Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 41
(2018)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Piet Fopt Jan (1737) van Weyerman
| |
Uitgevers en boekverkopersTot nu toe werd gedacht dat Piet fopt Jan vanaf 21 oktober 1737 te koop was, maar het boek lijkt al een week eerder verkrijgbaar te zijn geweest.Ga naar eind4 In de Leydse Courant van 14, 16 en 18 oktober 1737 wordt al op het verschijnen van Piet fopt Jan gewezen.Ga naar eind5 De tekst van die advertenties is vrijwel dezelfde als die welke op 21 en 25 oktober werd geplaatst, maar vermeldt ook de prijs: je moest voor het pamflet twaalf stuivers neertellen.Ga naar eind6 Het verscheen zonder auteursnaam en met een vals impressum, maar is een werk dat alle kenmerken van een Weyerman-tekst vertoont: bloemrijk en virtuoos taalgebruik, sneren naar allerlei medemensen, onder wie jezuïeten en zelfs ook herkenbare tijdgenoten, talloze uitweidingen, en veel zinnen die werk van buitenlandse auteurs tot voorbeeld hadden. Doordat Weyerman zich vertilde met het beledigen van de vader van de advocaat Blocqueau weten we zeker dat hij de auteur was: na zijn arrestatie in 1738 werd hem in de verhoren naar dit werk gevraagd, en gaf hij toe dat hij Piet fopt Jan geschreven had.Ga naar eind7 Het was een opdracht geweest van de drukker Pieter Muntendam en de boekverkopers Willem Kroon en Johannes Evelt, allen uit Utrecht. Kroon zou de ‘Voorrede’ van twee pagina's hebben geschreven; verder zou ook de titel een idee van de opdrachtgevers zijn geweest. Weyerman is misschien nog een naam van een opdrachtgever vergeten: de Utrechtse boekhandelaar EtienneNeaulme. Muntendam, Kroon, Evelt én Neaulme hadden nauwe zakelijke banden: zij legden in 1739 en in 1740 bij notaris Pronckert verklaringen af over een lening die zij gevieren bij Anthony Martinus Uyttewaell waren aangegaan.Ga naar eind8 Piet fopt Jan is een reactie op La verité des miracles van Louis-Basile Carré de Montgeron, die bekend stond als verdediger der jansenisten. Reclame had dat boek nauwelijks nodig, want nadat Montgeron op 29 juli 1737 een exemplaar aan koning Lodewijk xv had aangeboden, werd hij vrijwel direct in de Bastille gehuisvest, ondanks protesten van het parlement, dat meende als enige bevoegd te zijn om over hem te oordelen: Montgeron was immers raadsheer van het parlement. Nederlandse kranten berichtten direct over deze affaire.Ga naar eind9 Zo meldt de Amsterdamse Courant van 27 augustus dat de Franse overheid verspreiding van het werk probeerde tegen te gaan, maar dat het zeer gezocht was en dat er dagelijks wel vierduizend exemplaren van het boek onder de toonbank verkocht werden. Dat was overigens overtrokken: de oplage van de eerste druk wordt op vijfduizend exemplaren geschat, maar veel daarvan zijn in beslag genomen en | |
[pagina 16]
| |
vernietigd. Een druk die korte tijd later, maar ook in 1737 uitgebracht is, heeft het impressum ‘A Utrecht chez les libraires de la compagnie’.Ga naar eind10 Het vignet op de titelpagina en enkele van de prenten in deze uitgave dragen de naam P. Yver. Pieter Yver (of IJver; geboren 6 december 1712, overleden in juni 1787) was een Amsterdamse graveur. Het is mij niet duidelijk of de vermelding van Utrecht in het impressum vals is, of dat de eerder genoemde Utrechtse ondernemers voor deze publicatie verantwoordelijk waren; maar dat zij erachter zaten en Weyerman inhuurden om meer aandacht voor het boek te genereren, is een aantrekkelijke gedachte.Ga naar eind11 Pierre Gautier vóór zijn genezing. Prent uit Montgeron, La vérité des miracles (Utrecht [?] 1737) (collectie auteur)
Marie Anne Couronneau na haar genezing. Prent uit Montgeron, La vérité des miracles (Utrecht [?] 1737) (collectie auteur)
| |
Wat maakte Montgerons boek zo explosief?Frankrijk had het rooms-katholieke geloof als staatsgodsdienst, en de jansenisten zetten zich tegen bepaalde leerstellingen af. In 1727 was de jansenistische abt François Paris overleden en begraven op het kerhof van Saint Médard in Parijs. In de daaropvolgende jaren zouden op zijn graf wonderbaarlijke genezingen plaatsgevonden hebben. De abt werd door de jansenisten als heilige geclaimd en de wonderen zagen zij als bewijs voor het gelijk van hun stroming. Een eerdere publicatie over deze wonderen had een tegenpublicatie opgeleverd van de aartsbisschop van Sens, Jean-Joseph Languet de Gergy, die betoogde dat de gebeurtenissen volgens de criteria van de kerk van Rome beslist geen wonderen genoemd mochten worden. Er viel van alles aan te merken op de getuigenissen over de gesteldheid van de zieken voor en na hun ‘genezing’; die waren, áls ze er al waren, onbetrouwbaar of zelfs vals. Montgeron kwam met een uitgebreide beschrijving van de wonderen, aangevuld met getuigeverklaringen, | |
[pagina 17]
| |
en probeerde op zijn beurt de kritiek van Languet, die hij uitvoerig weergaf, te weerleggen.Ga naar eind12 Daarmee ging hij dus in tegen de staatsgodsdienst. Hij heeft dan ook de laatste zeventien jaar van zijn leven in diverse gevangenissen doorgebracht: halverwege de achttiende eeuw woog de wil van de Franse koning nog zwaarder dan die van het parlement. | |
Weyerman tegen MontgeronWeyerman nam zijn opdracht serieus: hij produceerde een pamflet van 150 pagina's. Het heeft de vorm van een praatjespamflet, net zoals het Vermakelyk wagen-praatje, dat hij een jaar later schreef.Ga naar eind13 In Piet fopt Jan wandelen een protestant en een jansenist door de stad: ze zijn uit op een verzetje en besluiten op bezoek te gaan bij een jezuïet. Deze heeft zich het boek van Montgeron als koffietafelboek aangeschaft: het had zulke aardige plaatjes, alleen de tekst was hem tegengevallen. De protestant beschrijft de prenten uit het boek, waarna acht wonderen uitgebreid bediscussieerd worden. De meeste worden door de jansenist verteld en door de jezuïet bekritiseerd, maar voor de levendigheid laat Weyerman het vijfde wonder op een ‘hoe kun je dat nou geloven’-toon door de jezuïet vertellen. Door de hele tekst heen zorgt hij voor variatie met allerlei anekdotes en zedekundige observaties. Na een pittige discussie gaan de drie heren huns weegs, maar ze spreken wel af om de volgende dag ten huize van de protestant het pamflet te bespreken dat net over het boek van Montgeron is uitgekomen. | |
Hoe origineel zijn Weyermans teksten?Allereerst vraagt het verband tussen de teksten van Montgeron en Weyerman onze aandacht. Weyerman blijkt voor het bespreken van de acht wonderen passages en zinnen uit het boek van Montgeron gelicht en vrij letterlijk vertaald te hebben. Daarbij ging hij duidelijk selectief te werk: Montgeron vulde ongeveer 750 pagina's quarto, Weyerman 150 pagina's octavo. Piet fopt Jan put ook uit de argumentatie van Languet, maar uit de context blijkt dat Weyerman diens argumenten uit het boek van Montgeron overgenomen heeft: het boek van Languet zelf lijkt hij niet in handen gehad te hebben. De tegenargumenten van Montgeron heeft hij genegeerd: voor de lezer van Piet fopt Jan vormen de argumenten van Languet (en die van Weyerman) het definitieve oordeel. Alles bij elkaar genomen is een hoeveelheid tekst ter grootte van zo'n veertig pagina's vrij letterlijk uit het boek van Montgeron vertaald. Door het boek heen maakt de jansenist de jezuïeten en hun sociëteit voor allerlei lelijks uit, en de jezuïet betaalt hem en de jansenisten met gelijke munt terug. In totaal gaat het om ongeveer dertien pagina's zwartmakerij. Maréchal wees erop dat de titel van het pamflet deed denken aan het anonieme werk Jean danse mieux que Pierre, Pierre danse mieux que Jean.Ga naar eind14 Dat werk zet zich af tegen de jezuïeten, maar het is twijfelachtig of Weyerman het geraadpleegd heeft. In zijn eerste verhoor in 1738 verklaarde hij over Piet fopt Jan dat de boekverkopers ‘er den titul aan gegeven hebben’. Bovendien heb ik in Jean danse mieux que Pierre geen zinnen aangetroffen die sterk lijken op zinnen in Piet fopt Jan. De situatieschetsen, zoals de beschrijving van de konstkamer annex bibliotheek van de jezuïet en de spottende beschrijvingen van de prenten, totaal bijna twaalf pagina's, heeft Weyerman ongetwijfeld zelf gecreëerd. Ook som- | |
[pagina 18]
| |
mige van de zijpaden zal hij geheel zelfstandig ingeslagen zijn. Pater Impens, die Weyerman vrijwel zeker gekend heeft, duikt in een handvol werken van Weyerman in een of twee bijzinnen op, maar hier is hij goed voor twee hele pagina's.Ga naar eind15 Een andere pater, Marcus ab Aviano, is goed voor anderhalve pagina;Ga naar eind16 pater Verschuur (Verschuren) kreeg er ook twee.Ga naar eind17 De jezuïet die rond 1675 pastoor in Brabant was, kan Weyerman niet gekend hebben, maar de smeuïge beschrijving van zijn dood beslaat zeven pagina's en zal niet uit een schriftelijke bron overgenomen zijn.Ga naar eind18 Ook de vermelding van een meteoor, welks verschijning in 1736 de inwoners van Schoonhoven met schrik en verwondering hadden aanschouwd, zal Weyerman niet van een vreemde hebben.Ga naar eind19 Titelprent van deel 1 van Jean danse mieux que Pierre (1719), een pamflet tegen de jezuïeten (collectie auteur)
Weyerman ziet ook kans uit te halen naar medici en kwakzalvers. De ‘oculist Taylor’ (John Taylor, 1703-1772), die pas op de voorgrond trad ná Weyermans Engelse jaren, noemt hij twee keer.Ga naar eind20 De kwakzalver Tabarin was op de Pont Neuf in Parijs te vinden, maar dan wel in de eerste helft van de zeventiende eeuw.Ga naar eind21 Hij was net zo legendarisch als Tetjeroen, die in Piet fopt Jan in één bijzin opduikt. Aan Tabarin zijn meerdere pamfletten en kluchtboeken gewijd, waaronder een in het Nederlands.Ga naar eind22 Het is aannemelijk dat Weyerman over hem een schriftelijke bron geraadpleegd heeft. Als Weyerman aan het kapittelen slaat, dan komen Franse schrijvers ook voor een schrobbering in aanmerking. Die krijgen ze op p. 21-22, maar de tekst leest alsof Weyerman daarvoor bij een ander te rade gegaan is. Een passage over Lipsius en zijn verdediging van OLV van Halle heeft Weyerman overduidelijk uit een andere bron overgenomen: de Anatomy of melancholy van Richard Burton stond er model voor.Ga naar eind23 Maar voor de erop volgende (berijmde) anekdote over Lipsius, Baudius en Dousa heb ik geen bron kunnen aanwijzen.Ga naar eind24 De Anatomy of melancholy was de bron voor in totaal ruim twaalf pagina's argumenten en uitweidingen die we in de categorie ‘zedekundig’ kunnen plaatsen.Ga naar eind25 Weyerman had, zoals inmiddels bekend, voor dat soort tussenvoegingen in zijn werken nog andere boeken op de plank staan, en ook die heeft hij voor Piet fopt Jan gebruikt. Van Owen Felltham leende hij uit de Resolves kleinere en grotere passages uit vier ‘resolves’: deze zijn samen goed voor ongeveer vijf pagina's.Ga naar eind26 Ook The English Theophrastus van Abel Boyer is inmiddels | |
[pagina 19]
| |
geen verrassende verschijning meer. Uit dat werk haalde Weyerman diverse paragrafen met zedekundige wijsheden die samen ruim vijf bladzijden vullen.Ga naar eind27 Voor Nederlandse spreekwoorden verwijst Weyerman in meerdere werken naar de Nederduitsche spreekwoorden van Carolus Tuinman, maar Piet fopt Jan bevat verscheidene gezegden in andere talen. Er is geen in het oog springend werk waar deze alle uit afkomstig zouden kunnen zijn.Ga naar eind28 Deze lijst van ontleningen is ongetwijfeld onvolledig. Zo vult Weyerman meer dan zeven van de laatste pagina's van Piet fopt Jan met het verhaal van de heilige Martialis van Limoges. Hij noemt hem echter Martial, wat een sterke vingerwijzing is dat hij een Franse bron gebruikte. Verder heb ik nog een hele reeks zedekundige uitweidingen uit Piet fopt Jan niet op buitenlandse bronnen kunnen herleiden. De conclusie moge duidelijk zijn: Weyerman hanteerde voor Piet fopt Jan een beproefd recept. Met vertalingen van de belangrijkste passages uit het boek van Montgeron als uitgangspunt associeerde hij er lustig op los, en hij gebruikte zijn boekenbezit om zijn invallen vlees en botten te geven. De hoofdstof in Piet fopt Jan komt uit Frankrijk, maar de diepere gedachten hebben een Engelse herkomst. | |
Vertaalde Weyerman het héle werk van Montgeron?Hierboven heb ik de mogelijkheid geopperd dat La verité des miracles werkelijk, zoals het impressum suggereert, door een collectief van Utrechtse boekhandelaren geproduceerd is, en dat zij Weyerman inschakelden om er een pamflet over te schrijven dat de verkoop van het boek moest stimuleren. Maar daarmee is niet het hele verhaal verteld. Eind 1737 en begin 1738 verscheen van La verité des miracles een tweedelige Nederlandse vertaling, De waarheid der mirakelen, met een overduidelijk vals ‘Keuls’ impressum.Ga naar eind29 De twee delen lijken het begin van een groot project te zijn geweest. Het formaat is octavo en bijgevolg zijn ze te klein om een vertaling van de volledige La verité des miracles te bevatten. Ze bevatten slechts het grote voorwerk en het eerste wonder (de genezing van Dom Alphonse de Palacios), de daarbij behorende stukken en verdediging, en een nieuwe versie op kleiner formaat van de twee prenten bij het eerste wonder. Zou deze uitgave óók een productie van het Utrechtse collectief kunnen zijn en heeft Weyerman er misschien de hand in gehad? De zinnen in Piet fopt Jan die uit La verité des miracles vertaald zijn en de corresponderende zinnen uit De waarheid der mirakelen zijn beide correcte vertalingen, maar ze verschillen dusdanig van elkaar dat het uitgesloten mag worden geacht dat hier één en dezelfde vertaler aan het werk geweest is. Ik volsta met één voorbeeld. Op p. 19 geeft Weyerman Montgerons beweegredenen weer, in diens eigen woorden: ‘Ik zal my bedienen van deszelfs eygene woorden uyt het Fransch vertaalt, en getrokken uyt het boek over welkers uytgaave hy thans gekerkert zit’. Hij benadrukt met dubbele aanhalingstekens aan het begin van elke regel dat hij letterlijk citeert. Hij begint zijn citaat met: Ik nam een besluyt, (zegt hy,) van zo dra als de Vacancy zou zyn gekomen, om in persoon alle dagen het graf van den Heer de Paris te gaan bezoeken, en met aandacht op alles te letten wat 'er zou omgaan. Ik was gezint om niets te gelooven als myn oogen.Ga naar eind30 | |
[pagina 20]
| |
In de ‘Keulse’ vertaling is dat geworden: alsdan nam ik voor, zo haast als de Viertyd van ons Parlement zoude gekoomen zyn, zelf alle dagen op het graf van den Heere Paris te gaan, om met aandagt op te merken al wat daar zoude geschieden, nimand dan myne eigene oogen daar toe betrouwende.Ga naar eind31 Het lijkt me dat Weyerman, al dan niet in nood, goed in staat was om zijn principes overboord te zetten, maar de Nederlandse vertaling van deze jansenistische tekst mag niet op zijn naam gezet worden. |
|