Moriaen
(1971)–Anoniem Moriaen– Auteursrechtelijk beschermd1. Beschrijving van het handschriftHet enige blad, dat van het perkamenten handschrift overgebleven is, is door een boekbinder langs alle kanten besnoeid, waarbij zijn schaar bovenaan dwars door de bovenste regel, onderaan precies onder de laatste regel gegaan is. In later tijd hebben muizen van het boekje, waaraan het fragment vastzat, samen met grote stukken papier ook het bedekkende perkament afgeknaagd; hierdoor is eveneens tekstverlies ontstaan. De bewaarde hoogte bedraagt in het midden, daar waar zich de initialen van de tweede kolom bevinden, 217 mm. De bewaarde breedte is in het midden, als men er de op deze plaats door de muizen afgeknaagde 5 mm bijtelt, 161 mm. De hoogte van de bladspiegel is op 218 mm te schatten. Het Moriaenblad was aan het boekje vastgehecht met een tot koord opgerold vertikaal strookje uit hetzelfde handschrift. Deze snipper, 216 mm hoog en bovenaan 1 mm, onderaan 12 mm breed, bevat ook de benedenrand van een blad, namelijk 32 mm. Als men de verloren bovenrand op 20 à 30 mm schat, bekomt men als totale hoogte van een ongeschonden blad 218 + 32 + (20 à 30) = 270 à 280 mm. | |
[pagina 219]
| |
Elke bladzijde omvat twee kolommen van 44 verzen, die elk op een afzonderlijke regel staan, zonder rijmpunt. Tussen de initiaal en de tweede letter van elk vers is een spatie van zowat een letter. De inkt is bruin. De verzen 2077 en 2153 vangen aan met een lombarde (rood in 2153, niet ingevuld in 2077) van twee regels hoog, waarbij de tweede regel wat inspringt. Het schrift is uit het eerste kwart van de 14e eeuw. Het papieren registertje, waarvan E.H. Steel blad en snipper losmaakte, is een (Latijns) kalendarium van de jaargetijden gesticht in de kerk van Oombergen, met opgave van de renten die de pastoor voor elk jaargetijde toekomen, en met achterin een lijst van de tienden toebehorend aan deze pastoor. Het schrift is uit de tweede helft van de 16e eeuw. Aan het kalendarium was eveneens een fragment vastgehecht van een staat van goede (inventaris van nalatenschap) van een overleden bakker te Gent, die o.m. een molen te Oosterzele en het hof te HessegemGa naar voetnoot1) bezat: perkamenten rol, schrift midden 15e eeuw, op de keerzijde waarvan in de tweede helft van de 15e eeuw een lijst van landerijen en tienden geschreven werd, toebehorend aan de pastoor van Oombergen. Ook hieraan hebben de muizen gepeuzeld. Nog andere archiefstukken uit het kerkarchief van Oombergen maakten deel uit van dezelfde verzameling. Het is dus hoogstwaarschijnlijk dat de overleden verzamelaar dit deel van zijn collectie bemachtigd heeft ten tijde van een grote schoonmaak in de pastorie van Oombergen. Men mag bijgevolg aannemen dat het Moriaen-fragment in deze pastorie berust heeft van ten minste de 15e-16e eeuw tot het tweede kwart van de 20e eeuw. |
|