| |
| |
| |
VII. Hoofdstuk.
Bevattende
Een Zee stukje, waar in Anzelmus en Antonetta, verzeld van Osman, naar Algiers stevenen. Zy nemen naar een scherpgevegt een Schip van Napels. Anzelmus komt te Algiers, alwaar hy op het bruilofts feest van Antonetta zich geperst vind, om Turks te worden.
‘Het Schip was sterk bemand, en magtig een stoot te verduren; ook bestond de equipage in jong en uitgelezen volk; want Osman Nadir was magtig ryk. Wy sliepen in de Kajuit, onder kostbare zyde Dekens, heerlyk met gebloemtens bestikt, waar onder ik zo zacht en gerust sliep, dat wy, toen ik ontwaakte, reeds diep in Zee waren. Osmans vreugde was overbodig, toen hy ons zo wel te vreden vond. Geen Paris kon zich meer met eene ingebeelde vreugde kittelen, dan Osman over de wegvoering van zyne Fransche Helena.
Die togt zoude geheel buiten zorge afgelopen zyn, zo wy, toen wy drie dagen in Zee geweest waren, geen Napolitaans Fregat, ten Oorlog gewapend, ontmoet hadden. Zo dra Osman merk- | |
| |
te, dat het op een treffen zoude gaan, kwam hy ons uit de Kajuit halen, en plaatste ons in een vertrek, dat de zwaarste kogel niet konde doorboren: Myn Moeder trilde van vreeze, en bad hem aftehouden. Hy toonde haar met korte woorden, dat zulks onmooglyk voor hem was, en dat hy, in wat omstandigheden hy zich ook bevond, zyn plicht moest betragten. Hy beval een Turksche Dervis, myn Moeder gedurende den stryd met Geestelyke overdenkingen bezig te houden, aan wiens zorg hy my ook ten hoogsten beval, zeggende, dat zo hy in dien stryd sneuvelde, hy ons voor zyne eenige Erfgenamen verklaarde.
Ik zat naast myn Moeder, en de Dervis voor ons, die met grote devotie den Alcoran voor den dag haalde, en met een meesterachtigen toon ons eenige verklaringen uit dezelve voor prevelden, terwyl Osman alles tot eene moedigen aanval gereed maakte.
Allengskens veranderde de schrikkelyke beweging, die in 't Schip was in een grote stilte, die omtrent een groot half uur duurde, als wanneer op het onverwagst het geschut aan de eene zyde van ons Schip losbarste, met een zo ysselyk gebulder en gekraak, als of het geheele Schip aan splinters sprong. Myn Moeder gaf een vreesselyke gil, en de
| |
| |
Dervis liet den Alkoran uit zyne handen vallen, stortende van zyn stoel in onmagt. Ik zulk een schouwspel ziende, besloot het gevecht by te wonen; weshalven ik als een held naar het half dek liep, en een pistool greep van een der gedoode, die voor myn voeten lagen. Ondertusschen ging het kanonneeren van weerskanten zyn gang, doch meer tot ons voordeel dan dat der Napolitanen, vermits wy sterker dan zy bemant waren; Osman zyn vyand ziende verflaauwen, wilde een einde van het gevecht maken, en deed hem aan boord klampen.
Een meenigte Turken sprongen over, houdende in de eene hand een pistool, en in de andere een Sabel. Ik smeet myn pistool ter neder, greep een Sabel, en sprong mede over. Thans ontstond een bloedig gevegt, stromende het bloed uit de spiegaten: Ik streed mede met zo veel moed, als myne ervarenheid toeliet; de Napolitanen hadden een verschansing boven op hun dek, waar in zy zich wierpen, en waar uit zy een groten wederstand boden. Wy bestormden dezelve, doch wierden afgeslagen, by welke gelegenheid ik in myn arm gekwest wierd; doch dit verhinderde my niet, om het gevecht te vervolgen. Nog lange zoude de stryd geduurt hebben, en mogelyk tot ons
| |
| |
nadeel geëindigt zyn, zo de vyanden hunnen Kapitein niet verloren hadden, die als een held, met den Sabel in de vuist sneuvelde, waar door zy in wanorde raakte, en ons hun Schip overgaven.
De overwonnenen wierden wel haast in ketenen gesloten, en de helft van dezelve op het Fregat van Osman overgesleept. Vervolgens wierd alles, wat in het gevecht ontramponeert was, herstelt, en onze koers naar Algiers voortgezet.
Zo dra het gevecht een einde genomen had, trad Osman in het vertrek, waar in zyn schone opgesloten was. Hy vond haar zitten schryen, en de Dervis in een hoekje van het vertrek gekropen. Zyn toorn ontstak vreesselyk, toen hy zyne Dervis zo lafhartig zag; weshalven hy hem met een arm na zich trok; waar op de Dervis uit zyne ontsteltenis ontwaakte; houdende met styve kaken staande, dat hy bezig geweest was, den groten Propheet om een gunstige uitkomst te bidden.
Het zoude nog wel met hem afgelopen hebben, zo hy, toen Osman naar my vroeg, eenig taal of teken van my had kunnen geven. Osmans gedult liep ten einde, wanneer hy des Dervis agteloosheid merkte; weshalven hy hem hondert slagen onder zyne voeten deed
| |
| |
geven, en in ketenen slaan, waar van hy te Algiers eerst ontslagen wierd.
De Luitenant van Osman, die op de veroverde prys was overgegaan, was de eerste die my aantrof, toen de Wondheelder bezig was, myn gewonden arm te verbinden. Hy zag niet weinig op, wanneer hy verstond, dat ik mede een van de eerste geweest was, die het vyandlyke Schip aangeklampt had, en zond my terstond met een bericht van het voorgevallene aan Osman, die my met open armen ontfing, en my met deze woorden by Antonetta bragt: zie daar Mevrouw, uwen Zoon weder in uwe schone armen, die in zyne eerste Jeugd reeds blyken gegeven heeft, uit wat Edelmoedige en strydbare Stam hy gesproten is: Een dapperheid, die myne liefde zo waardig is, dat ik niet nalaten kan, hem een deel van den roof te geven, om zynen moed nog verder te doen aanwakkeren.
Ik zag my welhaast van myne wonden genezen, en leerde zo wel met de Turken omgaan, als of ik onder dezelve opgevoed was, bespeurende nu by bevinding, dat zy zo woest nog zo redenloos niet zyn, als de Christenen elkanderen willen doen geloven.
De verdere omstandigheid van onzen Zeetogt ga ik stilzwygende voorby; alleen moet ik u berichten, om den draad myner vertelling niet te breken, dat
| |
| |
wy behouden te Algiers aankwamen, alwaar Osman terstond den Dey zyn deel van den buit overleverde, het scheepsvolk voldeed, en myne ontfange wonde door een ryk geschenk verzagte.
Het huwelyk, dat hy met Antonetta dagt aan te gaan, wierd welhaast voltrokken, en de Dey van Algiers vereerde het feest met zyne tegenwoordigheid. Alles was in volle vreugde: Het Paleis van Osman weergalmde van de speeltuigen, die zich onophoudelyk lieten horen. Om de vreugde nog meer te vergroten, en my naar de Turksche zeden te schikken, sloop ik stil in de kleerkamer van myn zogenaamde Vader, zocht een schoon Turks kleed, 't geen ik aantrok en een kostbaren Tulband, niet begrypende het gevaar, waar in ik my moedwillig begaf: een uitmuntende Sabel gorde ik op myne zyde, en trad in die uitrusting als een Persiaans Prins in de Bruiloftszaal.
De Opperpriester der Mahometanen, die mede een der genode gasten was, my dus ziende binnen treden, gaf een grote schreeuw, die het gantsche gezelschap ontstelde, en voornamentlyk Osman, die zyne klederen, volgens de wyze der Oosterlingen, scheurde. De Dey, die deze zaak buiten het gewoon rechtsgeding wilde afdoen, om Osman te verpligten, trad met den Opperprie- | |
| |
ster ter zyde, terwyl ik al dat gantsche werk met verwondering beschouwde, niet wetende wat 'er gaande was, terwyl myn zogenaamde Moeder in tranen wegsmolt.
Een geruimen tyd wierd de luister van het Bruiloftsfeest door eene algemeene droefheid verduistert. Osman en Antonetta wierden beiden voor den Dey en den Opperpriester ontboden, die vervolgens terug kwamen, als wanneer zy my by de hand vatteden en in een naby gelegen vertrek bragten, alwaar Osman my in dezer voegen aansprak: Myn Zoon, (want dus moet ik u thans noemen) gy hebt u zelf in een dodelyk ongeval gestort, door u in die klederen te steken. Gy moet een kort besluit nemen, 't zy om u levendig te laten verbranden, of tot ons geloof over te gaan: Verkiest gy het eerste, zult gy my en uwe Moeder in het graf storten; door het verkiezen van het laaste zult gy onze dagen verlengen, u hier in grote staat en eer stellen, en veel weelde genieten.
Ik schrikte vreesselyk, toen ik Osman dus hoorde spreken, en wel van levendig verbrand te worden; en nadien ik toen geen de minste kennis van Religie zaken had, verkoos ik zonder eenig beraad, Turks te worden. Osman omhelsde my teder, en bragt my terstond by den Dey en den Priester,
| |
| |
die geene mindere vreugde over myne zogenaamde bekeering betoonden, waar na de Bruilofts vreugde weder hervat wierd.
Dus storte ik my onbezonnen in 't verderf, en van het licht in de duisternis; hopende ik, dat den Hemel my myne misdaad zal vergeven.’ Dit zeggende storte de gryze Anzelmus een vloed van tranen, van welke tusschenpozing wy ons zullen bedienen, om dit Hoofdstuk te sluiten.
|
|