De mey-blom of de zomer-spruyt
(ca. 1734)–Anoniem Mey-blom of de zomer-spruyt, De– AuteursrechtvrijStemme: La Lande
Als Cupidootje,
Kreeg Rozinde in ’t gezigt,
waagde hy zoo menig schootje,
En verloor zo meenig schigt;
Als haer diamanten hart,
Heeft zijn Pijlen uytgetart,
Toen zy riep ô minnegootje,
Koopt eerst brillen op de mart.
Dit spijtig smalen,
doch Cupido; jeugdig dier,
Sult gy nog op ’t lest betaalen,
Door de krachten van mijn vier:
dies heeft hy sleeds toegeleyd,
Tot hy quam voor Keuken-Meyd,
In
| |
[pagina 88]
| |
Rozindes dienst te pralen,
daer mee was hem kans bereyd.
Het Minneguytje,
Stoofde voor in de eerste reys,
Dan zijn oolijk minne kruytje,
In Rozindes tafel spijs,
En dus gaf hy haer de min,
Smakelijk met brokjes in.
Waer op zy in’t Liefde schuytje,
Seylde naer Cupidoos zin.
Dit zoete Diertje Geeuwde
sprak van Minnekoorts,
Tot z’er Keuken-Meyd,
Haer Giertje, Riep: en zey,
koom haelme voorts,
Eenen Doctoor, die terstond
my weer maaken kan gesont,
Want ik beef en voel een viertje,
Ia een smartelijke wond.
Strak ging zy heenen
By Heer Doctoor, jong van bloed,
Die ras quam, En schreef met eenen,
Dit Recept, ook wonder goed,
Set terstond een zagt kliester,
Nut wat Nachtscha met een veer,
Dek u wel, ’t zal rust verleenen:
Morgen kom ik wel eens weer.
Eer Doctoor scheyde,
Wist Cupido hart en zin,
So te kooken voor hun beyden,
Door de blaesbalk van de min,
Dat ze zamen wierden een.
En de brand en koorts verdween,
Dat patient en Arts verbleyde,
En Cupido vloog toen heen.
|
|