keer een werk van Brakman samen te gaan lezen en herlezen, onder leiding van de Brakmanspecialist Gerrit Jan Kleinrensink. De Willem Brakmankring telt ongeveer zestig leden die zich voor een groot deel uit wetenschappelijke of beroepsmatige belangstelling bezighouden met de bestudering van het werk van de maëstro. Alles wat er over Brakman verschijnt wordt bijgehouden, er verschijnt eens in de zoveel tijd een nieuwsbrief en er wordt vergaderd. Maar het bestuur is bang zijn grip te verliezen op de gewone liefhebber van het werk en vandaar dat er plannen bestaan om een leesclub op te zetten. Kleinrensink heeft al eerder ervaring opgedaan met het begeleiden van dergelijke groepen. Ook hij constateert dat het ‘samen lezen en bespreken van boeken blijkbaar vooral onder vrouwen enorm sterk leeft. En,’ zo meent hij, ‘ze zijn daarbij erg sterk gericht op de eigen ervaring, in de sfeer van: als ik dat nou allemaal zo over die hoofdpersoon lees, dan pakte ik de opvoeding van mijn zoon wel even heel anders aan. Ja, soms begreep ik niet waar ik naar aanleiding van de bespreking van een literair boek allemaal in verzeild raakte.’ De plannen voor de Brakmanleesclub verkeren overigens nog in een beginstadium. De afstand tussen de leden onderling vormt een probleem. ‘De Vestdijkkring heeft zo'n zeven à acht leeskringen die over verschillende regio's zijn verspreid. Daar hebben wij niet genoeg leden voor.’ Komt het echter allemaal goed van de grond, staat dan de roman Leesclubje als eerste op het programma? Kleinrensink lacht hartelijk, maar zegt dat het niet alleen aan hem ligt: ‘Ik denk dat ik voorstel om met het vroege werk te beginnen, om vandaar uit te kijken hoe lijnen in het nieuwere werk zijn terug te vinden.’
Er zijn kortom vele redenen om deel te nemen aan een leesclub, of om er zelf een op te zetten. Jef van Gool onderscheidt in Handleiding voor Leeskringen sociale, intellectuele, emancipatorische, pedagogische, educatieve, ideële, en commerciële motieven. Het voornaamste is natuurlijk dat men plezier beleeft aan het samen praten over boeken. En wel zoveel plezier, dat dit opweegt tegen het feit dat elke avond die men doorbrengt met het praten over boeken verloren gaat voor het daadwerkelijk lezen van boeken.
Potentiële deelnemers van leesclubjes kunnen zich wenden tot diverse instanties. In hoofdstuk 5.3 zijn de nodige adressen opgenomen. Bovendien is voor het opzetten van een leesclub geen vergunning vereist. Men kan het dus ook altijd op eigen houtje proberen. Dan valt men binnen de categorie wilde leeskringen.
Een handige uitgave voor hen die zelf iets willen opzetten, maar ook voor meer algemene informatie, is het hier eerder aangehaalde boekje Handleiding voor Leeskringen, waarin onder meer een praktische handleiding is opgenomen hoe zoiets aan te vatten. Het is een uitgave van het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, Postbus 93054, 2509 AB Den Haag. Over leesclubs in de eigen woonplaats kan ook vaak relevante informatie worden verstrekt door de plaatselijke bibliotheek. Andere belangrijke instellingen zijn de Stichting Schrijvers School Samenleving en Stichting De Literaire Salon. Een van de voornaamste activiteiten van deze laatste stichting is de organisatie van cursussen moderne Nederlandse letterkunde na 1945. Verder organiseert De Literaire Salon onder andere literaire reizen en lezingen. Ook de Volksuniversiteit zet regelmatig leeskringen op (algemene informatie: 070-3655808). Tot slot zijn er de vele genootschappen die zich richten op één schrijver. Enkele hiervan zijn opgenomen in hoofdstuk 5.3.