Petrus Wittewrongel: Het tweede boeck van de Oecomonia Christiana ofte Christelicke Huys-houdinghe [...]. Amsterdam: Voor de Weduwe van Marten Jansz. Brant, en Abraham van den Burgh, Boeckverkooper by Jan Boon Poorts-Tooren, in de Gereformeerde Catechismus. Anno 1661. [UB Leiden 528 F 22].
1. [Pagina 1055-1056]:
III. Wat nu de St. Nicolaes-avonden belanght, die insonderheyt in dese onse Stadt, tot een blaem van onse Reformatie, veel ergher als in het midden van het Pausdom selfs geviert, ende jaerlicks onderhouden worden. Het is niet anders als een gantsch versiert, superstitieus, ende afgodisch werck. Want desen St. Nicolaes een is van de versierde Santen van het Pausdom, die wel mede eenen heyligen dagh heeft in den Almanack. Maer de Pausen van Roomen selfs, zijn bewoghen geworden, om het Feest van dien versierden Sant, in dese onse daghen, volkomen af te schaffen, ende te vernietighen. 't Zijn oock geheel leugenachtighe fabulen, diemen van desen ghemeynden St. Nicolaes, in hare gulden (of liever leugenachtighen) Legende, uytgestroyt, ende soo langhe in het Pausdom ghelooft heeft. Hy was naer het oordeel van dien Legende, of Leughenschryver, een Burger van Patras; die soo haest als hy was gheboren, konde hy op sijn koten staen, ende maer tweemael des weecks en soogh, des woonsdaghs [sic], ende des vrydaghs. Groot gheworden zijnde, was hy van weghen sijn Godtsdienstigheyt, gheworden Bisschop binnen Smijrnen. Ende om hier niet in het breede alle de versierde fabulen, van desen Sant op te halen. In 't korte; sy hebben hem in het Pausdom in plaetse van den Heydenschen Neptunus ghestelt als eenen Godt van de Zee; op welckers aenroepinghe, dat men in de meeste nood zijnde, op de wateren geholpen kan werden: voegende de heylige Maget Maria, nevens hem; gelijk de Heydenen Venus ende Neptunus, t' samenvoegen. Sy verhalen van hem, hoe dat hy op eenen seeckeren tijdt van honghersnoodt, uyt een groote menighte van Schepen met Koorn geladen, hondert mudden koorn uyt elck schip voor den armen had genomen; met verseeckeringe, dat niemant van haer, daerom een graentjen te minder soude t' huys bringen; 't welck de Schippers (die hem daer naer voor een halven God hielden)