hy de 88Buysman een hand-teecken om de betalinghe tot Hoorn te vinden by 89de Heeren ter Admiraliteyt van het Noorder Quartier, daer hy mede 90te vreden was, niet wetende of hy was een vroom Capiteyn van het 91Landt en hadt den Haringh duer verkocht, ghelijck de selve doen 92oock seer geldigh was, scheyden met een goeden adieu. Als de 93Haringh-vanghst ghedaen was en de Buys-Lieden tot Enckhuysen 94quamen, gingh de Egmonder nae Hoorn en versocht van de Heeren ter 95Admiraliteyt sijn voldoeningh, vertoonende een Cedeltje van 96Kompaen - haren Capiteyn, soo hy meende. De Heeren sagen opGa naar voetnootR. 96 97malkanderen, verseeckerde hun nu dat den Zee-roover niet goets in 98den sin hadt, gaven tot bescheydt hem aengaende hadden daer voor 99niet te betalen, wilden gheen geldt gheven voor soo een Schelm,Ga naar voetnootR. 98-99 100die de ordonnantie der Hoogh. Moog. Heeren Staten niet alleen te 101buyten gingh, maer oock hem geheel tegens het wei-varen van 't 102Vader landt kanten. Hy mocht de schade aen sijn been binden en 103gheluckigh reeckenen dat [p. 3] hy'er so af gekomen was, want soGa naar voetnootR. 103 104Compaen daer na selver tegens hem getuygde, waer hy seven ofte 105acht daghen later in sijn Buys gekomen - doen hy ses | |
[pagina 18]
| |
108Schepen op eenen dagh nam - soud oock al aen den selven danse 109gemoeten hebben. [In de rechtermarge: De Zeeroveryen van CompaenGa naar voetnootR. 108-109 110vanght aen.] Wassenaer verhaelt dat Kompaen maer vier dagen in 111Zee gheweest zynde, hy hem verliep teghens sijn ordonnantie en 112nam een schip dat hem niet toebehoorde, de buyt 113onder de sijne Pierato deylende, 't welcke hem so groote reputa-114tieGa naar voetnootR. 113 onder 't Graeu maeckte, dat hy by onweder tot Vlissinghen inGa naar voetnootR. 114 115moest en van daer terstont vijftigh man meer inne kreegh, waerGa naar voetnootR. 115 116mede hy weder 't Zee liep. Ende stelde het so aen dat een yeder 117voor hem bevreest was, jae Spanjaerden, Portugesen, Fransschen, 118Engelschen en alle Zeevarende Lieden een schrick aen joegh en 119voor hem beefden mits de heftighe aenvallen die hy met sijn Volck 120dede en alles vernielde wat in de Furie aen-getroffen wierd', 121maer in koelen bloede niemant aen den lijve beschadigende. [In de 122rechtermarge: veel Schepen by de Zee-Rover genomen.] 123Geduerende de tijt van Klaes Kompaens zee-rooven heeft hy 124een groote meenighte van Schepen uyt alle contreyen des Werelts 125genomen, maer hoe meenigh hondert zeylen by hem verovert zijn, is 126selfs by hem swaerlijcken te weten (schrijft Wassenaer,) doch hy 127verklaerde aen de Egmonder Buysman, dat hy meer dan van 350 sijn 128wil hadt gehadt. Hy wierp sijn Journael van uytgift en ontfangh 129al vroegh buyten boordt. [...]. Hy nam in korten tijdt - jae inGa naar voetnootR. 129 130weynigh maenden - een groot ghetal van Schepen - soo uyt'et 131Vaderlandt als elders, soo met ghewelt als met practijcke. [In de 132rechtermarge: Sieuwert Kornelisz. komende uyt de Condaet geno-133men.] Zieuwert Cornelisz. vanGa naar voetnootR. 133 134Suerwou, Schipper uyt Water-landt: dese quam met een kostelijckGa naar voetnootR. 134 135gheladen schip uyt de Condaet, krijghende een grooten storm van 136drie daghen omtrent de Hoofden. Wierd' na het op | |
[pagina 19]
| |
138helderen van het weder en op klaren van den dagh van Kompaen 139beooght, die'er met vlijtigh hengelen een wijle in het CanaelGa naar voetnootR. 139 140gehouden hadt en hem een dagh en nacht nae seylden. Eyndelijc kenGa naar voetnootR. 140 141- door dien'er stilte quam - soo sette Kompaen sijn Boot wel 142ghemandt en met Musquetten versien; roept hem aen boort en 143neemt'et Schip in: de Schipper met sijn Volck, uyt-gesondert de 144Stuer-man ende de jonghen, wierdt uyt'et Schip gehaelt. Als sy 145alle wel ghepijnight waren (want hy hun buyten twijffel om veel 146dinghen te weten sulcks af gedrongen heeft) mostense weder aen 147boort ende seylen daer by [p. 4] helpen setten en hem Kompaen 148volgen tot in de Haven van Duynkercken (soo Wassenaer verhaelt). 149Daer laghen wel Oorlogh-Schepen voor, maer sy bleven aen hare 150Anckers getuyt. Alsse binnen gekomen waren, verschuylde hem eenen 151Ian Iacobsz van Suerwou in 't Schip, soo bedecktelijcken datse 152hem niet vinden en konden, hoe seerse sochten. s' Nachts ten elfGa naar voetnootR. 152 153uren begaf hy hem uyt een schuylhoeck, valt by het Roer neder in 154de Haven, breeckt door 't Yy tot op het strant, gaet voorts na 155Grevelingen, swemt aldaer des nachts te twaelf uren mede door by 156den Hoop - op d'ander zijde van de Stadt - en langhs de StrandtGa naar voetnootR. 156 157na Calis, alwaer hy in de Corteguarde (nat bevroosen en by nae 158verkleumt) te drie uren arriveerwe [sic], daer hy hem warem enGa naar voetnootR. 158 159droogen mocht, zijnde den dans ontsprongen. Hy beklaeghde sijn 160ongeluck seer dat drie Staten Oorlogh-Schepen en een Jacht die 161haer tot Kalis ontmoete, hen niet ontset hadden - soo se gemacke-162lijcken hadden konnen doen. [·..]. [In de linkermarge: Discretie 163[in] 't nemen [d]er Schepen [en]de wat [n]atie hy [ve]rschoon-164[de].] In 't nemen van de Schepen ghebruyckt hy dese voorsich-165ticheyt, dat hy alle Natien metten eersten niet tot Vyanden maken 166wilde, [...]. Hy hadde door toelatinghe van den Gouvernneur 167eenighe Spansche [sic] Buydt-Goederen (ontrent 16000 Gulden 168waerdigh) aen Landt ghebracht, die aldaer verkocht soude worden 169en bequuam [sic] al eenighe penninghen daer af. | |
[pagina 20]
| |
171[In de linkermarge: Vyandt[s]chap gekre[g]en met de [E]ngelsche 172[d]oor Ko[n]inghs last.] Maer terwijlen hy'er lagh, quam des 173Konincks van Enghelandts Schepen, die hem dede vertrecken en doen 174was al het ghene buydt, dat hy aen Landt hadde. Dit vertoorndeGa naar voetnoot174 175hem soo seer dat hy voornam alle de Onderdanen van groot Brittan-176je aen te tasten en te beroven; ja, hy nam op den dagh zijnsGa naar voetnootR. 176 177verloopens seven Engelsche Schepen, die wel rijckelijcke geladenGa naar voetnootR. 177 178waren, tien dubbelt zijn schade verwinnende. Ghevraeght zijnde 179waerom hy sulcx dede, gaf tot antwoort, dat des Konincx Schepen 180hem verjaeght en dat zijn goedt by den Gouverneur ofte Admirael 181in onderpant stondt, daer op hy hen wees. Nae dien tijdt dede hy 182groote schade onder de Engelsche, Schotsche en Yrsche Schepen -183al nemende die hy vondt. [···]. De geroofde Goederen uyt de 184Schepen deed' hy in een Pack-Huys brengen om aldaer ten diersten 185verkocht te worden. Een wijltje daer gelegen hebbende, wiert'etGa naar voetnootR. 185 186de gene bekent gemaeckt die de Goederen ontnomen waren. De 187Eygenaren tasten hunne Goederen (sonder schade te lijden) weder 188aen en brachtense 't huys met bewilligingh van den Koningh vanGa naar voetnootR. 187-188 189Enghelandt, die doen in de vervolgingh begon voort te varen enGa naar voetnootR. 189 190zedert alle vlijt aen wende om de Zeerover - ofte wat men van hem 191achterhalen konde - vast te houden sonder weer te geven en 192haestelicken last gaf om hem in alle Havenen op te soecken, 193gevangen te nemen en te doen verleren 't gene daer hem een ander 194voor wachten moet. [In de rechtermarge: Een Schipper met den naemGa naar voetnootR. 194 195van Compaen belast.] 't Geviel dat een Schipper (komende uyt de 196Middelantsche Zee) tot Pleymuyden in liep, daer de Schipper en deGa naar voetnootR. 197 | |
[pagina 21]
| |
198Stuerman van gevangen wierden, wantse belast werden met de naem 199van Kompaen. Doch de Stuerman redde hem eerst vry en daer na den 200Schipper. Als den Koningh bevont dat hy door de loosheyt van 201Claes Kompaen bedrogen was, deed' hy eenige Schepen uytrusten -Ga naar voetnootR. 200-201 202die niet de minste waren die hem na joegen. Had hy te bekomen 203gheweest, sy souden een bitteren gangh met hem gegaen hebben. 204[...]. [In de rechtermarge: Lex Talionis (ofte) Wet der vergel-205dingeGa naar voetnootR. 203-204.] Lydende so de Lex Talionis ofte de Wet der vergheldinghe: 206‘met sulcke maten als ghy uyt meet, sal u weder in gemeten 207worden’ en 't gaet met sodanige Goederen gemeenlijck: 208So 't quam so 't voer, so gewonnen so geronnen. 209Die al de Werelt soeckt te berooven, word weder al de 210Werelt tot een buyt, ghelijck de Sarmaten ofte Schijti scheGa naar voetnootR. 210 211Volckeren Alexander voorwierpen en van den Koningh van 212Spanjen geseght wort:Ga naar voetnootR. 211-212 213‘Dat hy de gantsche Werelt tot hem trecken socht, 214Daerom van alle Natien ontrocken wiert.’Ga naar voetnootR. 214 215Want waerlijcken Klaes Compaen, die by na alle man beroofde,Ga naar voetnootR. 215 216moet nu lijden dat selfs die geene die sijn Vrienden scheenen te 217wesen, hem beroven. Daerom wast gheen wonder dat hy sich selven 218soo vervaerde om hem niet meerder in de trou van dit Volck over 219te gheven [...].Ga naar voetnootR. 219 | |
[pagina 22]
| |
|