vallen de eerste en meeste slachtoffers onzer Noblesse, te weten de katers en katten, aan wie de natuur een zwart vel geschonken heeft. Dit eerbiedwaardig gedeelte van ons geslacht vermindert aanzienderooge, en is zijne verdelging nabij.
Daar wij het vertroostend berigt ontvingen, dat de uitlover van die bloedprijs, geen zoon van Momus is, durven wij te meer op uwe bescherming rekenen. Wij ignoreren niet, dat een groot dignataris van dit wereld-beroemd genootschap, zich op eene moorddadige wijze aan eene onzer zusters vergreep; - doch wij moeten bekennen, dat ook zij niet van schuld was vrijteplijten - en, heeft het moordend lood haar al getroffen, zoo heeft het verheven talent van uwe eerste regtsgeleerde, de zangen en schilderkunst der Momezij, haren naam onsterfelijk gemaakt, en wanneer wij al tot onze smart moeten bekennen, dat Momus drukker zijne pers voor die moorddadige annonce leende, zoo weten wij ook, dat hij thans met berouw en schaamte, ja met schrik, op het geen hij deed, terug zal denken; hij weet toch, zoo als wij reeds vroeger aantoonden, dat wanneer het edele katten geslacht verdelgd zal zijn, de vernielende tanden van tallooze Muizen, het hem duur zullen betalen, en hij met wanhoop de ravage zal gade slaan, onder zijne ouwels, boeken en papieren aangerigt, en hem slechts de troost zal overblijven, dat zij ook de Gazette du Duché de Limboug hebben opgevreten.
Ja! gij zult u onzer erbarmen, ook uit aanmerking van uw welbegrepen eigen belang. Wij hebben u reeds aangetoond welke lot, wanneer wij er niet meer zijn, uwe keukens, kelders en graanzolders bedreigt. Gelooft het toch niet, dat er eens tijden zullen komen, dat de muizen voor de kast zullen dood blijven; - dit is een vervloekt uitstroeisel van hen, die het op ons leven of, zoo gij wilt, op onze vellen hebben toegelegd. - Zijn wij niet van eeuwen her, de lievelingen van uwe vrouwtjes geweest? Vergeet het niet, gij krijgslieden en vreedzame burgers, die met uwe sierlijke knevel prijkt, dat het onze snorrebaarden waren, die u leerden dit versiersel dragen.
Velen van ons geslacht zijn met roem in de geschiedenis bekend. Denk slechts aan de kat van Salomon, die haren meester in wijsheid nastreefde; - de fameuse Gelaarsde kat van Moeder de Gans; - de kat waaraan Wittington het te danken had, dat hij Lord Mayor van Londen wierd, - en de niet minder beroemde Tybart de kater, waarvan in de geschiedenis van Reynaard de Vos wordt gesproken.
En wat kan men ons te laste leggen? In vroegere tijden is ons dikwijls nagegeven, dat wij ons veel met tooverij en heksen afgaven. Wij durven beweren, dat dit niets dan de zwartste laster is; de tegenwoordige verlichte eeuw zal ons zeker daarvan niet meer beschuldigen! Of er in vorige eeuwen, bij ons of bij de menschen, Heksenmeesters te vinden waren, weten wij niet, maar houden het voor zeker, dat die tegenwoordig bezwaarlijk kunnen worden aangetoond. De boêl zou de geheele wereld dóór anders zoo niet in de war zijn.
Eene tweede hoofdbeschuldiging tegen ons, is het snoepen. Wij moeten met schaamte bekennen; dat sommige onzer zich daaraan schuldig maken, dan bedenkt toch, lieve Momussen, dat de zonde van menige keukenmeid op onze rekening wordt geschoven.
Nog wordt ons nagegeven, dat wij, wat getrouwheid betreft, ver bij uwe honden achterstaan. - Verre zij het van ons, de eer der Edele geslachten, der jagt- poedel- huis en schoothonden te na te spreken! Reeds lang voor dat ons de vreesselijke slag trof, hebben wij met verontwaardiging op de stedelijke honden belasting zien invoeren, waardoor jaarlijksch een ontzettend gedeelte der hondenjeugd, dat zelf het levenslicht nog niet aanschouwen mogt, het slachtoffer wordt, en van over de Maasbrug, zijn dood in degolven vindt. Zoo hebben wij het dan ook luid toegejuicht, toen de invoering eener Provinciale Belasting op de jagthonden, bij een Hoog Staatscollegie werd afgestemd, een maatregel waardoor het doodvonnis over menigen wind- en patrijshond, zou zijn uitgesproken.
Maar hoe hoog de honden bij u en bij ons ook mogen staan aangeschreven, is de trouw aan den haard en de keuken, waaraan en waarin wij eenmaal werden opgenomen, - onverbrekelijk! Wij verlaten die nooit, dan met den dood, en zoo wij ons dit in de maand Maart, wanneer wij aan de onwederstaanbare wet der liefde gehoor geven, dit al voor eenige nachten veroorloven, - dan beroepen wij ons op uwe Mommelijntjes, wier keukenmeiden van amoureuse complexie, zich dit al heel wat menigvuldiger en in alle maanden van het jaar permitteren.
Neen edele Momussen, gij wraakt het tegen ons uitgesproken bloedvonnis. - Met afgrijzen zult gij een blik op de deur van den wreedaard slaan, aan wiens posten gij onze vellen zult zien hangen, wetende, dat er in ieder vel eens een kattenziel stak. Neen, Doorluchtige Von Kattenpoekel, wiens naam u elken dag aan ons herinnert, wijdberoemden Van Kribbeler, die beide in uwe uren van uitspanning, u wel wilt verwaardigen, de Couvre-Chefs voor uwe medeburgers te fabriceren, - het zal u een gruwel zijn, voor uwe gracieuse vormen de haren te gebruiken waaraan ons kattenbloed kleeft - en zult u bij het verkoopen van onschuldige zijden hoeden houden en u nooit aan de frauduleuze gruwel schuldig maken, zoogenaamde Castors te debiteren, van Kattenharen gecomponeerd.
Thans, nu wij dit nederig suppliek u in handen hebben gegeven, zien wij de toekomst onbezorgder te gemoet; en mogt zoo als wij bijna niet twijfelen, de Momezij, die ook geen kat is om zonder handschoenen aan te tasten, ons droevig lot aantrekken, en wij aan haar onze
redding te danken hebben - dan zal ieder geredde kat, als zij voor altoos hare oogen toeknijpt, u een dankbaar
Miaauw! toewijden.
Gegeven in het Katten straatje.
Waren geteekend:
Grisetje van Cyprus. |
Miaulus de Kater. |
Snorretje de Muizer. |
Na de plaatsing dezer katten-doleance, is er bij de Redactie nog een nader adres der suppleanten ingekomen; daar plaats gebrek ons verbied het in zijn geheel overtenemen, vermelden wij kortelijk, dat hierin de noodkreten der katten nog hooger stijgen, op de zekere tijding, dat de opening der Florezij, te Aken, gehouden op den 21 dezer, de troon van den nieuw benoemden President de Hooglustige Groot-Uil Katzer, ter zijner eere, met eene tallooze meenigte kattenvellen was behangen, waarvan, zoo zij verzekerd zijn, de leverantie door den Maastrichtschen Katten Nero, heeft plaats gehad.