Moriaen
(1971)–Anoniem Moriaen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
1. De handschriftenDe Moriaen (in het vervolg afgekort als M) is in twee handschriften tot ons gekomen: een volledige tekst treffen we aan in de haagse Lancelotkompilatie; van het tweede handschrift zijn enkel een paar kleine fragmentjes bekend die pas in 1952 gevonden werden en die ietwat onnauwkeurig en ontoegankelijk uitgegeven werdenGa naar voetnoot1). Het haagse handschrift (eerste kwart veertiende eeuw) werd in het midden van de vorige eeuw volledig uitgegeven door JonckbloetGa naar voetnoot2), en omvat als hoofddelen het laatste stuk van een vertaalde berijmde Proza-Lancelot (het eerste boek van het haagse handschrift is zoals bekend verloren gegaan), verder de Graalqueste en Arturs dood: in het dertiende-eeuwse West-Europa een traditionele kombinatie. Maar de mnl. kompilatie is uniek doordat er tussen de Graalqueste en Arturs dood afzonderlijke romans ingeschoven zijn, o.a. Die Wrake van Ragisel, Lancelot en het Hert met de Witte Voet en de Torec). Ook vóór de Graalqueste staan er, maar alleen een sterk verkorte fragmentarische omwerking van Chrestien de Troyes z'n Perceval en de MGa naar voetnoot3). Tussen die Percevalbewerking, de M en de Graalqueste bestaat een hechte band. Het is geen toeval dat de eerste twee werken de enigste arturromans zijn tussen de Lancelot en de Graalqueste. In de Perceval-bewerking introduceert Acglauael z'n broer Percheuael aan Arturs hof. Allebei gaan ze Lanceloet zoeken waarbij ze verschillende | |
[pagina 6]
| |
avonturen beleven. In de M gaan Lanceloet (die inmiddels teruggekeerd is) en Walewein Percheuael zoeken. Daarbij vergezelt hun de zwarte ridder Moriaen die op zoek is naar z'n vader Acglauael (oorspronkelijk Percheuael, zie A3). Maar hij en Percheuael hebben zich tot uitboeting van hun zonden teruggetrokken bij hun oom, een kluizenaar. Aan het eind van de M trekken Percheuael en de andere ridders naar Arturs hof om daar Galaats komst af te wachten. In de Graalqueste zal Galaat met Percheuael en Bohort de Graal vinden. De eerste twee vinden daarbij de dood. Het is duidelijk dat de M wegens de kernrol van Percheuael op geen enkele andere plaats in de kompilatie ingevoegd had kunnen worden. | |
2. Tijd van ontstaanDe haagse Lancelotkompilatie is naar men algemeen aanneemtGa naar voetnoot4) tussen 1300 en 1330 geschreven. De fragmentjes, eveneens uit het begin van de veertiende eeuw, stemmen bijna woordelijk overeen met de overeenkomstige regels uit het haagse handschrift. Beide afschriften gaan terug op een tekst uit het midden of de tweede helft van de dertiende eeuw. Vrij zeker is deze nog niet de oertekst: die moet geschreven zijn na Chrestien z'n Perceval en na de Walewein, maar waarschijnlijk voor de Parzival van Wolfram von Eschenbach. Na de Perceval: te Winkel signaleert in z'n inleiding op de MGa naar voetnoot5) enkele ontleningen aan Chrestien. De voornaamste zijn Perceval z'n gewoonte om overwonnen ridders naar het hof van Artur te sturen, en z'n overwinning op Keye toen die hem met geweld naar Artur z'n hof wou voeren. (Percheuael z'n verblijf bij de kluizenaar en de dood van z'n moeder komen ook in andere romans voor als die van Chrestien.) Na de Walewein: Jonckbloet merkt in z'n uitgave van deze romanGa naar voetnoot6) al op dat sommige passages hieruit overeenkomen met fragmenten uit de Waleweinepisode van de M. Nu hebben arturromans toch al veel motieven met elkaar gemeen zodat enkel dit feit niet op intieme verwantschap wijst. Maar hier gaat het om grotendeels letterlijke overeenkomsten; ook te Winkel noemt zeGa naar voetnoot7). Het gaat in de twee romans om de passage waarin Walewein een jonkvrouw redt die | |
[pagina 7]
| |
door een brute ridder mishandeld wordtGa naar voetnoot8). Jonckbloet en te Winkel beperken zich niet tot vergelijking van woordelijk gelijkluidende regels en kiezen ook niet altijd dezelfde paren. Allebei noemen ze bovendien een overeenkomende passage die in verschillende bewoordingen aangetroffen wordt in de Walewein en de M, nl. die waarin het lijk wordt binnengedragen van de door Walewein gedode zoon van de gastheer. - Aan de hand van alle gemeenschappelijke trekken heeft prof. Draak gemeend dat de M teruggaat op de WaleweinGa naar voetnoot9). Meer overeenkomsten als met de Walewein heeft de M evenwel met de Parzival van Wolfram von Eschenbach, want hier betreft het niet zozeer een groot aantal woordelijk of bijna woordelijk overeenkomende passages, maar bovenal om gelijkheid in idee en struktuureigenaardighedenGa naar voetnoot10), vooral uit de zg. Gahmuretboeken ervan. Op grond van diverse onderling onafhankelijke argumenten gaat de Parzival - naar ik meen - in deze opzichten zelfs terug op de M. Omdat de Perceval en de Walewein voor ± 1190 ontstaan zijn en omdat Wolfram voor ± 1210 z'n Parzival geschreven heeft, is de oer-M dus waarschijnlijk ± 1200 ontstaan. Het Parzival-jaartal (± 1210) ligt voor de Gahmuret-boeken zeker niet te vroeg: onbeslist is immers nog de diskussie over de vraag of Wolfram deze Parzival-boeken het eerst geschreven heeft of pas na voltooiing van een aantal andere. Nog met een derde roman vertoont het Lancelotverhaal uit de M woordelijke en bijna woordelijke overeenkomsten, nl. met de kompilatieroman Lancelot en het Hert met de Witte voet, zoals Jonckbloet en te Winkel opgemerkt hebbenGa naar voetnoot11). De samenhang van deze twee werken levert geen feiten op die de zojuist genoemde ontstaans- | |
[pagina 8]
| |
tijd van de M tegenspreken: prof. Draak dateert de oorsprong van het motief van die kompilatieroman in 1200 of kort daarvoor. Ze houdt rekening met de mogelijkheid dat dit motief oorspronkelijk-nederlands is. | |
3. Vader en zoonIn de ‘proloog’ (vss. 1-30) neemt degene die de M in de kompilatie gevoegd heeft, stelling tegen ‘som boke’ die ons ‘doen weten dat hi percheuaels sone was’. Helaas zijn die boeken verloren gegaan. Of de fragmenten erbij hoorden weten we niet, daarvoor zijn ze te klein. Wij kennen de M volledig alleen uit de lancelot-kompilatie en daar is Acglauael de vader van de titelheld. Te Winkel heeft in zijn inleidingGa naar voetnoot12) bewezen dat oorspronkelijk Percheuael de vader was. Daarvan bleven er in de kompilatie-Moriaen nog de sporen over: in het begin van het werk zoeken Lanceloet en Walewein alleen Percheuael en niet Acglauael; de droom van Acglauael past naar inhoud en uitleg alleen op Percheuael (vss. 3740-3875) en Acglauael vergist zich dan ook in deze tekst telkens door het verwisselen van mi en hem. De kompilator heeft de vaderrol van Percheuael door Acglauael laten overnemen, omdat in het vervolg van de kompilatie Percheuael (samen met Bohort en Galaat) de graal vinden en dat is in deze versie van de graalqueste alleen weggelegd voor de ridders die ‘hun magedom ombesmet’ (Lanc. III, vs. 3405) hebben bewaard. De zoon Moriaen is een moor, zoon van een moorse vorstin. In de Parzival van Wolfram von Eschenbach komt ook een moorse vorstin voor. Gahmuret, Parzivals vader, verwekt bij haar Feirefiz, zwart-wit gevlekt. In de Parzival zijn de moorse vorstin en haar gevlekte zoon heidenen. In de M is het zwartzijn geen aanduiding van heidenschap, maar van onaangepastheid, van een niet tot de gemeenschap behoren. De afwijkende huidskleur benadrukt de schrijver van de M vooral in die situaties waarin ook Moriaens gedrag afwijkt (bv. in het gevecht met Lanceloet). Naarmate Moriaen zich meer naar de kode van de gemeenschap richt, nemen de aanduidingen van zijn zwartzijn af. Op het eind van het werk heeft niemand het er nog over. Te Winkel vermoedtGa naar voetnoot13) dat de naam primair was en de huidskleur | |
[pagina 9]
| |
sekundair, dat een germaanse held tot moor is gemaakt doordat hij een vorst van de Morini (Zuid-Vlaanderen) zou zijn geweest of van Maurungania (land van Merwede). Dr. Gysseling ontkent samenhang daarmee, maar bevestigt wel dat Moriaen afgeleid kan zijn van het element maur- dat in de Nederlanden al sinds de 7e eeuw voorkomt, bv. 649 Maurinus (Sint-Omaars), 1111 Morantus (Bellegem), even later Morungus (Zele). Sint Mauritius was ook de patroon van de ridderschapGa naar voetnoot14). | |
4. OorspronkelijkheidJonckbloet en Te Winkel namen voorlopig op negatieve gronden aan (er is geen frans origineel), dat de M oorspronkelijk Nederlands isGa naar voetnoot15). Zeer opvallend is in ieder geval dat de auteur nergens naar een frans voorbeeld verwijst, en dat doen de auteurs van arturromans om prestigeredenen toch nogal graag. In ieder geval is het dwaas om te veronderstellen dat er geen middelnederlandse arturroman zonder een frans voorbeeld kan bestaan. De Walewein weerlegt dat biezonder fraai. Het positiefst in de bewijsvoering ten gunste van de oorspronkelijkheid is prof. DraakGa naar voetnoot16). Sparnaay die hieraan ten onrechte voorbijgaat, zegtGa naar voetnoot17): ‘The former view [M. oorspronkelijk, H.P.] is held as far as I know only by Dutch scholars.... And yet there are no specifically Dutch traits in the Moriaen.’ Deze oppervlakkige benadering is erg jammer, omdat het hier een internationaal naslagwerk betreft, en omdat onze literatuurhistorici al te lang een weg-met-ons-houding hebben aangenomen wat de arturromans aangaat. Bovendien kan men zich afvragen wat hij met typisch-nederlandse trekjes bedoelt in dit genre en in die tijd. Vergelijk verder noot 18Ga naar voetnoot18) voor literatuur over de M die in dit overzicht nog niet genoemd is. |
|