Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 41
(2018)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
De weduwe Vrombout, voor witte en regelmatige tanden
| |
Joanna BokstalDe weduwe Vrombout was als Joanna Bokstal op 21 november 1679 in Gent getrouwd met Gerardus Vrombout.Ga naar eind2 Ze moet toen al geschoold zijn geweest in de tandverzorging. Blijkens advertenties uit 1691, waarin ze haar kunst en kennis in de Republiek aan de man brengt, waren zij en haar vaardigheden al bekend ‘in Vlaenderen, Brabant, Artoys en Zeelant; alwaer in de omleggende Plaetsen meenigte Persoonen van Qualiteyt en Conditie door deselve Konsten gedient en geholpen heeft, soo dat aldaer haers gelijken niet is in deselve Konsten’.Ga naar eind3 Vooralsnog presenteert ze zich slechts naamloos als ‘de juffrouw, die een uytnemende wetenschap heeft van de Tanden’. Of Joanna haar tochten door genoemde regio's samen met haar man maakte, is niet bekend maar wel waarschijnlijk. Hun kinderen - die we alleen uit de gedichten van Van Gijsen kennen - zijn vermoedelijk ergens onderweg geboren: Maria in of omstreeks 1685 en Johannes Jacobus op een ons onbekende datum. Die omzwervingen duurden tot ongeveer 1690. In januari van dat jaar monsterde Gerrit Vrombout, afkomstig uit Gent, aan als onderkuiper op het Amsterdamse voc-schip Goede Hoop. Die reis heeft het echtpaar alleen maar verlies opgeleverd. Het schip kwam op 10 december in Batavia aan, maar al op 2 januari 1691 staat Vrombout in de voc-administratie vermeld als ‘uit dienst’ | |
[pagina 59]
| |
wegens overlijden. Anders dan te verwachten was van een man met vrouw en kinderen, had hij geen maandbrief achtergelaten, terwijl zijn schuldbrief op naam van ene Trijntje Willems stond.Ga naar eind4 Zijn slaapvrouw wellicht, die hem van de nodige uitrusting had voorzien? Of het echtpaar samen naar de Republiek was gegaan of dat Joanna haar man achterna was gereisd, zullen we nooit weten. Hetzelfde geldt voor het moment waarop zij hoorde dat haar man overleden was. Wel weten we dat ‘de juffrouw’ zich in februari 1691 in Rotterdam bevond, waar ze onderdak had gevonden ‘in de Schrijnwerkers-Steeg in de Blinde Werelt,Ga naar eind5 ten huyse van Barbertje Gerrits by de groote Marckt’.Ga naar eind6 Blijkbaar had ze Rotterdam als uitvalsbasis gekozen, want een advertentie van later dat jaar vermeldt de nog steeds naamloze ‘Juffrou’ als ‘woonachtig te Rotterdam by de Schotse Kerk’.Ga naar eind7 Dankzij haar besef dat reclame bekendheid en dus inkomen kan opleveren, kunnen we haar gangen uitstekend volgen. Ze bleef altijd in de krant adverteren, minstens twee keer per jaar. | |
Dorothea BokstalHet eerste bekende optreden in Amsterdam van de Rotterdamse ‘Juffrou’, ‘die een uytnemende wetenschap heeft voor de Tanden’, moet gedateerd worden in oktober 1691. Zij is dan te vinden ‘op de Pijpe-Markt in de Pellicaen’, waar ze haar tandkundige diensten aanbiedt.Ga naar eind8 In januari 1692 zat ze daar weer.Ga naar eind9 Amsterdam beviel haar kennelijk goed of ze zag er mogelijkheden die haar in haar bestaan meer vastigheid zouden kunnen bieden. Ze had tenslotte twee - mogelijk drie - jonge kinderen, die ze al of niet meenam als ze beroepshalve rondreisde. Datzelfde jaar nog bracht ze de hele maand april door in de Pelikaan.Ga naar eind10 Ze heeft toen blijkbaar de kogel door de kerk gejaagd en haar zaakjes geregeld, zoals een eigen onderkomen. In ieder geval begon ‘de juffrouw van Rotterdam’ in of kort na mei 1692 een vaste praktijk als tandverzorgster in Amsterdam. Ze vestigde zich als ‘de juffrouw’ in de Zandstraat, achter de Zuiderkerk.Ga naar eind11 In oktober maakte ze zich bekend als ‘juffrouw Dorothea Bokstal, van Rotterdam’, die ‘tegenwoordig voor vast woonagtig is tot Amsterdam in de Zantstraat, agter de Zuyder-Kerk naest de Trompettersgang’. Wie haar ‘van nooden’ heeft, ‘kan haer daer altyd vinden, alsoo zy niet meer en reyst’.Ga naar eind12 Nog eenmaal, in april 1693, adverteerde ze als Dorothea Bokstal,Ga naar eind13 vervolgens als vanouds als ‘de juffrouw van Rotterdam’ en vanaf begin 1694 simpelweg als ‘de juffrouw’.Ga naar eind14 Natuurlijk wel altijd met de aanbeveling van haar ‘konst en wetenschap voor tanden’ erbij. Twee jaar woonde ze in de Zandstraat. In mei 1694 verhuisde ‘de juffrouw’ naar ‘de Amstel Kerk-straet, recht over het Amstel Pleyn, tusschen de Kerk en de Uytersche-straat, in het huys daer Nommer 1. voor staet, met een Boom daer voor’.Ga naar eind15 Daar zouden zij en haar kinderen voorlopig blijven wonen.Ga naar eind16 | |
De weduwe VromboutIn 1699 kwam Jan van Gijsen vanuit Haarlem naar Amsterdam, waar hij met vrouw en kinderen een woning in een gang bij de Rozengracht betrok. Er zijn geen aanwijzingen dat hij de weduwe Vrombout al vóór die tijd ontmoet heeft. Het eerder geciteerde gedicht is niet gedateerd, maar het gedicht op de vijftiende verjaardag van haar dochtertje Maria wel. Deze viel op ‘8. september 1700, zynde de verjaardag van Maria Geboorten’.Ga naar eind17 De weduwe en haar kinderen woonden | |
[pagina 60]
| |
toen nog in de Amstelkerkstraat. Uit het gedicht valt uit op te maken dat het gezin katholiek was. Kunsttanden. Detail uit een prent verbeeldende ‘Het speculum des mondts ende der lyfmoeder’ in Alle de wercken van Jaques Guillemeau (1666). Volgens de toelichting is ‘mm’ een tand ‘van Yvoor ofte van eenigh ander Been gemaeckt’ en verbeeldt ‘nn’ ‘konstige Tanden die t'same[n] gevoeght zijn’. Guillemeau gebruikte gouddraad (Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties, sign. OM 63-1040)
Het jaar daarop verhuisden de Vrombouts naar de Nieuwe Spiegelstraat en pas toen, ruim tien jaar na de dood van haar man, ging ‘de juffrouw’ zich ‘de weduwe Vrombout’ noemen. Geïnspireerd door Van Gijsens gedicht? Het zou me niet verbazen als ze het goed zichtbaar voor haar klanten als een soort diploma aan de muur had hangen. In de advertentie waarin ze haar verhuizing aankondigt, beschrijft ze haar nieuwe adres als ‘de Nieuwe Spiegelstraet, tusschen de Keysersgragt en Kerkstraet, regt over den ongestorven Elias, het derde huys van de Keysers-gragt, daer de naem de Wed: Vrombout op de deur staet, tot Amsterdam’.Ga naar eind18 Sindsdien heeft ze altijd onder die naam geadverteerd. Van Gijsen schreef nog een tweede, ongedateerd, gedicht voor dochter Maria Vrombout, ‘Op haar speelkonst’: In 't huys daar Stam en telg in liefd' tot konsten branden,
Zal Maagden teerheyt zelfs haar kragten brengen voort.
't Zoet luydent snaarenspel, bestiert door Juffershanden,
Is 't aangenaamst geluyt dat ooit kan zyn gehoort,
't Streelt oor en hert, en strekt thans 't voorwerp van myn digten,
Want konst in Maagden, kan elkx Tong en Pen verpligten.Ga naar eind19
Bij mijn beste weten heeft Van Gijsen verder nooit blijk gegeven van een oor voor, laat staan appreciatie van muziek, dus dit gedicht moet opgevat worden als een vriendelijkheid of een aanmoediging. Het is uiterlijk in 1701 geschreven, | |
[pagina 61]
| |
want op 11 januari 1702 werd Maria vanaf de Nieuwe Spiegelstraat begraven op het Heiligewegs- en Leidse Kerkhof, nog geen zeventien jaar oud.Ga naar eind20 Net als het gedicht voor de dochter laat Van Gijsens gedicht voor de zoon zien dat de weduwe haar kinderen een goede opvoeding gaf. Over de talenten van zoonlief schreef Van Gijsen ‘Aan J. Vrombout. Op zyn schryfkonst’, een talent waar hij waarschijnlijk meer affiniteit mee had: Dus toont de vlugge Schagt van Vrombout voor elkx oog,
Het Hoofdçieraad der Jeugd, door duyzend lugte trekken;
Tragt zo naar konst, die konst uyt 'sMoeders borsten zoog,
Zoo zal u kruyn een kroon van groene Lauw'ren dekken,
Want wie zig zelfs op d'aard door konst een naam verwerft,
Verwerft onsterf'lykheyd, en leefd schoon dat hy sterft.Ga naar eind21
De J staat voor Johannes, wat een vraag oproept: was hij de Johannes Vrombout die in 1704 als doopgetuige optrad?Ga naar eind22 Er is nog een Vrombout in de Amsterdamse doopboeken te vinden: in 1708 figureerde een zekere Catharina Vrombout - over wie later meer - als doopgetuige.Ga naar eind23 Aanvankelijk dacht ik dat zij wellicht een aangetrouwde nicht of een schoonzus van de weduwe was, maar zonder het te kunnen bewijzen ben ik er inmiddels van overtuigd dat Catharina haar dochter was.Ga naar eind24 Een dochter die, om wat voor reden ook, aan Van Gijsens dichtpen was ontsnapt. Het jaar 1709 leverde een onaangenaam incident op in het beroepsleven van de weduwe Vrombout. We lezen dan in een van haar advertenties de volgende mededeling: Nademael eenige quaedaerdige menschen door Aensprekers hebben laten bekend maken, als of de Wed. Vrombout, die de regte Konst en wetenschap heeft om Tanden in te setten [...] soude overleden zyn, so werd een yegldk [sic] hier mede gewaerschouwt zig niet te laten misleyden, alsoo het onwaer is. (AC, 19-2-1709) Ze woont en werkt echt nog altijd op het bekende adres in de Nieuwe Spiegelstraat! Het is jammer, maar over de identiteit van de boosdoener(s) tasten we in het duister. Misschien wilde een concurrent haar dwarszitten, maar advertenties van anderen op haar vakgebied zijn er niet. Misschien was het een teleurgestelde klant, die wraak nam. Gelukkig voor de weduwe, was de affaire snel overgewaaid. Serieus ingrijpend was het overlijden van haar zoon in januari 1711. Johannes Jacobus Vrombout werd die maand, op onbekende leeftijd, vanaf de Nieuwe Spiegelstraat, tussen Keizersgracht en Kerkstraat, ter aarde besteld op het Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof.Ga naar eind25 Een paar maanden na Johannes' dood kondigde de weduwe aan dat haar klanten haar vanaf mei elders in de Nieuwe Spiegelstraat konden vinden, nu tussen de ‘Keysers en Heeregragt, naest de Paerdestal, alwaer haer naem, als op haer tegenwoordige woonplaets op de post van [de] deur sal staen’.Ga naar eind26 Dat was van korte duur, want in mei 1712 verhuisde ze opnieuw, deze keer naar de ‘Voorburgwal of Boommarkt’, recht achter het Begijnhof, het derde huis vanaf het Spui.Ga naar eind27 Vanaf dat adres werd ze op 26 februari 1716 als Dorothea Johanna Boxtal, weduwe van Gerrit Vrombout, begraven op hetzelfde kerkhof als haar kinderen, het Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof.Ga naar eind28 | |
[pagina 62]
| |
De geest van de weduwe VromboutHet verhaal van de weduwe Vrombout had nog een vreemd, bijna spookachtig vervolg. In de Amsterdamsche Courant van 10 januari 1718 viel in een advertentie te lezen, dat ‘de meergem. Wed. Vromhout [sic]’ tegenwoordig praktizeert ‘op de Princegraft, over de Nieuwe Turfmarkt, by de Spiegelgraft, daer de naem van de Wed. Vrombout aen de post van de deur staat, tot Amsterdam’.Ga naar eind29 Dat adres lag aan de (nu) oneven zijde van de Prinsengracht, tussen Spiegelstraat en Vijzelstraat. Als je niet beter wist, zou je denken dat de weduwe weer eens was verhuisd. In september 1720 blijkt de geest van de weduwe de praktijk niet in haar eentje te voeren. Toen werd per advertentie ‘bekend gemaekt, dat de meergem. Wed. Vrombout, en Daniel Verklocken’ hun ‘regte konst en wetenschap [...] om tanden in te zetten’ op datzelfde Prinsengracht-adres beoefenden.Ga naar eind30 Wat was er eigenlijk aan de hand? En wie was Daniel Verklokken? Laat ik beginnen met een andere connectie tussen de namen Vrombout en Verklokken dan de advertenties. Op 4 januari 1719 werd in de Nieuwe Kerk Daniel, zoon van Daniel Verklokken en Catharina Vrombout, ten doop gehouden.Ga naar eind31 Een huwelijk van Daniel en Catharina heb ik tot dusver niet gevonden. Behalve haar eerder genoemde optreden als doopgetuige, is het enige dat ik verder nog over Catharina heb kunnen achterhalen, dat zij op 1 februari 1721 werd begraven op het Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof.Ga naar eind32 Dat gebeurde vanaf de Prinsengracht, tussen Weteringstraat en Reguliersgracht, een ander adres dus dan dat van Verklokkens tandzorgpraktijk, maar wel in de buurt. Het probleem met de familie Verklokken is dat de mannelijke telgen allemaal Daniel heten. Of Willem.Ga naar eind33 Onbetwistbaar is dat de Verklokkens van goed katholieke huize waren: ze kerkten bij De Lely, waar ze steevast hun kinderen lieten dopen.Ga naar eind34 Uiteindelijk kwam ik tot de volgende reconstructie. In 1694 trouwde Daniel Verklokken (1675-1736)Ga naar eind35 met Maria Baak (ca. 1673-1701). Ze trouwden voor de pui, wat impliceert dat zij van een andere gezindte was. Ze kregen een dochter, Anna, en twee zoons, Daniel en Willem. Daniel jr. stierf waarschijnlijk al kort na zijn geboorte.Ga naar eind36 Exit deze Daniel. Luttele maanden na Maria Baaks dood (1701) hertrouwde Verklokken met Aaltje Hendriks (†1742), die hem nog een dochter schonk. Op geen enkele, althans geen enkele wettige manier past Daniel, zoon van Catharina Vrombout en Daniel Verklokken in deze reconstructie. Het enige dat ik kan bedenken is dat hij óf een buitenechtelijke zoon was van Daniel óf een door een onbekende bij Catharina verwekt kind en dat Daniel om een of andere reden het vaderschap op zich nam. Opmerkelijk is namelijk ook dat deze jongste Daniel als enige van de Verklokkens gereformeerd werd gedoopt. Waarom eigenlijk? De katholieke kerk had geen moeite met het dopen van ‘vaderloze’ kinderen, de gereformeerde daarentegen wél. Die wilde beslist een vader aan het doopvont zien. Daniel Verklokken had een macaber gevoel voor naamsbekendheid. Nog in februari 1721 - vijf jaar na de dood van de weduwe en nog geen drie weken na Catharina's begrafenis - plaatste hij een advertentie, waarin hij meedeelde ‘dat de meergemelde Wed. Vrombout, en Daniel Verklokken, de regte konst en wetenschap hebben om tanden in te zetten’ en nog ‘tot May’ te vinden zijn op de Prinsengracht, tegenover de Nieuwe Turfmarkt, ‘daer de naem de Wed. Vrombout aen de deur staet’.Ga naar eind37 De mensen wisten natuurlijk best, dat de weduwe allang op het kerkhof lag, maar kennelijk stond haar naam voor goede tandzorg. | |
[pagina 63]
| |
In mei 1721 verhuisde Daniel naar ‘de Nieuwe Spiegelstraet, 't 6de huys van de Keyzersgraft na de Kerkstraet, daer de naam van Daniel Verklokken aen de deur staet’, zoals het adres in 1723 luidt.Ga naar eind38 En al was dat vrijwel pal naast (of tegenover) het huis waar de weduwe tot 1711 had gewoond, Verklokken liet in het vervolg haar naam ook weg uit zijn advertenties.Ga naar eind39 Haar formulering van de advertenties bleef hij echter gebruiken. Verklokken mag jarenlang goede sier hebben gemaakt met de tandkundige naam en faam van de weduwe Vrombout, onduidelijk is waarop die sier gebaseerd is. Bij zijn eerste huwelijk (1694) had hij zich boekbinder genoemd, bij zijn tweede (1701) aanspreker.Ga naar eind40 Was hij op een gegeven moment in de leer gegaan bij de weduwe? Had hij haar instrumentarium - en haar ‘konst en wetenschap’ - geërfd en kon hij daarom haar praktijk voortzetten? | |
De advertenties: tandzorgDe eerste advertentie die we kennen is dus van een naamloze ‘Juffrou, die een uytnemende wetenschap heeft voor de Tanden’, die in 1691 in Rotterdam arriveerde en bekendheid genoot in de Zuidelijke Nederlanden en Zeeland. Zij biedt aan: Aen Persoonen, die geincommodeert zijn van 't uytvallen der Tanden, het sy veel of weynig, sal sy in deselve Plaets andere Tanden instellen, dat 't van geen Personen sal bekent werden, en sy om t'Eeten, in Spraek, Sang en alles so dienstig ende in het gebruyk soo vast blijven staen, of het hun eygen Tanden waren, sonder Gelt voor die Probatie: Die Swarte of Geele hebben, [...] sal syse sonder Pijn of Smert op staende voet wel wit en suyver maken [...]: Die lange of ongefatsoeneerde Tanden hebben, kan zy oock fatsoeneren.Ga naar eind41 Begin 1693 adverteert ‘juffrouw Dorothea Bokstal, van Rotterdam, die de konst en wetenschap heeft om Tanden in den mont te zetten’ dat zij Tanden in[set], dat men daer mede kan Eeten, spreken en singen, alsoock in 't gebruyck soo vast blijven staen alsof 't hun eygen tanden waren, en geen gelt voor approbatie; sij maekt ook Tanden schoon, hoe swart of leelik sij mogen wesen; ook ongefatsoeneerde Tanden kan zij een fatsoen geven, ook verkoopt zij een kostelijk Tantpoeijer, hetwelk al het quaet Tantvlees goet maekt.Ga naar eind42 Die gratis ‘approbatie’ (bedoeld is: probatie) verdwijnt later uit de advertenties. De laatste advertentie in de Oprechte Haerlemse Courant van 1694 maakt er al geen melding meer van, maar de rest van de tekst is nagenoeg dezelfde: De Juffr. die de Tanden soo in de Mont set, dat sy vast blijven staen en men met deselve kan eten, spreken en singen; de Tanden, hoe swart, aenstonts schoon en ongefatsoeneerde Tanden fatsoenelijck maekt, en Tant-Poeyer, die 't quaet tantvlees geneest, verkoopt [...].Ga naar eind43 Met ingang van 1701 maakt ze zich in al haar advertenties in de Amsterdamsche Courant bekend als de weduwe Vrombout, die ‘de regte konst en wetenschap heeft om Tanden in te setten’, tanden waarmee men ‘kan eeten, spreken’ (het | |
[pagina 64]
| |
zingen is inmiddels verdwenen en keert ook niet meer terug). Het zijn tanden die ‘so vast blyven staen of 't hun eyge Tanden waren’ en ‘so naturel dat het van niemand gesien kan worden’. Ze blijft tanden schoonmaken en haar ‘kostelyk Tandpoeder’ verkopen. De bewoording kan iets variëren evenals de lengte van de advertenties, maar door de jaren heen blijft ze dezelfde tandverzorgende diensten aanbieden. ‘Tandtbikkertjes’ (f2, f3 en f4) om tandsteen weg te krabben. De uiteinden (E) van de bikkertjes zijn elk ‘van een bysonder maeksel’. Prent in Garengeot, Niewe verhandelinge (1726) (Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties, sign. O 62-7184)
Verschillende tandvijltjes (f2 t/m f6) volgens Garengeot, Niewe verhandelinge (1726). Het meest linkse instrument (f1) is een ‘slangtongetjen’ voor het schoonmaken van ‘de voorste en onderste tanden’. Geheel rechts (f7) een ‘sonde’ die dient om ‘de tandt-bedervinge’ te peilen (Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties, sign. O 62-7184)
Wat ze uitdrukkelijk niet doet is, tanden en kiezen trekken en nooit noemt ze zich tandmeester. Wat ze wel doet, is gebitten verfraaien, toonbaar maken. ‘Inzonderheid de Voorste Tanden [geven] veel Cieraad aan den Mensch’, schreef de chirurgijn Abraham Titsingh in 1730.Ga naar eind44 Een zichtbaar slecht gebit - met zwarte, ontbrekende of afgebroken tanden en wat dies meer zij - gold als een ‘Mismaaktheyd’, aldus Willem Goeree, auteur van diverse praktische kunstenaarsboeken, in 1682. Hij verwoordde tevens het ideaal: ‘Kleyne witte Tanden, die regt en gelijk in haar rijge staan, zijn de Schoonste, en vercieren de Mond in 't Spreken en Lachen bysonder veel’.Ga naar eind45 Goeree schreef een soort gids van het menselijk lichaam voor schilders, maar het boek zou zo voor hedendaagse reclamemakers geschreven kunnen zijn. Het ideaal van gelijkmatige witte tan- | |
[pagina 65]
| |
den is niet bepaald iets van deze tijd. Maar hoe probeerde men dat drie eeuwen geleden te bereiken? Om met het (ogenschijnlijk) eenvoudigste te beginnen: tanden schoon en wit maken. In 1683 schreef de 51-jarige Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) dat hij elke dag zijn tanden wreef met zout en vervolgens spoelde. Na het eten gebruikte hij tandenstokers. Regelmatig wreef hij zijn tanden krachtig met een doek ‘waardoor mijn kiezen en tanden soo suiver en wit blijven, als weinig menschen van mijn Jaren gebeurt’.Ga naar eind46 Deze en dergelijke handelingen zullen tot het repertoire van de weduwe behoord hebben. Allereerst moest ze het gebit schoonmaken: met een tandenstoker tussen de tanden reinigen, vervolgens tandplak verwijderen met azijn en eventueel aanwezig tandsteen (verkalkte tandplak) verwijderen met een ‘bikkertje’. Als ze sterk water - een mengsel van water en alcohol - gebruikte in plaats van azijn, moest ze ervoor zorgen dat dat niet in aanraking kwam met lippen en tandvlees, en dat dan afwrijven met een in koud water gedoopt ‘quispelken van Lijnwaedt’.Ga naar eind47 Voor het wit maken werd soms vitriool (zwavelzuur) gebruikt, een heftig middel dat door deskundigen afgeraden werd.Ga naar eind48 De weduwe zal voor het schoon en wit maken van de tanden haar tandpoeder te pas hebben gebracht. Tandpoeders werden bereid door de tandverzorgers zelf en wisselden dus van samenstelling, maar volgens een latere schrijver waren tandpoeders, wat voor kleur en smaak ze ook hadden, ‘altyd gemaakt uit mineraale zuuren, voornaamelyk vitriolieke’.Ga naar eind49 Het in dit verband veelgenoemde aluin bevat zwavelzuur. Ook zout maakte deel uit van het recept: aluin bevat zout, maar gewoon keukenzout zal eveneens diensten hebben bewezen. Men wreef het poeder over de tanden met een doek of een borsteltje en nam het af met een vochtige doek of een sponsje.Ga naar eind50 Uit de jaren 1720 dateert een recept voor een (lijkt mij) nogal exclusief tandpoeder, bestaande uit fijngewreven ‘Root corael./ Kreefts-oogen./ Porcelyn./ Puimsteen, en/ Drakenbloedt’.Ga naar eind51 Wellicht bevatte het tandpoeder van de weduwe Vrombout (sommige van) die ingrediënten, maar waarschijnlijker lijkt me dat er, behalve zout, schurende ingrediënten als houtskool, kalk of gemalen botjes of schelpen in zaten, plus wat kruiden voor de smaak. Wie zal het zeggen.Ga naar eind52 De tandmeester C.F. Gunther uit Neurenberg, die in 1724 beweerde dat hij tanden weer ‘zo wit als ivoor’ kon poetsen, gaf evenmin zijn beroepsgeheimen vrij.Ga naar eind53 Voorts claimde de weduwe dat zij ‘quaed tandvlees’ kon genezen. Mogelijk gebruikte ze hiervoor ook zout. Dat schuurt immers niet alleen, maar desinfecteert ook enigszins. Dat geldt evengoed voor sommige van de bovengenoemde middeltjes. Als andere aanbeveling diende tevens haar kunde om ‘ongefatsoeneerde Tanden’ weer hun ‘fatsoen’ te geven. Daarmee bedoelde ze ongetwijfeld hetzelfde als haar latere beroepsgenote, een Juffrouw Durand, die in de jaren 1740 ‘ongelijke tanden’ snel ‘schikt, vijlt en verdeelt’.Ga naar eind54 Tanden konden ‘geschikt’ (recht gezet) worden door ze met een draad recht te trekken en aan de buurtand vast te maken, een methode die mij een voorloper van de hedendaagse beugel lijkt te zijn. Om het gebit een gelijkmatig ‘verdeelt’ aanzien te geven, kon men tanden die iets te dicht op elkaar stonden ‘zagtkens’ bijvijlen, evenals de punten van tanden die iets ‘te lang uit gegroeit zyn’. Daarbij was wel ‘uiterste voorzichtigheidt’ geboden.Ga naar eind55 Resteren de kunsttanden: waar waren ze van gemaakt en hoe werden ze ingezet? Vrombouts bewering dat die van haar ‘so naturel’ waren dat niemand ze | |
[pagina 66]
| |
van echte kon onderscheiden, suggereert ivoor. Ivoor is niet stralend wit en dat zijn mensentanden van nature ook niet. Goeree vertelt dat ‘Voor-Tanden met groote Bressen uytgevallen zijnde’ soms ‘door de Konst, soodanigh van Yvoir wederom ingeset’ werden, dat men er ‘gemeene spijse mede bijten kan’.Ga naar eind56 In 1725 adverteerde ene Johannes de Maber met zijn ‘uytnemende konst en wetenschap’ als ivoorsnijder om ‘Ivoore Tanden in den mond te maken op eene nieuwe inventie’.Ga naar eind57 Behalve ivoor werden ook andere soorten been en bot gebruikt, al is het lastig erachter te komen welke. Berdmore noemt vagelijk ‘duurzamer stoffen’, materialen die minder snel verkleuren dan ‘zagt been of ivoor’.Ga naar eind58 In Chomels fameuze Woordenboek vond ik tanden van nijlpaarden, walrussen, ossen, paarden en ‘van Menschen’.Ga naar eind59 Overigens lijkt het me onwaarschijnlijk dat de weduwe Vrombout die kunsttanden zelf maakte. Ik vermoed dat ze een vakman bij de hand had, die ze voor haar maakte. Aangezien zoiets als stifttanden of bruggen onbekend waren, moesten tanden op een andere manier vastgezet worden. Dat gebeurde door van links naar rechts een gaatje door de kunsttand te boren, waar je een draad door kon trekken, zodat je de kunsttand kon vastbinden aan de buurtand. Dat draad was een stevig garen, zijdedraad of zilverdraad.Ga naar eind60 Volgens Goeree deden sommigen dit met ‘fijn Goud-draad’.Ga naar eind61 Het gebruik van metalen draden werd door sommige deskundigen afgeraden, omdat ze in het glazuur van de echte tanden sneden.Ga naar eind62 Goeree noemt nog een andere methode voor het inzetten van kunsttanden: je plaatst ze ‘by paren, of meer aan malkander los in de Kassen’. Het nadeel daarvan was, dat ze ‘dikwils’ uit de mond vielen en voor het slapen gaan uitgenomen moesten worden ‘en in slag-orden geset’.Ga naar eind63 Een voorloper van het kunstgebit op het nachtkastje. | |
NaspelIn 1736 overleed Daniel Verklokken en het jaar daarop treffen we zijn zoon Willem als tandmeester aan in Rotterdam, waar hij al enige jaren woonde.Ga naar eind64 Had hij het instrumentarium van zijn vader geërfd? Als tandmeester kon hij het in ieder geval niet rooien, want hij had allerlei nevenbezigheden. In Rotterdam trouwde Willem in 1727, hertrouwde hij (pro deo) in 1754 en overleed in 1773.Ga naar eind65 Wellicht bezocht zijn vader hem daar in 1732. In de Rotterdamse archieven staat in dat jaar althans de begrafenis vermeld van een niet bij name genoemd veertienjarig kind van Daniel Verklokken.Ga naar eind66 De leeftijd maakt het aannemelijk dat het gaat om het in 1718 geboren zoontje van Catharina Vrombout, van wie hij de echte dan wel de ‘adoptief’ vader was. Maar mij besluipt nu een andere gedachte: was Willem soms de vader en werd het kind daarom in Rotterdam begraven?Ga naar eind67 Hoe dat ook zij, hiermee is de geschiedenis van de weduwe Vrombout echt tot een einde gekomen. |
|