Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 42
(2019)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Weyerman op Scheveningen
| |
Inwoonsters van ScheveningenPootje baden in Scheveningen. Tekening door P.C. la Fargue (ca. 1780).
Collectie Haags Gemeentearchief: HGA004018803 In deze bijdrage sta ik stil bij enkele fragmenten waarin Weyerman zich op satirische wijze uitlaat over de inwoonsters van Scheveningen en de bezoekjes | |
[pagina 138]
| |
die hij aan het vissersdorp bracht. In Den Vrolyke Tuchtheer schrijft hij dat slapen op de linker- of rechterzij van grote invloed kan zijn op nachtelijke dromen: Bevroren zee, met ijsdam. Tekening door D. Marot jr. (ca. 1740). Collectie Haags Gemeentearchief: HGA004019141
Indien een manbaare Juffer zich te slaapen legt op haar rechter zy, dan droomt zy zwaarmoediglyk wegens de gedrukte milt: Zo zy zich omkentert op de linker zy, dan inspireert de warmte van de lever haar met aangenaame denkbeelden, en met vlak achter over leggende droomen, als van tournooyen, ringsteeken, doelschieten, volte speelen, roosjes plukken, en grasjes kreuken; en uyt dien hoofde kiezen onze aanvallige Evas doorgaans die, of een noch nadere licghaams gestalte. Is het toeval dat Weyerman hier de meisjes uit Scheveningen noemt, of zijn erotiek en Scheveningen nauw met elkaar verbonden? De combinatie van erotiek en een Schevenings meisje is ook te vinden in Weyermans Den Ontleeder der Gebreeken. Hierin staat een anekdote over drie Joden die uit vissen gaan. In het fragment krijgen begrippen als ‘hengel’, ‘aal’ en ‘paling’ al snel een dubbelzinnige betekenis: Drie Jooden, waar van de Verstandigste stom was, en de twee andere pas konden spreeken, bezweeken onder den last van drie lange Spaansch riete Hengelroeden, (Ik heb een Haagsch Jodinnetje gekent, dat 'er vry meer kon torssen, dan drie maal drie, en die alle van inlands riet) en die den dood zwoeren, aan al de spanbaersen van 't Abkou'ermeer. Ja, by G**! Kameraat (riep den eerste) als een baers maar eens toehapt, dan heb ik hem in de korf. In dat kunstje was zyn middelste Susje, ook door, en weder door geconfyt, welk Lam, gelyk als 't Meisje van Scheveling, meê den Aal ving, en daar onder zo meenigen Paling, eêr dat den dag opging.Ga naar eindnoot5 | |
[pagina 139]
| |
Wie was dat meisje dat zo menige ‘paling’ ving? Ik vond haar terug in het boek Koddige en ernstige opschriften, op luyffens, wagens, glazen, uythangborden, en andere taferelen. Daarin staat het volgende versje: Glas-schrift.
In een Herberg te Scheveling.
t Was 'er een meysje van Scheveling
Die den Aal ving,
En ze ving 'er zo meenigen Paling
Eer den dag opging.Ga naar eindnoot6
| |
Een dagje uit naar ScheveningenHet ligt voor de hand dat Weyerman dit versje overgenomen heeft uit Koddige en ernstige opschriften. Of heeft hij het soms gelezen in die herberg te Scheveningen? De anekdote over de drie vissende Joden bevat geen serieus bewijs voor een bezoek van Weyerman aan het vissersdorp. Dat lijkt wel het geval in Den Amsterdamschen Hermes. Daar opent de aflevering van 31 maart 1722 met een mooie herinnering aan een dagje uit naar Scheveningen: Het is ruim een half jaar geleeden dat Hermes een speelreis naar Schevelingen ondernam, om in het Jagertje los te gaan op welgekookte Zee-patryzen en geharnaste Garnalen. Het gezelschap bestont uit een Zodiaks getal van twaalf perzoonen, der beide Sexen, waar van 'er vier in een koets en acht op een open speelwagen waaren gestuuwt en geballast.Ga naar eindnoot7 Zeepatrijs is een ander woord voor zeetong. Het gezelschap at dus tongetjes en garnalen. Een van de dames is niet te spreken over de saus die bij de tongetjes wordt geserveerd, want in plaats van met limoensap is die aangemaakt met wijnazijn. Zij behoudt haar slechte humeur zelfs op de terugweg, ‘tot voor de Rotterdamsche poort’.Ga naar eindnoot8 Die Rotterdamse poort was een van de acht stadspoorten van Delft. Kwam het gezelschap uit Delft? Dat zou kunnen, maar aangezien Weyerman in augustus/ september 1721 nog in Rotterdam woonde, veronderstel ik dat hij de speelreis vanuit die plaats heeft gemaakt. Van Rotterdam naar het Scheveningse strand is een behoorlijke afstand van zo'n 37 kilometer. Een koets doet daar ruim vijf uur over, want een paard heeft in stap een gemiddelde snelheid van zeven kilometer per uur. Toch is het niet onmogelijk, zoals blijkt uit een verslag van een soortgelijke speelreis, gemaakt door een bekende Nederlander aan het eind van de achttiende eeuw. Op 13 juni 1784 maakte Kaat Mossel met een klein gezelschap, allen versierd met oranje strikken, in een janplezier een tocht van Rotterdam naar Den Haag. Daar kwamen ze om een uur of tien aan op de Prinsegracht. Na een half uur vertoefd te hebben bij Pierre l'Avoine, huisbediende van de stadhouder, reed het gezelschap naar het Malieveld om de militaire parade te zien. Daarna keerden ze terug naar Pierre l'Avoine, bij wie ze het middagmaal gebruikten. Na de maaltijd reden ze naar Scheveningen en dronken thee in herberg 't Jagertje. Eigenaar Betting zou later verklaren dat er niets onbehoorlijks was voorgevallen en aan het einde van de middag keerde het gezelschap terug naar Rotterdam.Ga naar eindnoot9 | |
[pagina 140]
| |
In 1733 maakte Weyerman weer een tocht naar Scheveningen. Nu vanuit Den Haag en in het gezelschap van vijf mensen, onder wie baron van Syberg. Aanleiding van dit reisje was een ruzie tussen de nepbaron Syberg en de schrijver. Die was zo hoog opgelopen dat Syberg hem uitdaagde voor een duel met het pistool. Weyerman nam de uitdaging aan, maar daar had de baron niet op gerekend. Hij zocht naar een uitvlucht en zei dat de buren wakker zouden kunnen worden door het lawaai van de schoten en stelde voor de volgende dag naar Scheveningen te rijden en het duel op het strand te houden. De volgende dag reden ze met enkele mannen in een koets naar het strand. Daar gingen ze eerst stevig drinken en de baron werd al snel dronken. Over het duel werd niet meer gesproken en het gezelschap keerde terug naar Den Haag.Ga naar eindnoot10 | |
StrandvermaakWat deed Weyerman zoal in Scheveningen? Over Weyerman lezen we alleen dat hij op het strand wandelde en iets gebruikte in een plaatselijke herberg. De meeste achttiende-eeuwers deden dat. Ze kwamen naar Scheveningen om te wandelen en om te genieten van het uitzicht en de zee. Natuurlijk kwamen ze ook als er iets bijzonders te zien was, zoals een aangespoelde walvis of, in 1740, de bevroren zee. Ook de stadhouder kwam zo nu en dan in zijn koets naar het strand. Vrouwenspoelerij. Ets, toegeschreven aan Adolf van der Laan (ca. 1750).
Collectie Rijksmuseum: RP-P-OB-84.126 Nergens schrijft Weyerman dat hij in zee zwom. Op zichzelf is dat niet vreemd, want op de meer dan honderd schilderijen, aquarellen en prenten die ik heb bekeken, staan slechts een heel enkele keer zwemmende mensen afgebeeld. Je ziet weleens vrouwen of kinderen pootje baden. Op een paar afbeeldingen zien we het begin van de vrouwenspoelerij, een strandvermaak dat in onbruik is geraakt.Ga naar eindnoot11 Jonge geliefden liepen in de meimaand vaak over het strand. Tijdens zo'n wandeling pakte de jongen zijn meisje onverhoeds beet, tilde haar op en | |
[pagina 141]
| |
droeg haar de zee in. Gillen, natuurlijk. Terug op het strand volgde nog het ‘duinafrollen’ en het ‘inzouten’ met zand. Weyermans biograaf Franciscus Lievens Kersteman vertelt in zijn boek nog een mooie anekdote over Weyerman en Scheveningen.Ga naar eindnoot12 Hij was daar met een vriend naartoe gegaan en na enige tijd gewandeld te hebben, bestelden ze in een herberg een kan koffie. Terwijl ze die aan het drinken waren, kwam er een kennis langs van wie verteld wordt dat hij erg zuinig was. De man schoof aan en dronk mee, maar toen het op betalen aankwam, zei hij snel dat hij was uitgenodigd en daarom niet van plan was mee te betalen. Weyerman en zijn vriend lieten zich niet kennen en betaalden het gelag, maar zonnen wel op wraak. Kort daarop werd er een etentje georganiseerd voor wel negen of tien personen, onder wie de gierige jongeman. Van te voren had Weyerman de waard ingelicht dat de gierigaard de rekening zou voldoen. Er werd goed gegeten en nog beter gedronken. Hoe ze het deden, wordt niet verteld maar een voor een slopen de gasten weg en lieten de gierigaard achter. Toen de kok hem de rekening presenteerde, weigerde deze uiteraard te betalen. Maar de kok dwong hem ertoe. Om een openbare schande te voorkomen betaalde die vrek de rekening van zesenveertig gulden en twaalf stuivers: bijna twee maandsalarissen voor een goede timmerman. Op grond van deze fragmenten mogen we gerust aannemen dat Jacob Campo Weyerman op Scheveningen is geweest. |
|