op de grond.
- Ga maar gauw naar je moeder toe, zei ik.
Maar toen kwam Mies en die zei:
- Hoe heb ik het nou met je Johan, je zit naast de W.C. te kotsen. Je ziet alles dubbel.
Er was maar één motvisje, zei ik.
Ach, jij, je bent hartstikke teut, zei ze.
Ze trok me overeind en veegde in de keuken mijn gezicht af met een natte punt van de handdoek.
Toen ik de kamer weer binnenkwam had Jeltsma een krant op de tafel uitgespreid en daarboven keerde hij het straalkacheltje om. De krant lag vol afgebrande lucifers, kromgetrokken door de hitte.
- Willem Jeltsma, zei ik langzaam en nadrukkelijk, dat had je niet mogen doen. Je kan zelf nog geen spijker in de muur slaan, laat staan een langpootmug maken. God is duizenden jaren bezig geweest met die beesten. Ontwerpen... ontwerpen en nog eens helemaal opnieuw beginnen. Tot hij zag dat het goed was. Je kan het zien aan de vleugeltjes. Ze zijn van allemaal kleine stukjes aan elkaar gezet. Tot ze groot genoeg waren om te vliegen. En toen zei God:
Gaat heen en vermenigvuldigt u!
Maar die Jeltsma begint me straal in mijn gezicht uit te lachen.
- Weet je wat jij moet doen, zegt hij tegen Bets.
En die trut die zegt:
- Nou?
Ze zegt niet, houd je kop en luister naar wat Johan je zegt, want je bent een groot zondaar. Nee, die kouwe kip, ze zegt gewoon:
- Nou?
- Je moet die vent van jou zijn bijbel afpakken, zegt Jeltsma. Dan grijp je een hamer en een grote spijker, die kan niet lang genoeg wezen. En dan sla je die bijbel aan de vloer vast.
- Ach, laat hem maar, hij kan niet tegen drank, zegt Bets. Hij wordt altijd ongezellig.
- Hij is zo dronken als een kanon, zegt Jeltsma.
- Ik ben niet dronken, zeg ik. Maar in jouw kop staat de jenever zo hoog dat je trommelvliezen onder komen, anders had je dat schreeuwen van die beesten wel gehoord. En het zal eens opgevangen worden. Misschien duurt het wel miljard jaren, maar het zal gebeuren. En als dan de grote dag aangebroken is en je staat voor Gods troon, zal hij een paar bandjes voor je afdraaien, waarvan je zal kronkelen van ellende.