duldig als deze in uw ongeval zyt, zal het zelve voor u eindelyk ten beste keeren.
ô Ongelukkige Lodewyk! riep ik, gy hebt dan eindelyk alles verloren, wat gy bezit! Nu, nu is het tydstip geboren, waar in gy beproeven zult, waar in de armoede bestaat. ô Hemel! verleen my gedult; geef my sterkte, want ik bezwyk!
De gryze Leeraar, wien myne smerte het hart scheen te treffen, oordeelde, dat myne droefheid in den beginnen niet gestremt, maar veeleer den lossen teugel geviert moest worden, des geleide hy my met de hand naar zyne wooning, alwaar hy alle pogingen aanwende, om myne droefheid palen te stellen. De overreding vloeide van zyne lippen, en ik gevoelde my door zyne redenen niet weinig gesterkt.
Toen ik een weinig bedaart was, verstond ik, dat alles wat ik bezat in de assche lag, behalven eenige Beesten, die nog in het Veld weiden, en om het ruwe wintersaisoen, dat reeds guur en bar wierd, te huis gehaald moesten worden.
Dit was voorwaar een akelige omstandigheid voor my, en een waarlyk verdiende straf, om myn eigenzinnig gedrag te tuchtigen; want mynen minnenhandel niet geëindigt was door eene terug keering tot de deugd, maar door een gevolg van eene noodzakelyke scheiding, die ik, in weerwil van my zelf, moest ondergaan. ö Tas-