tocht of geen koude, omdat zij van binnen branden, zieden en kooken. In dat zelfde vertrekje wordt menige declaratie, menig zoetsappig woordje gedebiteerd, en ook niet zelden verkwist en verspild; indien de uiterste wanden van hetzelve konden spreken, ô! dan zou er voorzeker veel uitlekken, hetgeen tot dus verre, zelfs voor de geraffineerdste commères, geheim bleef!
Ter linkerzijde van dezen dampkring van declaratien en minne-kozerijen bevindt zich een atmospheer van geheel anderen aard, - het is die der ververschingen, - ik bedoel het buffet van den waard des huizes, met name Zeguers. Men kan er thee à discretion en om niet verkrijgen. Er zijn ook dampachtige mengsels verkrijgbaar, die me te vergeefs voor punch en warme wijn zoude houden, indien de knecht, die ze u overhandigt, u daarvan niet verwittigde. Geloof echter niet dat u deze gratis worden toegediend, evenmin als de Bechevelle, en de glaces en de broodjes, die van vóór de tiendaagsche rusie schijnen te dateeren, en welke alle misschien daarom duurder en slechter zijn, dan in de aangrenzende koffijkamer, omdat het eene besloten societeit is, waar gij u bevindt en men welligt, om singulier te wezen, juist en sens inverse wil handelen van andere regt goed georganiseerde gezelschappen.
De kamer, welke wij niet anders dan het geliefdevertrek zullen noemen, wordt door een geschilderden muur van de eigenlijk gezegde danszaal gescheiden, waarheen men den toegang verkrijgt door twee niet zeer breede deuren of openingen. Het is een vrij aangenaam, keurig en wel ingerigt lokaaltje, niet al te ruim, doch daarom deste gezelliger, voorzien van een goed geplaatst orchest en eene overheerlijke gladde vloer, regt geschikt om te springen, te schuiven en te dansen. Aan den linker vleugel van dit vertrek, bevinden zich zoogenaamde cabinetjes, welke zeer gerijvelijk en gedeeltelijk bestemd zijn om de spelers of de liefhebbers van de bouillotte te ontvangen, gedeeltelijk om diegene, welke ten negen ure, hongerige magen mogten hebben, de gelegenheid te geven voor den inwendigen mensch te zorgen. Men kan niet nalaten hier den meest mogelijken lof toetezwaaijen aan den architect, die op het denkbeeld kwam deze kleine cabinetjes daartestellen, vooral ook uit dien hoofde, dat hij, die het gewoel van het dansen en springen moe is, zich aldaar kan verpozen, zonder gevaar te loopen, van door dansende paren geschopt en betrapt te worden.
En waaruit bestaat nu het personeel, hetwelk zich in de balkamer rondwoelt? Het zijn hoogere en lagere, zoo burgerlijke als militaire autoriteiten, raadsheeren, regters, advokaten, doctoren, deftige kooplieden en officieren, die het mannelijk personeel - de echtgenoten en dochters van gemelde personen, - die het vrouwelijk personeel uitmaken. Men vindt onder dezelve: dansende en niet dansende, actieve en passieve lieden, aanschouwers en werkdadige deelnemers van het genot van den dans en hetgeen daaraan, ipso jure, verbonden is. Er worden er onder hen gevonden, die hoofdzakelijk gekomen zijn om lucht te geven aan hunne zucht om op alles hunne aanmerkingen te maken; het zijn de gevaarlijkste van het gansche convent. Andere, welke evenmin door de attraits van Terpsichore worden uitgelokt, zijn voornamelijk tegenwoordig om, bij het naderend verpozings uur, veel, magtig veel, ontzettend veel, veel te veel oesters te gaan eten en wel zoodanig dat zij er soms eene indigestie van krijgen! Eenige heeren zijn alléén gekomen om het vertrek te vullen, of, onder het dansen, eene levendige haag midden in de zaal te formeeren of wel om, als geboren krekels, hunnen avond bij den haard doortebrengen en hunne posteriores te warmen. Onder de vrouwen en meisjes vindt men, over het algemeen, regt aardige, lieve schoonheden, want men moet onze stad het regt doen wedervaren, dat dezelve in dit opzigt voor geene andere van het Rijk behoeft te wijken. Ik zou wel is waar hier en daar op een enkel verrimpeld, leelijk vel kunnen wijzen, doch ik heb mij voorgenomen niemand te noemen, quia nomina sunt odiosa, en zij worden boven dien door de eerstgenoemde in ruime mate overschaduwd.
De op het bal aanwezige personen kunnen gevoeglijk in twee klassen, namelijk in patriciers en plebejers, verdeeld worden. Onder de eerste worden er sommige aangetroffen, wien van ouder tot ouder het adelijk bloed door de aderen vloeit, indien het immers waar is dat in dat bloed eenig onderscheid is gelegen met dat van het niet adelijke menschdom; maar er zijn er ook niet weinige, wier kwartieren ijsselijk, ontzettend gering in getal zijn, - verschgebakken nobelen, dateerende van de Belgische omwenteling, die daaraan bijzonder te kennen zijn, omdat zij visite kaartjes rondbrengen, waarop hunnen gekroonden naam te lezen staat, die zich altijd eenen hoogeren titel aanmatigen, dan dien zij inderdaad bezitten, en op commando, in de wandeling, door hunne knechts baron genoemd woorden, ofschoon zij slechts door 's lands regering zijn gejonkheerlijkt.
Onder de tegenwoordig zijnde plebejers zijn ook gradatien, evenwel minder sterk en daarom minder zigtbaar.
De patriciers of hoogadelijken, vormen in de redoute, als het ware eene redoute of verschansing, waarvan de bolwerken hoofdzakelijk bestaan uit neus-ophalen en voorhoofd-fronzen, waarop de aanvallen der plebejers van zelve afstuiten. Zij staan gewoonlijk aan het linker-boven-einde der zaal en zijn doorgaans gewoon ook aldáár eene zoogenaamde quadrille-noble daartestellen, waar al wat naar adel riekt, heen snelt en waarvan de toegang voor de plebejer verboden is en door eene barrière van het een of ander dédaigneus gezigt wordt afgesloten, waarop het nec plus ultra en het onverbiddelijk veto, om dat terrein te empieteeren, staat te lezen. De adelijke dames zijn gewoonlijk, met voorbedachten rade, wat minder goed gekleed dan op particuliere partijen ‘omdat het maar eene redoute is’!!!
Meer in het midden en wel ter linker en regterzijde der zaal, plaatsen zich de niet adelijken. Onder hen is alles één, zijnde nogthans eenig verschil of eenige nuance te vinden tusschen den Plebejer van den linker vleugel en dien van den regter vleugel, terwijl ook hier en daar onder hen afzonderlijke coterien gevonden worden, doch minder menigvuldig dan onder de Patriciers. Gave God dat al die afscheidingen mogten ophouden! - want in der daad Maastricht kan niet bestaan, zal niet bestaan met afscheidingen. Het is zijn doodsteek; het is zijn ondergang! Afscheiding en préséance zijn treurige overblijfsels van den staat van beleg, die wij geen van beide meer moesten kennen. - Eindelijk volgt aan het ondereinde der zaal het ignobile vulgus, zoo als de Aristocratie fraichement peinte zich zou uitdrukken, waarmede een adelijk persoon zich niet kan afgeven, veel minder kan danssen, zonder zich te compromitteeren (sic dicitur).
De officieren maken, onder al die verschillende attroupementen, een afzonderlijk leger uit. Zij zeilen onder de neutrale vlaggen, zijn bij den adel even goed gezien als bij het plebs, misschien wel omdat men minder met hunne genealogie bekend is, of ook wel omdat de epauletten den fatsoenlijken man maken. - Op eene redoute worden allerlei verschillende talen gesproken; zij is een ware toren van Babijlon. Zoo hoort men aan de eene zijde van de zaal zeggen: ‘Mademoiselle serait-elle engagée pour la première contre-