Merlyn. Jaargang 1
(1962-1963)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Folgore da San Gimignano
| |
[pagina 76]
| |
taler is al erg blij dat de Nederlandse taal het hem mogelijk maakt althans een paar van deze woordspelingen over het voetlicht te brengen. Folgore's stijl is in sommige opzichten merkwaardig modern. Aan orthodoxe zinsbouw laat hij zich niets gelegen liggen. Hij heeft een voorkeur voor zinnen met niets dan werkwoorden in de onbepaalde wijs. In lapidaire nevenschikkingen en schijnbaar onsamenhangende ellipsen flitsen de jacht- en liefdestafrelen, de tournooien en feestmaaltijden aan ons oog voorbij. De evocatieve kracht van deze stijl is verbluffend. Het beeld van het slagveld na de overwinning aan het slot van de Dinsdag en de typering van de kameraadschappelijke sfeer na de jacht op Vrijdag zijn hiervan treffende staaltjes. Folgore's scènes zijn zo mogelijk nog frisser en kleuriger dan de miniaturen die vele handschriften uit deze en later tijd verluchten. De verheven ideeënvlucht en de ernstige levensbeschouwing van hun tijdgenoot Dante zijn Folgore en de zijnen volmaakt vreemd. Hun belangstelling is uitsluitend gericht op de aardse genietingen. Op Zondag, de Dag des Heren, is bij Folgore van kerk en geloof in het geheel geen sprake. Integendeel, op krasse wijze geeft hij in zijn desbetreffend sonnet te kennen dat dit bij uitstek de dag is om aan de zinnelijke liefde te wijden en dat alle wegen niet naar Rome voeren maar naar Florence. Zijn vermaardheid heeft Folgore voornamelijk te danken aan een andere sonnettenkrans waarin hij beschrijft hoe men de twaalf maanden van het jaar op de meest plezierige manier door kan brengen, een ensemble dat reeds eerder door Dolf Verspoor in het Nederlands werd vertaald. De Zeven Dagen hebben een ander tempo, een andere toonaard, en ook een andere toonhoogte. Zij zijn minder snel, wat weker en iets lager van timbre. Daardoor missen zij wellicht hier en daar het tintelende brio van de Twaalf Maanden, maar daartegenover doen zij Folgore weer van een andere kant kennen doordat hier ook de meer geestelijke genoegens van het hoofse verkeer met vrouwen, van de muziek en van de verpleging door zachte vrouwenhanden aan het woord komen. Ik deel dan ook de mening van degenen die van oordeel zijn dat Folgore's weekagenda teveel door zijn jaarkalender in de schaduw is gesteldGa naar voetnoot2. | |
[pagina 77]
| |
Lunidie
Quando la luna e la stella dïana
e la notte si parte e 'l giorno appare,
vento leggero, per polire l'are
e far la gente star allegra e sana;
il lunedì, per capo di semana,
con instrumenti mattinata fare,
ed amorose donzelle cantare
e 'l sol ferire per la meridiana.
Lèvati sù, donzel, e non dormire,
ché l'amoroso giorno ti conforta
e vòl che vadi tua donn'a servire.
Palafren e distrier sian a la porta,
donzelli e servitor con bel vestire:
e po' far ciò ch'Amor comanda e porta.
| |
Maandag
Wanneer de nacht, de sterren en de maan
Heengaan en 't zonlicht blij komt binnendringen,
Polijst een luchtig briesje alle dingen
Zodat elk fris en vrolijk op kan staan.
Op Maandag, om de week goed in te gaan,
Een mooie vrouw met vedelaars omringen
En de verliefde meisjes horen zingen
Al laait de zon in 't zenith van zijn baan.
Word wakker, jonge vriend, en uit de veren!
Dit is de dag om vrouwen te vereren,
Ga naar uw liefste en dien haar als 't behoort;
Paarden staan aan de poort en hakkemeien,
Pages en knechts in keurige livreien:
Rij naar haar toe, want Amor is aan 't woord.
| |
[pagina 78]
| |
Martidie
E 'l martedì li do un nòvo mondo:
udir sonar trombetti e tamburelli,
armar pedon, cavalier e donzelli,
e campane a martello dicer ‘dón do’;
e lui primèro e li altri secondo,
armati de loriche e di cappelli,
veder nemici e percoter ad elli,
dando gran colpi e mettendoli a fondo;
destrier veder andar a voite selle,
tirando per lo campo lor segnori,
e strascinando fegati e budelle;
e sonar a raccolta trombatori
e sufoli, flaùti e ciramelle
e tornar a le schiere i feritori.
| |
Dinsdag
Op Dinsdag laat ik u heel anders leven
En luisteren naar trommels en trompetten.
Voetvolk en ruiters gaan hun wapens wetten,
De klokketorens van 't gebimbam beven.
En hij voorop, door anderen omgeven,
Met helm en harnas, zwaard en ganteletten.
De vijand zien, aanvallen, korte metten:
Hak erop in en ze op de vlucht gedreven!
Met lege zadels paarden rond zien razen,
Die hun berijders over 't slagveld sleuren
En ingewanden her en der verscheuren;
Trompetters de overwinning horen blazen,
Gerochel, fluitsignalen, jubelkreten,
En naar uw tenten, trots te paard gezeten.
| |
[pagina 79]
| |
Mercoredie
Ogni mercoredì corredo grande
di lepri, starne, fagian e paoni,
e cotte manze ed arrosti capponi
e quante son delicate vivande;
donn'e donzelle star per tutte bande,
figlie di re, di conti e di baroni,
e donzellett'e giovene garzoni
servir portando amorose ghirlande;
coppe, nappi, bacin d'oro e d'argento,
vin greco di rivèra e die vernaccia,
frutta, confetti quanti li è 'n talento,
e presentarvi uccellagioni e caccia:
e quanti son a suo ragionamento
sì sien allegri e con la chiara faccia.
| |
Woensdag
En elke Woensdag gaat een feest beginnen:
Aan 't spit gebraden reerug wacht u thans,
Haas en fazant, patrijs, kalkoen en gans
En wat ge maar aan lekkers kunt verzinnen.
De schoonste vrouwen noden u ten dans,
Prinsessen, baronessen en gravinnen;
Jongens en meisjes torsen 't wildbraad binnen
Met in hun krullen elk een bloemenkrans.
De bekers zijn van zilver en van goud,
De wijnen naar de smaak van jong en oud,
Fruit en bonbons verlokken u op schalen;
En staat het wild en het gevogelt klaar,
Dan praten al uw gasten met elkaar
Met ogen die van vreugd en eetlust stralen.
| |
[pagina 80]
| |
Giovedie
Ed ogni giovedì torneamento,
e giostrar cavalier ad uno ad uno,
e la battaglia sia 'n luogo comuno,
a cinquanta e cinquanta e cento e cento.
Arme, destrier e tutto guarnimento,
sien d'un paraggio addobbati ciascuno;
da terza a vespro, passato 'l digiuno,
allora si conosca chi ha vénto.
E po' tornar a casa a le lor vaghe,
ove serann' i fin letti soprani;
e' medici fasciar percosse e piaghe,
e le donne aitar con le lor mani:
e di vederle sì ciascun s'appaghe,
che la mattina sien guariti e sani.
| |
Donderdag
Donderdags een tournooi: klaroenen schallen,
Het volk verdringt zich om het strijdperk heen.
De ridders in het krijt een tegen een
En dan bij vijftig- en bij honderdtallen.
Gelijke paarden hebben uw vazallen
En ook gelijke wapens heeft elkeen.
Het duurt van vroeg tot laat. Naar spijs taalt geen
Voordat men weet wie 't beste was van allen.
En dan naar huis toe gaan om rust te vinden
Waar elk een vorstelijke sponde wacht
En dokters alle wonden vlug verbinden;
Door vrouwenhanden wordt het leed verzacht
En enkel bij het zien van zijn beminden
Is ieder al genezen in één nacht.
| |
[pagina 81]
| |
Venerdie
Ed ogni venerdì gran caccia e forte:
veltri, bracchetti, mastin e stivori,
e bosco basso miglia di staiori,
là 've si troven molte bestie accorte,
che possano veder, cacciando, scorte;
e rampognar ensieme i cacciatori,
cornando a caccia presa i cornatori:
ed allor vegnan molte bestie morte.
E po' recoglier i cani e la gente,
e dicer: - L'amor meo manda e cotale.
- A le guagnèle, serà bel presente!
- El par ch' i nostri cani avesser ale!
- Tè tè', Belluccia, Picciuolo e Serpente,
ché oggi è 'l dì de la caccia reale!
| |
Vrijdag
En Vrijdags een geweldig grote jacht
Met hazewinden, brakken en wolfshonden;
Laag eikenhakhout mijlenver in 't ronde
Waar 't wemelt van het wild bij dag en nacht.
De meute er achteraan uit alle macht,
De jagers onderling kort aangebonden,
Totdat de horenblazers 't eind verkonden
En heel de buit naar u wordt toegebracht.
Zijn allen weer verzameld in uw woning,
Dan zeggen: - Doe de groeten aan mijn vrind -
- Bij de apostelen, een prachtbeloning! -
- 't Leek of hij vleugels had, mijn hazewind -
- Gejaagd heb ik vandaag gelijk een koning -
- Bravo Diana, Bello, Copperprint! -
| |
[pagina 82]
| |
Sabato die
E 'l sabato diletto ed allegrezza
en uccellar e volar di falconi,
e percuotere grue, ed alghironi
iscendere e salire 'n grand'altezza;
ed a l'oche ferir per tal fortezza
che perdan l'ale, le cosce e' gropponi;
corsier e palafren mettere a sproni,
ed isgridar per gloria e per baldezza.
E po' tornar a casa e dir al cuoco:
- To' queste cose e acconcia per dimane,
e pela, taglia, assetta e metti a fòco;
ed abbie fino vino e bianco pane,
ch'e' s'apparecchia di far festa e giuoco;
fa che le tue cucine non sian vane! -
| |
Zaterdag
En Zaterdags verheugd uw hart ophalen
Aan een joyeuse valkenjacht te paard;
Kraanvogels stoten, reigers naar hun aard
Hoog in de luchten zien stijgen en dalen;
Een koppel wilde ganzen achterhalen
En hun een poot uitpikken of een staart,
Volbloeds aansporen tot steeds groter vaart
En juichen van plezier en zegepralen.
En aan de kok thuis zeggen na de rit:
- Neem alles mee en maak het klaar voor morgen,
Pluk ze en braad ze boven 't vuur aan 't spit;
Haal wittebrood, kies een belegen wijn
En ga voor een uitbundig feestmaal zorgen,
Toon dat een kok een kunstenaar kan zijn! -
| |
[pagina 83]
| |
Domenica die
A la domane, a l'apparér del giorno
venente, che domenica si chiama,
qual più li piace, damigella o dama,
abbiane molte che li sien da torno;
en un palazzo dipinto e adorno
ragionare con quella che più ama;
qualunche cosa che desia e brama,
vegna in presente senza far distorno.
Danzar donzelli, armeggiar cavalieri,
cercar Fierenze per ogni contrada,
per piazze, per giardin e per verzieri;
e gente molta per ciascuna strada,
e tutti quanti il veggian volontieri:
ed ogni dì de ben en meglio vada.
| |
Zondag
En morgen bij het krieken van de dag
Als 't Zondag is ofwel de dag des Heren,
Een vrouw of meisje vurig gaan vereren,
De mooiste van de velen die je zag.
In een paleisje dat er wezen mag
Met haar die je het liefst is converseren,
En al wat zij mocht wensen of begeren
Verschijnt terstond en als bij toverslag.
De jonkers dansen en de ridders strijden,
En naar Florence leiden alle wegen
Door tuinen, over pleinen en langs weiden;
In elke straat kom je veel mensen tegen
Die je allen even gaarne mogen lijden
En zo brengt elke dag meer heil en zegen.
|
|