Lezen en lezen is op zijn hoogst anderhalf
of: naar aanleiding van de Bloem-lezing
C.W. van de Watering
Wat de heer Rein Bloem in Merlyn II/3 aandient als een kritiek op mijn leesmethode, is dat niet. Volgens hem is mijn methode die ‘van het lineaire lezen, het regel voor regel onderzoeken op de mogelijkheden en het veelal kiezen van één daarvan. Daartegenover staat de structurele methode, het verkennen van het terrein zonder onmiddellijk in details vast te lopen, het zoeken naar samenhangen, verwijzingen; het daarna op de voet volgen van het gedicht is gemakkelijker en doelgerichter, laat meer mogelijkheden open.’
De heer Bloem gelooft toch niet wèrkelijk, dat ik de eerste regel ga interpreteren zonder de rest van het gedicht (de gedichten) gelezen te hebben? Natuurlijk heb ik ze ontelbare malen gelezen, en mijn conclusies staan merendeels al vast, voor er één woord op papier staat. Maar dan komt het verslag van mijn bevindingen, dat voor een deel ook een verantwoording inhoudt. Dat laatste brengt met zich mee, dat mogelijke àndere lezingen, als het enigszins kan, al meteen meebesproken en eventueel weerlegd moeten worden.
Nu kan over die verslagmethode gediscussieerd worden. Van de verschillende manieren om zijn bevindingen aan anderen over te dragen kan de ene beter zijn dan een andere; algemene regels zijn daarvoor m.i. moeilijk op te stellen. Mijn persoonlijke ervaring is, dat de verslagmethode in sterke mate bepaald wordt door het te behandelen object, en derhalve van geval tot geval kan verschillen.
Wat heb ik nu in het onderhavige geval gedaan? Ik heb mij in het begin van mijn artikel als het ware gedeeltelijk (!) op het standpunt gesteld van de lezer die de gedichten slechts één of enkele keren heeft gelezen. Dat is louter een kwestie van het min of meer vriendelijk binnenleiden van de lezer in de analyse (waarover straks meer). Als Bloem de moeite neemt het er nog eens op na te lezen, dan zal hij zien dat ik na amper