Soap
De dum-dumkogel
In 1994 debuteerde de jonge Vlaming Paul Mennes (1967) met Tox, waarover Ronald Giphart in Het Parool schreef: ‘Een indrukwekkende debuutroman. Mennes is het meest belovende Vlaamse literaire talent van dit moment.’ De laaiende recensies over de opvolger Soap waren nog niet koud, toen Paul Mennes de aslk-debuutprijs voor Tox ontving.
In Knack maakt Mennes de volgende vergelijking tussen beide boeken: ‘Tox was bedoeld als een handgranaat die continu ontplofte, Soap als een dum-dumkogel die een klein gaatje slaat en vervolgens een grote blubberige trechter vormt. Het begint luchtig, banaal en zelfs plat vrolijk, om iets minder vrolijk te eindigen, al hangt de precieze inschatting natuurlijk af van de zin voor humor van de lezer.’
In de korte en krachtige novelle wordt snel gezapt tussen de hoofdpersonages: de bij voorbaat mislukte student biologie David, travestie-nachtclubzangeres Graziëlla en seriemoordenaar Arkas. David heeft een behoorlijk saai leventje, maar via de hamburgertent McPhisto waar hij 's nachts werkt komt hij terecht in de nabijgelegen discotheek Caravaggio, waar hij Graziëlla en Arkas ontmoet. Het soap-achtige idee dat David van de liefde heeft, zal ruw verstoord worden door de machtsspelletjes van Arkas.
Bij de presentatie van het boek sprak Tom Lanoye: ‘Het is Beavis en Butthead voor volwassenen, maar dan wel volwassenen met stalen zenuwen, met een goed gevoel voor slechte smaak en een slecht gevoel voor fake sentimenten. Het is Blue Velvet in België, de Vlaamse Pulp fiction. Het is hard, lachwekkend en heerlijk uitdagend politically incorrect’ (Gazet van Antwerpen). Maar het werkt. In De Limburger verzucht de recensent (na een fistfuck-scène geciteerd te hebben): ‘Gelukkig had ik niet net iets gegeten toen ik dit las, want mijn maag draaide zich om.’ Toch gooit hij het boek niet vol walging weg ‘want Mennes is een briljant stilist en (zwarte) humorist.’
In De Morgen legt een enthousiaste Bart Venegeren uit waarom Soap veel meer is dan ‘een flitsende mix van banaliteiten’. Hij geniet vooral van de ‘heerlijke excessen, zwaar aangezette, diep cynische taferelen van een zieke tijd’ en besluit: ‘Mennes blaast het kleverige soap-genre op, verwerkt de uit hun verband gerukte brokstukken tot een intense, snelle en ruwe collage en etaleert aldus even grappig als inventief de geruïneerde ziel van de op hol geslagen jaren negentig.’