Merlyn. Jaargang 2
(1963-1964)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Verzwarende omstandigheid: schrijver5 februari '64 - Vinkenoog is gisteren voor de rechter geweest, en vandaag kan men in de ochtendbladen lezen wat er zoal gezegd is. Eerste conclusie: als de klant het zo hebben wil, is De Volkskrant rustigweg onbehoorlijker dan De Telegraaf. Zijn ‘speciale verslaggever’ gebruikt natuurlijk initialen (voor de achternaam althans), maar vermeldt met nadruk het boek Hoogseizoen, dat ter zitting genoemd werd. De afkorting ‘Simon V.’ is daarmee pure huichelarij geworden. Verder is het Volkskrant-verslag geschreven op de joelende toon, die wij gewend zijn van journalisten met een wrok tegen de litteratuur en de litteratoren. Daar is even weinig aan te doen als aan de psychologische moeilijkheden waarmee een onderkomen kind te kampen heeft, dat geconfronteerd wordt met een normaal ontwikkeld. Minder begrip kan ik opbrengen voor bepaalde uitspraken van rechter en officier (althans als De Volkskrant hun woorden niet verdraaid heeft). Over de juridische en medische aspecten, die ter sprake gekomen zijn, zal ik mij uiteraard niet uitlaten. Het zou de heren juristen gesierd hebben als zij hetzelfde standpunt hadden ingenomen ten opzichte van de litteratuur. Tenzij ze er van uitgaan dat iedereen daar wel over oordelen kan. De president, Mr. Romke de Waard, merkt onder meer op: ‘Misschien wat ontnuchterd, hè, om te horen dat ook in de rauwe werkelijkheid van het leven materiaal voor boeken te vinden zou zijn?’ Op het gebied van de verhouding litteratuur-werkelijkheid (rauw, als dat beslist moet), luister ik liever naar Vinkenoog dan naar deze president, die ook nog weet mee te delen dat de inhoud (de hele inhoud?) van Hoogseizoen ‘door Uw kaart bij de politie wordt bevestigd’. Een nieuwe bron voor litteraire critici, deze politie-archieven. De opmerkingen van de president klinken pedant en betweterig, maar niet erger. De officier, Mr. Vriesema, heeft zich echter uitgelaten op een manier die men niet anders dan discriminerend kan noemen. Natuurlijk weet hij precies wat de werking van de litteratuur op het publiek is (dat weten ze altijd allemaal, behalve de schrijvers): een schadelijke. En dan meldt hij: ‘Hij (Vinkenoog) heeft de reacties afgegluurd en is het gebruik (van marihuana) gaan propageren in zijn boeken. Hij is hierdoor een schakel gaan vormen in de gedachtenwereld van anderen.’ Dat Vinkenoog romans schrijft, en dat romans niets ‘propageren’, ook die van Vinkenoog niet, dat is te moeilijk. De officier ziet het in de gevaarlijke eenvoud zijns gemoed zó: een verzwarende omstandigheid bij het marihuana-roken is dat Vinkenoog schrijver is. Een standpunt dat de Volkskrant-verslaggever duidelijk met vreugde deelt.
J.J.O. |
|