De vriendschap
Langs afgronden van dweepzucht
‘Een magere studente die om Hegel snikt’. De kop in de Volkskrant belooft weinig goeds. En ja, De vriendschap van Connie Palmen heeft Arnold Heumakers teleurgesteld, na De wetten. Koen Vergeer, van De Morgen, is evenmin gelukkig met Palmens tweede roman. Voor Carel Peeters, Hans Goedkoop en T. van Deel ligt het anders. De vriendschap (Prometheus) gaat over de kleine, filosofische Kit Buts en de dikke, woordblinde Ara Callenbach. Kit vertelt. Eerst als tienjarige scholier, later als dertigjarige, drinkende studente. De wonderlijke verbintenissen met familieleden en met Ara zijn voor Kit onderzoeksmateriaal; haar bevindingen verwerkt ze in het verhaal. Vaak doet ze dat in losse zinnen, zoals deze over verslaving: ‘Het is een vriendschap met je eigen tekort.’ Of: ‘Schrijven is een ander lichaam geven aan je geest.’
In zijn inleiding in Trouw schrijft T. van Deel dat filosofie en moraal voor de hand liggende gebieden zijn om door Connie Palmen geëxploreerd te worden, ‘al zal de ware romancier natuurlijk het verhaal en de verhaallijn er nooit geheel aan opofferen.’ Bedoelt hij dat ze geen romancier is? Waarschijnlijk wel, maar hij zegt het niet.
Koen Vergeer (De Morgen): ‘De ommezwaai naar de filosofie in De vriendschap komt de roman als roman niet ten goede, de breuk blijft voortdurend voelbaar, waardoor het verhaal aan meeslependheid, aan overtuigingskracht verliest.’
Heumakers vindt dat Palmen geen greep heeft op ‘de eigen emotionele warboel’. Kits ontdekking dat haar vriendschap met Ara een machtsspel is, wordt wat hem betreft te omstandig uitgelegd. ‘En met een overmaat aan provisorische theorieën en theorietjes, die achteraf moeten duidelijk maken wat op de voorgaande bladzijden in literair opzicht onvoldoende wordt verbeeld.’
Carel Peeters, in Vrij Nederland, prijst Palmen om haar geheel eigen genre, waarin ze ‘de afgronden van meisjesachtige dweepzucht en banaliteit’ weet te vermijden. ‘Waar Connie Palmen het over heeft, stelt iets voor (zoals Kit het zou uitdrukken), zeker als er met zoveel zelfbeheersing en inzicht over wordt geschreven als in deze roman.’ Connie Palmen wil iets met haar lezer, meent Hans Goedkoop (nrc Handelsblad): ‘Ze sluit je driehonderd pagina's op in het hoofd van een vrouw die denkt en zoekt en worstelt, nu en dan een dwaalweg inslaat maar toch langzaamaan een duizelingwekkende samenhang van al met al ontdekt.’
Van Deel noemt De vriendschap meeslepend en afwisselend, en Palmens ‘bondige en denkende trant’ geestig en dwingend. Peeters kon zich niet helemaal vinden in de, zoals hij schrijft, soms opduikende meisjesstijl en Hans Goedkoop merkt op: ‘Mooi is niet het woord voor wat ze schrijft, haar stijl is weinig meer dan adequaat.’ Het hindert hem niet. Hij eindigt met eerbiedig respect: ‘Het woord is vlees geworden.’