Redevoering van een militair Momus kind.
Hooglustige Flappinus, Comité en overige Momus broederen!
Het is niet zonder schroom, dat de zoon van Mars den moedigen Pegasus bestijgt, welke gewoon is, slechts den last der welsprekendheid te dragen. Deze door mij niet beoefend zijnde, zal ik het niet wagen, door eene lange redevoering, het geduld en de aandacht mijner Momus broederen op de proef te stellen Slechts weinige woorden zijn het, die ik mij voorstel u mede te deelen.
Ofschoon Mars door de in den kring van zijn gebied voorvallende gebeurtenissen genoodzaakt is, zijne aandacht op meer zuidelijke streken te vestigen, laat hij toch nimmer af, zijne blikken ook derwaarts te wenden, waar zijne zonen niet zoo oogenblikkelijk zijnen bijstand behoeven. Het is hem dan ook niet ontgaan, hoe een gedeelte derzelve met opregte en gulle vriendschap door den Hooglustigen Momus-Vorst Flappinus XI en zijne onderdanen, in derzelver slechtst nut en genoegen verspreidenden tempel als broeders zijn aangenomen; hoe allen, zoowel zijne zonen a s die van Momus, alles in het werk stellen, om de alvermogende eendragt op vasten grond te schroeven en te handhaven.
Met welgevallen zag hij van zijnen troon op onze vereeniging van den 17 jl. neder; met blijdschap juichte hij Flappinus troonrede toe, waarin zijne zonen den zoo hartelijken welkomstgroet in dezen tempel ontvingen; met genoegen ontwaart hij dat het vriendschappelijk verkeer reeds nu tusschen de kinderen van Momus en de zijnen plaats vindt.
Maar kan dit wel anders? Streven niet beiden, Mars en Momus, naar hetzelfde doel? Immers Mars verwekte bij de echtgenoote van Vulkanus. Venus, eene dochter met name Harmonia, de godin der Eendragt; het is toch Mars die Eendragt met kracht handhaaft, en daar waar zij verbroken is, haar te vuur en te zwaard herstelt.
En is het Momus niet, die door zijne geestige en scherptreffende aanspraken en hekelschriften de verstoorders der rust en de verbrekers der Eendragt weet te bestraffen en te vernederen? Wij zien derhalve, dat al bezigen zij ook verschillende middelen, beiden toch hetzelfde doel beoogen.
Is het dan wel te verwonderen, Momus broederen, dat Mars met welgevallen ziet, hoe de vriendschapsbanden tusschen de kinderen van Momus en de zijnen worden aangehaald? Immers neen, dewijl hij daardoor een verbond tot stand ziet komen, dat door de krachtige handhaving van deszelfs regten, de in vele wapens prijkende spreuk bevestigen zal:
Eendragt maakt magt!
28 November 1844.
Pf.