| |
H.M. van den Brink: Romantisch Spanje
‘Moet de wereld Spaans worden of Spanje werelds? Daar gaat het om. Daar gaat het altijd om.’
Vriend C., mijn beste vriend, heeft iets met Spanje.
‘Spaans!’ kan hij roepen, ‘Wat is dat Spááns!’, bij het zien van een verlaten dorpsstraat of wanneer er in een café een kom met soep voor ons op tafel wordt gezet. Ik zie dan meestal niks. Althans niet meer dan de straat en de soep en hoogstens nog een verkeerslicht, of de magnetron achter de tapkast waarin de soep zojuist met elektronen is gebombardeerd.
‘Spááns’ staat bij C. voor iets heel bijzonders, iets oorspronkelijks dat in de rest van Europa al lang verloren is gegaan. Ik ben een beetje een pretbederver van huis uit.
Wanneer we samen op reis zijn, leiden onze gesprekken over het specifieke en het algemene, het authentieke en de verwording, ons tegen de avond steeds naar hetzelfde punt, dat samenvalt met de vraag: waar gaan we eten en hoe kiezen we het restaurant?
C. meent dat een tocht door de sloppenwijken, waarbij op iedere splitsing voor de meest troosteloze mogelijkheid dient te worden gekozen, ons vanzelf naar een verveloze deur zal voeren waarachter een maaltijd op ons wacht die naar eeuwenoud lokaal recept en op basis van louter eerlijke grondstoffen is bereid. ‘Het volk,’ zegt hij, wanneer we weer eens achter een bord grauw voedsel hebben plaatsgenomen in een van hardboard opgetrokken kot, ‘het
| |
| |
volk kun je niet bedriegen. Gewone mensen weten wat goed eten is.’ Na die woorden, brengt hij met een voldaan gezicht een vette lepel naar zijn mond. In een hoek van het café staan de baas en zijn vrouw en staren ons met een mengeling van verbijstering en tevredenheid aan.
Naar mijn vaste overtuiging is slecht eten overal hetzelfde, om van diarree maar niet te spreken, en kiest ‘het volk’ zodra het de kans krijgt steevast voor iets nieuws van inferieure kwaliteit. Om waar voor je geld te krijgen is het daarom beter op zoek te gaan naar de gelegenheid waar de middenklasse zich op zon- en hoogtijdagen laat verwennen. Mensen die uit zijn op een feestelijk maal maar het niet iedere dag kunnen betalen, laten zich geen flauwekul verkopen. Stevige porties, bekende kost, gutbürgerliche Küche, zoals men in Duitsland zegt. Ik heb de argumenten talloze malen tegen het vallen van de avond op een rij gezet, maar C. wilde van geen wijken weten. Tot voor kort althans.
Sinds we allebei in Spanje wonen is er namelijk iets in de rolverdeling aan het verschuiven. In mijn beschaafde appartement, tussen de buren die notaris zijn en architect, en wandelend door mijn beschaafde straat, waar de winkeliers nog een kleine buiging maken wanneer een goede klant passeert en bijna smeken of ze de aankopen thuis mogen bezorgen, heb ik mijn scepsis afgelegd en ben ik langzamerhand tot de innige overtuiging geraakt dat het leven in dit land beter is dan waar ook ter wereld.
C. heeft zich in een dorp op de hoogvlakten van Castilië gevestigd, tussen wuivend graan en mishandelde dieren. De alcoholinname per hoofd van de bevolking ligt in zijn dorp ver boven het Europees gemiddelde, vooral als het hoofd in kwestie een mannelijk hoofd is en ouder dan zestien jaar. De laatste keer dat ik hem wegbracht, bekende hij dat hij er een beetje tegenop had gezien om na een verblijf in Nederland naar zijn Spaanse woning terug te keren. Het was vijf uur 's middags en bloedheet toen we het dorpsplein opreden. In de schaduw voor de kroeg zat een kluitje tandeloze mannen die mijn vriend met dikke tong begroetten. Hij had hun verhalen van wrok en incest al duizend maal gehoord. Over het plein tussen de witte huizen rolden een paar lege flessen in de wind.
Wat C. en mij bezighoudt, soms scheidt en soms verbindt, is uiteraard een interpretatiekwestie. Is Spanje werkelijk een plek waar de mensen beter met het leven omgaan dan in Nederland, of is dat alleen maar een projectie van onze eigen wensen? De kwestie krijgt gewicht doordat we eigenlijk op zoek zijn naar hetzelfde: naar een maatschappij die zich bewust is van haar geschiedenis, die in harmonie leeft met zichzelf en met de natuur, die ethisch en esthetisch in orde is en waarin we zowel buitenstaander zijn als volkomen geaccepteerd, betrokken maar niet gebonden. Passen we vervolgens onze waarnemingen aan bij onze wensen of laten we ze ons romantisch ideaal beschadigen? Ik begin langzaam te neigen naar het eerste, omdat het het leven zoveel aangenamer maakt, terwijl bij C. de twijfel is gezaaid.
| |
| |
Hoe het ons verder ook moge vergaan, de vraag is van essentieel belang en de manier waarop ermee wordt omgegaan beslissend voor de kwaliteit van iedere reisbeschrijving, ik denk zelfs voor iedere wetenschappelijke studie over een land. De redactie van dit jaarboek heeft mij gevraagd tien boeken aan te bevelen die naar mijn ervaring verhelderend werken bij de kennismaking met Spanje, omdat het land volgend jaar om allerlei redenen - de wereldtentoonstelling, de culturele hoofdstad van Europa, de Olympische Spelen, de herdenking van de ontdekking van Amerika - vermoedelijk extra in de belangstelling zal staan. Tien boeken - dat is nog net handbagage. Ik zal er nog een paar bij noemen die aardig zijn, of juist niet, voor de kast thuis. Mijn keuze is persoonlijk en beperkt zich - met één, nogal voor de hand liggende, uitzondering - tot het werk van buitenlandse waarnemers. Niet omdat de Spanjaarden zelf onvoldoende pogingen hebben gedaan om hun eigen aard te duiden; ze hebben zich de afgelopen tweehonderd jaar nauwelijks met iets anders beziggehouden en de opiniepagina's van hun dagbladen laten zien dat het nog steeds het grote nationale tijdverdrijf is. De afstand en de daaruit voortvloeiende verbazing die buitenlandse schrijvers eigen is, maken het voor niet-Spaanse lezers echter makkelijker greep op het onderwerp te krijgen. En bovendien zijn de opinies van grote Spaanse schrijvers over hun eigen land, zelfs als ze Unamuno heten of Ortega y Gasset, vrijwel ontoegankelijk want nauwelijks vertaald. Op de al gemaakte uitzondering na heb ik me bovendien beperkt tot non-fictie, waarvan ik juist de subjectiviteit vaak een verdienste acht.
1. Gezien de inleiding op dit stukje zal het geen verbazing wekken dat ik van de eerste tot de laatste bladzijde genoten heb van Unromantic Spain, een jeugdwerk van de Italiaanse literatuurhistoricus Mario Praz. Mijn editie, uit 1929, is een door hemzelf gemaakte bewerking en vertaling van het een jaar eerder te Milaan verschenen Penisula Pentagonale. Ik weet niet of het op dit moment in druk is, maar als er in 1992 geen heruitgave verschijnt zitten er heel veel uitgevers heel erg te slapen. Praz toont zich in dit boek een principieel tegenstander van Spanje - van het land, de idee, de mensen - maar richt zijn pijlen vooral op de gedachten die buitenlanders zich erover hebben gevormd. Zoals Zwitserland het eindstation is voor teringlijders, zo is Spanje volgens Praz het laatste toevluchtsoord voor seksueel geobsedeerde intellectuelen. Het stierengevecht, de auto-da-fe, de donkere Spaanse kerken, de kale hoogvlakten en de mystiek - wie daar zijn zinnen door laat bekoren, moet zich ernstig zorgen gaan maken over zijn welzijn als denkend mens.
Anders dan in zijn Romantic Agony, dat met desastreuze gevolgen voor de leesbaarheid puur als literatuurstudie is opgezet, geeft Praz zichzelf hier stilistisch geheel de vrije hand in het bestrijden van de misverstanden die door romantische reizigers uit Frankrijk (Gautier, Mérimée), Italië (De Amicis) en Engeland (Ford) zijn gewekt. Het boek is reisbeschrijving, satire, verhaal, essay. De schrijver meet zich de ogen aan van een opgewonden Amerikaanse
| |
| |
toeriste om de saaie gruwelijkheid van het stierengevecht en de gruwelijke saaiheid van de paasprocessies duidelijk te maken, laat een kotsmisselijke aartsbisschop een monoloog houden over de dood en twee allegorische figuren een doorwrocht twistgesprek over mystieke poëzie, terwijl hij het zelf als bezoeker op zich neemt om uit te leggen waarom het Alhambra hem niet kan bekoren: de monotonie en het gebrek aan fantasie dat het kenmerk is van de Arabische, en derhalve ook van de Spaanse cultuur is wezenlijk armoediger dan de vrije, fantasierijke geest van, bijvoorbeeld, Italië.
De Spaanse kunst symboliseert, terwijl die van West-Europa verbeeldt. In zijn vijfjaar later gepubliceerde studie over de Europese romantiek komt Spanje dan ook alleen maar voor als de plek waar de rest van Europa zijn hang naar exotisme in het algemeen en naar fatale exotische vrouwen in het bijzonder situeert. Maar hoeveel bezwaren Praz ook tegen dit verlangen mag hebben, hij erkent dat iedere kunstenaar in zekere zin een exotist is, omdat hij nu eenmaal de behoefte heeft iets van zichzelf buiten zijn onmiddellijke omgeving te projecteren.
2. Gerald Brenan kwam in 1920 ongetwijfeld met de beste romantische bedoelingen naar Spanje. De oorlog was voorbij en hij wilde koste wat het kost weg uit het benauwde Engeland, om vrij te zijn, te reizen en te lezen. Het toeval voerde hem met zijn koffer vol boeken naar Yegen, een gehucht in de bergen van Zuid-Spanje. In zijn Personal Record (1974) bekent hij, dat hij er inderdaad een aan de waanzin grenzende passie voor Spaanse vrouwen ontwikkelde.
In South from Granada wordt dit onderwerp nog enigszins besmuikt behandeld. De pas dertig jaar later geschreven herinneringen aan Yegen geven een prachtig beeld van het dagelijks leven en de verhoudingen in de Alpujarras, een streek die eeuwenlang nauwelijks veranderd is. Ook nu schrijdt de beschaving er nog niet met reuzenschreden voort. Er is elektrisch licht en er hangt een tegeltableau ter ere van de schrijver in de buurt van de fontein, maar verder klopt Brenans beschrijving van Yegen nog wel zo ongeveer. Zijn liefde voor Spanje heeft hem niet belet om ook de smerige en troosteloze kanten van het landleven op te merken en dat maakt van South from Granada een zeldzaam evenwichtig boek, dat mij veel meer aanstaat dan de lyrisch getoonzette wandelingen van zijn landgenoot Laurie Lee (As I Walked out one Midsummer Morning en A Rose for Winter, beide in Penguin). Brenan heeft ook een makkelijk leesbare geschiedenis van de Spaanse literatuur op zijn naam staan en een boek over de mystieke dichter San Juan de la Cruz, dat onlangs in Nederlandse vertaling is verschenen (bij de Wereldbibliotheek). Een zekere roem dankt hij vooral aan The Spanish Labyrinth, een al in 1943 verschenen boek over de achtergronden van de Spaanse Burgeroorlog. Hoewel de schrijver zelf partij had gekozen voor de Republikeinen, doet hij juist zijn best om ook het standpunt van de andere kant te verduidelijken en geeft hij een verklaring voor het falen van links. In dat laatste slaagt hij beter dan
| |
| |
George Orwell in diens overschatte en slordige Hommage to Catalonië. Dat neemt niet weg dat Brenans boek vooral de verdienste heeft dat het werd gepubliceerd op een moment dat de Burgeroorlog in Europa en Amerika vooral heftige emoties opriep en nog geen onderwerp was van nuchtere analyses.
3. Inmiddels is het standaardwerk over deze periode al geruime tijd Hugh Thomas The Spanish Civil War, waarvan de eerste tweehonderd pagina's aan het voorspel zijn gewijd. Het boek is overvloedig gedocumenteerd en toch leesbaar, en bovendien van een puik register voorzien. De eerste versie, van 1961, werd in Spanje onmiddellijk verboden, maar al snel circuleerden er zoveel illegale exemplaren dat het er niettemin een bestseller werd. Het is niet toevallig dat een buitenlander als eerste een grote studie over deze traumatische periode verrichte. Thomas schreef echter in zijn voorwoord bij de geheel herziene editie van 1976 dat hij zijn oordeel op tal van punten had moeten herzien doordat een vloed van Spaanse publikaties loskwam na het opheffen van de censuur. In 1985 merkte hij op dat er misschien wel iedere tien jaar een nieuwe visie op de Burgeroorlog nodig is, niet alleen vanwege de toegenomen informatie maar ook vanwege het veranderde perspectief. In de eerste druk had hij het dodencijfer van een miljoen in twijfel getrokken en er ‘hoogstens een half miljoen’ van gemaakt. Nu lijkt hem de conclusie gerechtvaardigd dat Spanje van alle grote Europese naties in deze eeuw het minste bloed tijdens krijgshandelingen heeft vergoten. Dat is een belangrijke aantekening bij de mythe van bloeddorst en wreedheid.
4. Onder de grote Europese naties is Spanje echter ook het enige land dat in deze eeuw zo gewelddadig met zichzelf overhoop heeft gelegen en dat daarbij in het buitenland zoveel betrokkenheid heeft gewekt. Er bestaan inmiddels honderden boeken met herinneringen van buitenlanders die de Burgeroorlog hebben meegemaakt. Onder de Nederlanders lijken me Johan Brouwer, Jef Last, Albert Helman (De sfinx van Spanje) en de fascist L.H.
| |
| |
Grondijs de belangrijkste te zijn geweest. Fragmenten uit hun werk en dat van anderen, zowel nationalisten als republikeinen, zijn in 1986 bijeengebracht in de bloemlezing Littekens in een gelooide stierehuid; in hetzelfde jaar verscheen een studie die uitsluitend op gesprekken met Nederlandse vrijwilligers aan de republikeinse kant is gebaseerd en die De oorlog begon in Spanje heet. De beste manier om te begrijpen waarom de Burgeroorlog in Spanje wonden heeft geslagen die nog altijd niet zijn geheeld, en waarom het conflict van meer dan vijftig jaar geleden nog zo vaak de onderstroom vormt in het huidige politieke debat, is het lezen van The Blood of Spain, een schoolvoorbeeld van overzichtelijk geordende oral history op basis van driehonderd gesprekken die Ronald Fraser in de jaren zeventig heeft gevoerd. De ideale aanvulling op de zakelijk getoonzette geschiedschrijving van Hugh Thomas.
5. Aan het leven van Federico Garcia Lorca kwam al in het eerste oorlogsjaar een eind. De uitputtende biografie die de Ierse Spanjekenner Ian Gibson over hem schreef, geeft niet alleen een beeld van de persoonlijkheid van zo niet de grootste, dan toch in ieder geval de bekendste Spaanse dichter van deze eeuw, maar plaatst Lorca bovendien te midden van een hele groep Spaanse kunstenaars - Dali, Buñuel, Falla - die in de jaren twintig en dertig furore maakten in Europa. Federico Garcia Lorca, a Life is daarom niet alleen een levensbeschrijving, maar ook een geslaagd tijdsbeeld.
6. Het einde van de Republiek betekende vooral voor de jongeren onder deze kunstenaars het begin van een langdurige ballingschap in Zuid-Amerika, de Verenigde Staten, Italië of, in de meeste gevallen, Parijs. Hetzelfde gold voor politici en wetenschappers die zich solidair met de regering in Madrid hadden verklaard. Aanvankelijk gingen deze ballingen ervan uit dat een nederlaag van de As-mogendheden ook tot de ondergang van Franco zou leiden. Maar toen deze zich in 1943 neutraal verklaarde en de geallieerden als tegenprestatie hun Spaanse bataljon ophieven, begon de twijfel te knagen. Nadat president Eisenhower in 1953 had besloten het politieke en economische isolement van de dictator te doorbreken, moesten ze zich gaan instellen op een lange overwintering.
Louis Stein beschreef in Beyond Death and Exile hoe het de vijfhonderdduizend Spanjaarden die in 1939 de Franse grens overvluchtten tot halverwege de jaren vijftig verging. De Frans-Spaanse journaliste Elena de la Souchère liet in 1962 in Parijs een boek verschijnen over heden, verleden en toekomst van het Franco-regime, dat gezien haar eigen achtergrond - ze was perschef geweest van de regering in ballingschap - een bewonderenswaardig staaltje van realisme mag worden genoemd. Met enorme kennis van zaken legt ze de sterke en zwakke kanten van de dictatuur bloot. Ik vind Explication d'Espagne door de heldere en originele opzet lezenswaardiger dan het doorgaans aanbevolen overzicht van Raymond Carr Modern Spain (Oxford University Press), of Edouard de Blayes Franco ou la monarchie sans roi (Ed.
| |
| |
Stock, herzien in Pelican Books). Stanley Paynes The Franco Regime (University of Wisconsin Press) is een vuistdikke rechtse visie op de dictatuur.
7. Een goed journalistiek overzicht van de jaren zeventig en tachtig, dat dank zij de thematische ordening ook als naslagwerkje is te gebruiken, is John Hoopers The Spaniards. Hooper maakte als correspondent van het Britse dagblad The Guardian vanaf 1976 de jaren van de overgang naar de democratie mee en toen hij een decennium later Spanje verliet, bundelde hij zijn ervaringen in een boekje dat vooral de weerslag van de veranderingen op het dagelijks leven beschrijft. Na een paar jaar in Engeland te hebben gewerkt keerde hij onlangs naar Madrid terug, waar hij de laatste keer dat ik hem zag driftig zat te tikken aan een herziening van zijn boek.
8. Een verzameling wetenschappelijke artikelen, die samen ook een overzicht proberen te geven van de stand van zaken op het gebied van politiek, economie en cultuur, is Spanien heute, in het voorjaar van 1991 verschenen bij de gespecialiseerde Duitse uitgeverij Vervuert. Het is degelijk, bijgewerkt tot het laatste moment, en bevat vooral over de taalpolitiek en de gestaag voortschrijdende regionalisering - hét grote thema in het Spanje van de jaren negentig - een aantal bijdragen die me de ogen openden voor mij tot dusver onbekende zaken.
9. Wat er in de jaren sinds de dood van Franco ook veranderd moge zijn, niet de belangstelling voor de fiesta nacional, het stierengevecht. Buiten Spanje hoort men wel beweren dat dit archaïsche vermaak door de europeïsering van Spanje op den duur geheel zal verdwijnen. Niets is minder waar. Niet alleen in Spanje, ook in Frankrijk neemt de belangstelling ervoor juist toe. De attractie van het gevecht valt moeilijk onder woorden te brengen en daarom zijn er boekenkasten vol over geschreven. Een grote boekhandel in Madrid heeft al snel zo'n tweehonderd titels over het onderwerp in voorraad. Onder de buitenlandse auteurs springt Ernest Hemingway als eerste in het oog. Hij beschouwde Spanje als zijn tweede vaderland en dat betekende dat hij ieder voorjaar stomdronken uit de Pyreneeën naar beneden kwam rollen en pas in de buurt van Pamplona tot stilstand kwam, om er de Feria van San Fermin bij te wonen. Duizenden Amerikaanse en Scandinavische jongeren doen hem nog jaarlijks na, rennen 's ochtends vroeg na een doorwaakte nacht voor de stieren uit naar de arena en vullen nog weken na afloop menig plaatselijk ziekenhuisbed. Death in the Afternoon en The Dangerous Summer (in verschillende uitgaven te koop) zijn het werk van een sportschrijver die voortdurend op hinderlijke wijze voor zijn onderwerp gaat staan. Zowel als uitleg van de corrida als in het schetsen van een zelfportret schieten de boeken te kort. Wie geïnteresseerd is in het laatste, de autobiografie als stierengevecht, leze Michael Leiris' Arena. Een degelijk boek over de betekenis van deze traditie voor de Spanjaarden schreef de socioloog Garry Marvin: Bullfight.
10. Alles wat in de hierboven opgesomde boeken staat, is in essentie ook
| |
| |
te vinden in Cervantes' Don Quichotte. Dat pleit zowel voor als tegen deze klassieker. Toch moet het worden ingepakt, zeker als er maar een boek mee naar Spanje mag. Niet alleen omdat het oppervlakkig gezien één lange aanklacht is tegen de dwaasheden die worden begaan door mensen die zich in het dagelijks leven door boekenwijsheid laten leiden, maar ook omdat de Ridder van de Droevige Figuur voor de Spanjaarden zelf al zeker twee eeuwen het ijkpunt is voor hun opvattingen over eigen land. Is de edelman uit La Mancha een dwaas omdat hij zijn idealen aan de barre werkelijkheid tracht op te leggen, of juist een held omdat die werkelijkheid te droevig en te dwaas voor woorden is? Heeft Spanje meer donquichotterie van node of zou het, net als de rest van Europa, eens onder ogen moeten zien dat windmolens een heel nuttige uitvinding zijn en geen boosaardige reuzen? Moet de wereld Spaans worden of Spanje werelds? Daar gaat het om. Daar gaat het altijd om. Treurig dat de uit 1941 daterende vertaling van Werumeus Buning en Van Dam nooit meer is herzien, en dat er op dit moment zelfs geen enkele behoorlijke editie in de winkel ligt.
Windmolens? Naast mij op mijn schrijftafel ligt een brief van vriend C., met het verzoek om het manuscript te lezen van het boek waaraan hij het afgelopen jaar in de kelder van zijn huis aan de rand van het Castilliaanse dorp heeft gewerkt. Komend voorjaar moet Zwarte renaissance verschijnen. Onder de brief liggen zeshonderd dichtbetikte pagina's, die een poging zijn om alle mythes te ontmaskeren die rond het jaar 1492 zijn gebouwd. Rond het jaar dus waarin de katholieke koningen de laatste Moren verdreven en meteen ook de joden het land uitjoegen, waarin Spanje de eerste moderne staat van Europa werd en Columbus in opdracht van Ferdinand en Isabella Amerika ontdekte, en waarin de zwarte legende, het samenstel van negatieve oordelen en vooroordelen over Spanje, zijn oorsprong vond. Ik sla de bladzijden om en zie dat het boek goed begint, met een citaat van Cervantes: La verdad flota sobre la mentira, como el aceita sobre el aqua. De waarheid drijft op de leugen als olie op water. Dat betekent dat we beide, zowel de waarheid als de leugen, nodig hebben.
Spaanse literaire prijzen
|
• | Premio Cervantes 1991
Adolfo Bioy Casares, voor zijn hele oeuvre. |
• | Premio de las Letras Españolas 1991
Miguel Delibes, voor zijn hele oeuvre. |
• | Premio Nacional de novela 1991
M. Vázquez Montalban, Galíndez, Seix Barral. |
• | Premio Nacional de la poesía 1991
Luis A Piñer, En resumen 1927-1988, Pre-textos. |
| |
| |
Boekhandels gespecialiseerd in Spaanse literatuur
|
Athenaeum boekhandel
Spui 14-16, 1012 xa Amsterdam |
José Marti boekhandel
Herengracht 259, 1016 bj Amsterdam |
De Moderne Boekhandel
Leidsestraat 72, 1017 pd Amsterdam |
Boekhandel Molinos de Viente
Utrechtsedwarsstraat 13, 1017 wb Amsterdam |
Scheltema Holkema Vermeulen
Koningsplein 20, 1017 bb Amsterdam |
Athena's boekhandel
Oude Kijk in 't Jatstraat 42, 9712 el Groningen |
Scholtens & Zoon
Grote Markt 43-44, 9711 lw Groningen |
Dekker van de Vegt
Plein 1944 nr. 129, 6511 jg Nijmegen |
Donner boeken
Lijnbaan 150, 3012 er Rotterdam |
Boekhandel Broese Kemink
Stadhuisbrug 5, 3511 kp Utrecht |
Europese Boekhandel
A. Jonnartlaan 50, 1200 Brussel 20 |
Fnac
City 2, 1000 Brussel |
Walry
Zwijnaardsesteen weg 6, 9000 Gent |
|
|