Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 40
(2017)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Het Sinterklaasfeest in de achttiende-eeuwse kinder- en jeugdliteratuur
| |
De invloed van de ReformatieSinterklaasfeest, met roe en zoetigheden. Prentje uit Vaderlandsche kindervreugd (1794), een uitgave van Kuiper, Van Vliet en Ten Brink, Amsterdam (Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties)
Zowel in de zeventiende als de achttiende eeuw is het sinterklaasfeest bijna uitsluitend een huiselijk feest. Met de Reformatie kwam er in de Nederlanden een eind aan dit feest als openbaar evenement, vanwege de grote druk van calvinistische predikanten op lokale overheden.Ga naar eind3 Zij wilden dat het feest helemaal werd verboden, want ze beschouwden het als een verfoeilijk katholiek verschijnsel (‘grouwelijcke afgoderijen’ en ‘sulcken vermaeck ende apenspel’)Ga naar eind4 en als het verwennen en bedriegen van de jeugd. Echter, echt katholiek vond men het sinterklaasfeest blijkbaar niet meer, want ook protestanten bleven het vieren, al kon dat alleen in huiselijke kring. Daar zongen de kinderen naar hartelust liedjes en genoten ze van snoepgoed, noten, appels, speelgoed en abc-boekjes, en de oudere jeugd daarbij nog van ridder- en liefdesromans. Schilderijen als | |
[pagina 150]
| |
‘Het Sint-Nicolaasfeest’ (ca. 1660) van Jan Steen, het blijspel Moortje (1617) van Gerbrand Adriaensz BrederoGa naar eind5 en kritische geschriften van zeventiende-eeuwse domineesGa naar eind6 tonen dat aan. Rondgangen, markten en andere openbare sinterklaasevenementen waren echter in vele steden niet meer toegestaan.Ga naar eind7 Sint Nicolaas (al in de zeventiende eeuw ook ‘Sinterclaes’ genoemd), vóór de Reformatie vaak door een scholier gespeeld, was vanaf circa 1600 bijna twee eeuwen noodgedwongen onzichtbaar (afgezien van een noten, appels of snoep strooiende hand), maar wel hoorbaar door zijn geklop op deuren en ramen en zijn indringend gevraag naar stoute kinderen. Door deze ontwikkelingen zou het tot ver in de achttiende eeuw duren, voordat Sint Nicolaas in beeld komt, niet alleen op koekplanken en in koekvorm,Ga naar eind8 maar ook in boeken en op prenten, speciaal voor de jeugd uitgegeven. Pas in de negentiende eeuw verscheen in werkelijkheid en op papier een zwarte dienaar bij de goedheiligman. | |
SinterklaasliedjesZoals vermeld, zongen kinderen in de zeventiende eeuw met Sinterklaas toepasselijke liedjes. We kennen enkele voorbeelden uit contemporaine liedbundels, vaak met muzieknotatie of -aanwijzingen, zoals: Sinter klaas, ô Heilge Man,
Trek je beste Tabbaart an;
En wil je me dan wat geven,
Zo dien ik je al men leven.Ga naar eind9
Een ander sinterklaasliedje vinden we, overigens afkeurend, geciteerd in een fel geschrift tegen het sinterklaasfeest:Ga naar eind10 Sinte Niclaes Bisschop,
goet heylich man;
Wilje wat in mijn Schoentje geeven,
Godt loont u dan.
Gheefftmen een Beurs met bellen,
Soo sal ickje niet meer quellen.
Soo langhe als het God geliefft,
Heb ik Sinte Niclaesjen lieff.
Het ligt voor de hand dat bovenstaande en soortgelijke liedjes ook in de achttiende eeuw ten gehore zijn gebracht. In Oude ende nieuwe geestelyke liedekens (1724) wordt Sint Nicolaas bezongen als de gulle gever voor mensen in nood, maar ook als heilige, ‘den knegt des Heeren’. Het is dus een religieus getint sinterklaaslied, dat in die liedbundel merkwaardig genoeg niet in liedvorm is afgedrukt: Komt kinders bly/ helpt my na d'oude Zeden/ Vieren den Feest-dag van Sinter Claes/
Ter goen [goeden] memorie/ van al 't geen hy dede/ Doen hy nog leefde op deze
plaets; Den Vriendt van Godt/ den knegt des Heeren/ komt al die Godt bemint/ Die
deugd besint/ Soekt hier de deugd/en tragt dat gyse vindt. [...] Geeft gelt en gaven
met u milde handen/ Geeft koussen/ schoenen/ De winter is na by/ Geeft kost en
| |
[pagina 151]
| |
kleederen/ Geeft alderhanden/ Geeft wol/ geeft webbe [weefsel]/ aen die zyn in ly
[aan hen die lijden]; En ons Patroon sal niet ondankbaer wese/ Sint Nicolaes/ Sal
voor broot/ voor kaes/ Voor u verwerven het Hemelsche solaes.Ga naar eind11
| |
‘Ik verlangh maer na een Broek’Behalve deze sinterklaasliedjes bestonden er in de zeventiende eeuw nog heel andere liedjes over Sint Nicolaas, bestemd voor huwbare jongeren om ter gelegenheid van het sinterklaasfeest te zingen. In deze, vaak licht erotische, liedjes vragen huwbare meisjes (soms ook jongens) dringend aan de goedheiligman om een huwelijkspartner, als ze daar zelf niet in slagen. Deze liedjes vinden hun oorsprong in een van de bekendste legenden over Sint Nicolaas. In dat verhaal voorkomt hij dat drie arme huwbare meisjes in de prostitutie gaan om op die manier hun bruidsschat te verdienen. Hij doet dat door goudstukken bij hen naar binnen te gooien. Ook in de achttiende eeuw komt dit soort liedjes voor, vaak met muzieknotatie, zoals in de anonieme liedbundel De gekroonde Utrechtze vreede (1718):Ga naar eind12 Vrystersklagt over Sint Niclaes
Tryntje heeft van Sint Niclaes,
Nu haer herten wens gekregen,
En ik als arme dwaes,
Ben en blyf gestaeg verlegen:
Waerom of hy niet aen myn
Alzo wel als onze Tryn
Myn beschikt een Iongman fyn?
Ik zou wel om een Ducaet,
Dat ik hem noch kon belezen,
Al waer 't slechts maer een Soldaet,
Want syn dag is weer verrezen.
En so hy 't ook niet en doet,
Wens ik hem, dat al het Roet:
Valt uyt d'Schoorsteen op syn Snoet.
Of hy myn Vygen en Koek
Schenkt, met Appels van Oranjen,
Ik verlangh maer na een Broek,
Die gevoerd is wel met Franjen.
Ik soek ander' Zoetigheyd
Als' er in de Suyker leyd,
Haest u of ik barst van spyt.
'k Ben ook alzo mooy als Tryn
En wat scheeld er aen myn Leden,
Neus en Aenzicht, Lipjes reyn,
'k Ben in alles welbesneden.
Blanke Hals, en Borsjes rond,
Lyf en Leden fris gezond,
Och! Niclaes ik ben gewond.
'k Hebb' myn goedje alles klaer,
Al soude ik so aenstonds Trouwen,
Want myn zwart' Zyde Zamaer,
Leyd daer toe al net gevouwen,
Fyne Strikken, Ringen mee,
Iongmans komt, ik ben al ree,
En verwacht u hier ter Stee.
Kan ik dan myn Levens tyd,
Niet aen Sinter Claes verwerven?
Dat ik ooyt sal syn gevryd,
So moet ik van hartzeer sterven,
Dan so wens ik dat de Vent:
Myn geen snuytzery meer send:
Noch hier ergens komt ontrent.
Indien ik dan sterven moet,
Sonder noyt een Man te krygen,
So wil ik op staende Voet,
Myn Graf Rympje t'zamen rygen,
Dat zal syn: Hier leyd de Maegd,
Die het nooyt en was gevraegd,
Hoe zeer dat sy heeft geklaegd.
| |
[pagina 152]
| |
St. Nicolaas Almanach voor het jaar 1766. Hetzelfde prentje werd gebruikt in de St. Nicolaas Almanach voor 1790, nu met een orangistisch rijmpje: ‘U komst geeft ons nu meer Behaagen/ dan die weleer in vroeger daagen/ dewijl nu Ouderdom en Jeugd/ draagt het Oranje tot hun vreugd’ (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)
In dit lied vinden we naast het smachten en wanhopen van de vrijster een aantal saillante details van het sinterklaasfeest: lekkers (vijgen, koek en sinaasappels of mandarijntjes), roet (Sinterklaas komt dus door de schoorsteen), ‘Sinter Claes’ (i.p.v. Sint Nicolaas) en cadeautjes (snuisterijen: kleine goedkope sieraden). | |
Kinder- en jeugdboekenVeel meer informatie over het sinterklaasfeest in de achttiende eeuw vinden we in de kinder- en jeugdboeken uit die tijd, maar die gegevens komen pas halverwege die eeuw te voorschijn. De eerste bron is - voor zover mij bekend - het Extra fraai kinder prent-boek (ca. 1760).Ga naar eind13 Er wordt geen auteur vermeld, maar op de titelpagina staan wel de namen van de makers van de houtsneden, namelijk Hendrik Numan en Christoffel van Sichem.Ga naar eind14 Dat kwam toen erg weinig voor. Het prentenboek is van kwarto formaat en ook dat is uitzonderlijk. De meeste prentenboeken van dit formaat werden pas halverwege de negentiende eeuw gedrukt. Het Extra fraai kinder prent-boek bestaat uit 25 paginagrote houtsneden, elk met een rijmpje eronder, voorstellende onder meer beroepen, kinderspelen en dieren. Aan het eind vinden we de zeven wereldwonderen in veel kleiner formaat afgebeeld, ook elk met een rijmpje eronder. Een van de onderwerpen is het sinterklaasfeest. We zien een prent van Numan met daarop een bakkerswinkel met kinderen die door twee grote vensters naar binnen staan te kijken. Door de open deur is het winkelinterieur te zien met op enkele planken koeken en harten. Eronder staat het volgende rijmpje: Sint Nicolaas-avond
Geen beter Avond, 't gantsche Jaar,
Dan nu den milden Klaasje-Vaêr,
Met Koek, Banket en Snuisteryen,
Zal 't jonge en oude Kind verblyen.
Een andere vroege bron is de anonieme St. Nicolaas Almanach, voor het jaar 1766.Ga naar eind15 Deze uitgave is bedoeld voor huwbare jongeren, maar ook voor volwassenen. Voorin staat een houtsnede met daarop een jeugdige ‘Sinter Klaas’ te | |
[pagina 153]
| |
paard die allerlei lekkers en geschenken, waaronder kolfstokken en hamers voor een balspel, voor de toegesnelde kinderen strooit. Het is zeer waarschijnlijk de eerste afbeelding van Sint Nicolaas in een boek voor de jeugd, een eerdere is althans tot nu niet gevonden. Ook hier vinden we een rijmpje: Hier doet ons Sinter Klaas weer aan zyn dag gedenken,
Nu hy de Kind're Koek en Marssepyn wil schenken.
Maar zagt houw en werpt geen suyker meer nog prik,
Een Jonge Juffer die begeert geen houte klik.Ga naar eind16
De boodschap is duidelijk: kinderen verlangen met Sinterklaas lekkers en speelgoed, maar jongedames willen graag in plaats daarvan een vlotte jongeman als levenspartner, zoals ook in de hiervoor besproken liedjes wordt vermeld. De afgebeelde jeugdige Sinterklaas doet vermoeden, dat jongeren weer voor Sinterklaas (mogen of durven) spelen. Verder vinden we in deze almanak niets over het sinterklaasfeest. | |
‘Ik laat mij niet zo ligt bedriegen’In sommige achttiende-eeuwse teksten voor de jeugd wordt duidelijk gesteld dat men kinderen niet op de mouw mag spelden, dat Sint Nicolaas nog bestaat. Wel moet hij beschouwd worden als hun lichtend voorbeeld. We lezen dat onder meer in Geschenk voor de jeugd (1783), een verzameling verhaaltjes en versjes voor oudere schoolkinderen. Daarin wordt in de helaas niet geïllustreerde ‘Historie van Sint Nikolaas’ spottend verteld, wat er op 6 december in Brabant plaatsvindt: Men weet, dat de Roomsche Kerk den vroomen Man [bisschop Nicolaas] tot eenen Sint, dat is, tot eenen Heiligen verklaard heeft, en deszelfs gedagtenis op den zesden December viert. En wat is er uit het een en ander daarna voortgesprooten? De gewoonte, dat de zoete kinders, op den vijfden December, 's avonds, hunne schoenen vóór het bed hunner ouderen en vrienden zetten, om er wat lekkers in te krygen: want men vertelt hun, dat sint nikolaas, 's nagts, op een paardje door den schoorsteen komt inryden, om hun dat te brengen. Zo heeft men immers ook al met u gedaan, toen gy niet wyzer waart? [...] Ook in bovenstaande tekst treffen we bekende sinterklaasgebruiken aan, maar uniek - en bij mijn weten tot nu toe onbekend - zijn de opmerkingen dat de goedheiligman met paard en al door de schoorsteen zal komen en dat hij in Brabant in die tijd fysiek (en niet als scholier) te paard vertrekt. Dat is vermoedelijk de eerste beschrijving van een in de werkelijkheid optredende Sint Nicolaas. Het lijkt mij zeer waarschijnlijk dat het overwegend katholiek gebleven Zuid-Nederland, dus zeer vertrouwd met processies en heiligenverering, voor het | |
[pagina 154]
| |
eerst Sint Nicolaas weer fysiek in het openbaar durfde te laten optreden. Boven de grote rivieren zou zo'n openbaar optreden tot halverwege de negentiende eeuw ondenkbaar blijven. Bijzonder en leuk is het feit dat in onze tijd de afgelopen jaren het vertrek (meestal per schip) van Sinterklaas plus gevolg op de morgen van de zesde december, onder de naam van ‘de uittocht’, ook wordt gespeeld, waarbij hij vrolijk wordt uitgewuifd en bedankt door de door hem verwende kleine gelovigen.Ga naar eind18 In het anonieme Vaderlandsche kindervreugd (1794)Ga naar eind19 worden acht feestdagen kort beschreven en afgebeeld. Op de afbeelding boven de berijmde tekst ‘Sint Nikolaas’ zien we, dat een jongetje een roe in zijn schoen heeft gekregen (zie p. 149). In het gedicht twijfelt de jongen (Piet) ook zeer aan het werkelijk bestaan van de oude kindervriend, maar hij wordt wel nadrukkelijk op de roe gewezen: Sint Nikolaas.
Was immer een heilig'
Bij kinderen bemind,
Gij, sint Nikolaas!
Houdt kindren te vrind;
Al doet uw naam hen beeven,
Gij komt toch lekkers geeven.
Maar onze slimme Piet
Zegt: ‘Ik geloof het niet,
Dat sint Niklaas
Aan IJ en Maas
En Merwe en Rhijn
Ter zelfder uur' zou zijn;
Al kon hij vliegen:
Ik laat mij niet zo ligt bedriegen.
De vaders en moeders,
De vrienden en voedersGa naar eind20
Der speelzieke jeugd,
Verschaffen ons lekkers en geeven ons
vreugd’.
Wel Pietjemaat! Dat 's gansch niet mis,
Maar schoon Niklaas zo welkom is
Bij kindren die met ijver leeren,
Gezeglijk zijn en de oudren eeren;
Wordt toch zijn dag een straffenstijd,
Voor kindren, zonder deugd of vlijt.
Laat dan uw doen dus altoos wezen,
Dat gij geen straffen hebt te vreezen;
Dat nooit geen roede uw oog verschrikk'.
Maar 't loon der deugd uw ziel verkwikk'.
Sinterklaas in het begin van de negentiende eeuw, nog zonder Zwarte Piet (zie p. 157). Ongedateerde prent nr. 100, Ziet bisschop Sint Niklaas, ó kindren hier te paard!, gedrukt door Joh. Noman in Zaltbommel (Rijksmuseum, Amsterdam)
| |
[pagina 155]
| |
Pseudo-sinterklaasboekenIn de achttiende eeuw verschenen kinderboeken met ‘Sint Nicolaas’ in de titel (zoals de bovengenoemde St. Nicolaas Almanach), maar die niet of nauwelijks sinterklaasboeken genoemd kunnen worden, omdat er (vrijwel) niets over Sint Nicolaas in voorkomt of wordt afgebeeld. Zo'n titel dient als lokkertje om ouders en andere familieleden ertoe te brengen het boekje voor hun (klein)kind, nichtje of neefje als sinterklaasgeschenk te kopen. Een goed voorbeeld is Het Sint Nicolaas figuurlyk en leerzaam A,B,C, boekje (ca. 1776), een leuk boekje dat echter niets over Sinterklaas bevat.Ga naar eind21 Sullige Sint op de kinderprent Jongens wilt uw hier vermaken/ Hier vind gy veel raare snaken (zie p. 156). Detail van prent nr. 54, verschenen in Amsterdam bij J. Kannewet rond 1770 (Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem)
Het St. Nikolaas geschenk voor Neerlandsch jeugd (ca. 1800) is eigenlijk ook geen echt sinterklaasboek, omdat in zeven van de acht berijmde anekdotes over brave en stoute kinderen het Sint-Nicolaasfeest slechts de aanleiding is om kinderen te prijzen of te kapittelen en elk gedicht met een zeer vrome moraal eindigt. Sint Nicolaas treedt er niet in op. Elke anekdote is voorzien van een afbeelding. Het boekje is anoniem verschenen, maar wordt toegeschreven aan kinderboekenschrijver Johannes Hazeu Cz. Een voorbeeld van zo'n anekdote: Loon naar werk
Kijk Zus lief! kijk eens van het Bed!
Wat staat op die Bureau?
Een heele mandvol met Banket!
Maar wat nog meer!... zie zoo!
Een Gart, die is voor U, ô ja,
Foei! ongehoorzaam kind,
Gij doet den wil niet van Mama,
Die ons zo teder mint:
Weet gij wel wat dat Vader zeid,
Dat onze lieve Heer,
De boosheid straft, foei! stoute Meid,
Gij zijt mijn Zus niet meer,....
Dan, schrei niet langer lieve Miê;
Ik blijf op u niet boos,
'k Ben, zo 'k bij u verbeetring zie,
Straks weer u lieve Koos.
Waarna een vrome moraal volgt over 's mensen stervensuur, dat - al naar gelang zijn leven - in ‘schittrend licht’ dan wel ‘helsch geween’ kan verkeren. | |
Duitse invloedIn de verhalenbundel Leerzaame bézigheden voor kinderen (1792) ‘naar het Hoogduitsch’ van Georg C. Claudius gaat het in het verhaal ‘De gelukkige verandering’ weliswaar over het kerstfeest, maar in de tweede druk van deze bundel (1809) is deze aanduiding overal vervangen door het woord ‘sinterklaasfeest’.Ga naar eind22 Ik citeer de eerste druk: | |
[pagina 156]
| |
Kerstmis kwam. Reeds eenige dagen te voren zagen de kinderen ménigvuldige toebereidzels, zonder dat zij egter iets meer hadden kunnen gewaar worden, dan: vader en moeder hebben ons veelerlei dingen laten maken, daar zij ons méde willen verrassen. Ja, zeide frans, alles zou wél zijn, en ik zou mij ook zeer verheugen: maar de kinderéter, de kinderéter. Door dit boekje wordt een kindereter, een angstaanjagend personage uit de Duitstalige folklore, in de Nederlandse folklore ingevoerd. Het is een kinderschrik, vaak ook ‘knecht Ruprecht’ of ‘Krampus’ genoemd, een boeman die de ondeugende jeugd slaat of dreigt met een roe, stok of bezem, of in een zak meeneemt. In sommige Duitstalige landstreken vergezelt hij het Christuskind en in andere Sankt Nikolaus. Sankt en knecht staan voor Goed en Kwaad, aanvankelijk voorgesteld als de heilige Nicolaas en de duivel. Leerzaame bézigheden voor kinderen is bij mijn weten het enige Nederlandstalige kinderboek waarin van een kindereter sprake is. Angstaanjagender kan het niet! | |
KinderprentenPrenten voor de jeugd verschenen in de Nederlanden vanaf circa 1650, maar het zou tot het laatste kwart van de achttiende eeuw duren, voordat Sint Nicolaas erop werd afgebeeld.Ga naar eind24 Meestal zien we hem op die prenten te paard in de straat en/of op het dak, strooiend met lekkers, vruchten en speelgoed, met een berijmde tekst erbij. Tekstschrijvers en prentmakers worden niet vermeld, maar uitgeversnamen wel, meestal met adres en al, want de prenten moeten natuurlijk wel verkocht worden. Deze zijn moeilijk te dateren, alleen de werkjaren van de uitgever ervan geven enige aanwijzingen, maar die worden uiteraard vager naarmate deze langer actief is geweest. De eerste afbeeldingen van Sint Nicolaas beslaan geen hele prenten, maar vormen er een onderdeel van. Zo is er een kinderprent, bestaande uit 36 kleine afbeeldingen met erboven het rijmpje: ‘Jongens wilt uw hier vermaken, hier vind gy heel raare snaken’ (ca. 1750).Ga naar eind25 Een van die ‘raare snaken’ (naast een harlekijn, een student (!) en een man met een bochel) is Sinterklaas te paard met onder zijn afbeelding het rijmpje ‘Elk is verblyd/ Als Sinter Klaas ryd’ (zie p. 155). Op | |
[pagina 157]
| |
het paard zit een sullige, kromme figuur met een mijter op en een zweep in zijn hand. Erg veel eerbied wekt hij niet op, integendeel! Uit dezelfde jaren stamt een kinderprent met onder meer een nar op een paard. Eronder staat: ‘Ons Nicolaas Goet Heylig Man/ Die van zijn Paard niet komen kan’. Ook hier wordt Sint Nicolaas duidelijk niet serieus genomen. Sint Nicolaas wordt wél respectvol voorgesteld op een handmatig gekleurde prent uit ca. 1800 (zie p. 154),Ga naar eind26 waar bovendien veel meer op te zien is: Ziet Bisschop Sint Niklaas, ó Kindren hier te Paard!
Hy was goed Kinds, goed Arms,Ga naar eind27 en blyft den Lof dus waard.
Dien gy hem toezingt, om syn gunsten te bekomen
Mits dat gy vlytig leert, of moogt Kastyding schromen.
We zien de goedheiligman driemaal: rijdend en strooiend op zijn paard door een straat van een stad met vele kinderen achter zich aan, en tweemaal op het dak: één keer te paard, strooiend in een schoorsteen, en één keer half uit (of in) de schoorsteen gaand. Een donkere dienaar is er nog niet bij, anders zou Sint Nicolaas niet zelf door de schoorsteen gaan. Uit de begeleidende tekst zou de lezer aanvankelijk kunnen opmaken, dat Sint Nicolaas niet meer leeft, maar aan het eind van het gedicht blijkt het tegenovergestelde: 't Was Myra's Bisschop, Nicolaas,
Gelyk een heilig Man beschreven,
Die wondren doen kon in zijn leven;
Acht zyne daden dan niet dwaas.
Hy was, om Menschen te bekeeren,
Milddaadig, gaf aan de Armen veel,
En voor de Jeugd was hy geheel
Gulhartig om haar Deugd te leeren.
Men eerde hem in Amsterdam
Voor meer dan viermaal honderd
Jaren,
Bewierookt tusschen Choorpilaren,
In de Oude Kerk [...]
Dus hoort men dan,
Den Kindren op zyn Feesttyd zingen:
ó Nicolaas! Goed, Heilig Man!
Zoo ziet men hem te Paard gezeten;
Al stortende uit een grooten zak,
Veel Appelen, Koek, Banketgebak,
Voor hen, die graag wat lekkers eeten,
Ook Speelgoed, Beugeltassen meê,
En Gespen, Koussen, Schoenen, Hoeden,
Handschoenen; maar daar by ook
Roeden
Voor elk stout Kind, indien 't misdeê.
Wat hy ten Schoorsteen door komt
storten
Vindt gy des morgens op zyn dag,
ó Kindren! met een bly gelach;
Men ziet 'er u den slaap om korten.
| |
Pseudo-sinterklazen en een pseudo-dienaarEen bijzonder verschijnsel zijn prenten waarop een voornaam wereldlijk personage te paard staat afgebeeld met een opschrift en/of rijmpje. Alleen uit de tekst blijkt dat het om Sint Nicolaas gaat. De uitgevers hebben onmiskenbaar gebruik gemaakt van oude houtblokken van prenten van hoogwaardigheidsbekleders als ruiters, die soms wat aangepast zijn en voorzien van een verklarend rijmpje. Een duidelijk voorbeeld is een losse prent uit circa 1800, voorstellende keizer Karel v met ernaast het volgende rijm:Ga naar eind28 | |
[pagina 158]
| |
Kindren, dit is Sinterklaas,
Schrik niet voor die nob'le Baas,
Dit 's de man daar koek en Vygen,
En banket van is te krygen;
Dit 's de Held, die op zyn tyd
Over dak en schoorsteen ryd,
Die Taaytaay met heele pakken,
Bessies deeg,Ga naar eind29 met volle zakken,
En nog ander lekkers heeft,
Dat hy aan de kind'ren geeft;
Als zy zoet zyn en braaf leeren,
Geeft hy al wat zy begeeren.
De prent van Karel v gaat terug op een serie houtsneden met vorstenportretten die in het midden van de zestiende eeuw werd uitgegeven door de Antwerpse prentmaker Hans Liefrinck (ca. 1518-1573). Curieus is ‘De nieuwe Sint Nicolaas-prent’,Ga naar eind30 voorstellende een deftig geklede en baardloze blanke heer te paard met naast hem staande een ander voornaam blank heerschap. Volgens de tekst gaat het hier om Sint Nicolaas en zijn dienaar: Hergebruik: een zestiende-eeuwse houtsnede van Karel V, opgevoerd als Sinterklaas. Uitgave van Barend Koene, Amsterdam, tussen 1814 en 1830 (Rijksmuseum, Amsterdam)
Sint nicolaas die speelt den Baas,
By Kinderen en by Menschen,
Hoe veel verlangen 'er na dien Klaas,
Welke altyd om hem wenschen.
De Kindren die met lust en vlyt
Hun best doen om te leeren,
| |
[pagina 159]
| |
Die loont hy met veel zoetigheid,
En ook met mooije Kleêren.
Zyn knecht lykt zelfs wel een Kaptein,
Dien hy last geeft te zoeken
Waar zoet of stoute Kindren zyn,
Die hy dan komt bezoeken.
Deze houtsnede met twee deftige heren is het spiegelbeeld van een gravure uit een Frans boek over de kunst van het paardrijden uit 1736.Ga naar eind31 De gravure is door de uitgever gebruikt om een Sint-Nicolaasprent te creëren en als zodanig te verkopen. Volgens sommige onderzoekers vinden we hier de oudste afbeelding van de dienaar van Sinterklaas.Ga naar eind32 Dat lijkt me niet juist. De deftige ruiter kan, vooral door het paard, misschien doorgaan voor Sint Nicolaas, immers ook een deftig heer (zie ook andere kinderprenten). Maar hoewel het bestaan van een dienaar bij Sint Nicolaas aannemelijk is (vergelijk met de buitenlandse maar wel erg angstaanjagende knecht Ruprecht in die tijd), komt een dienaar, donker of blank, tot in de negentiende eeuw nergens in de Sint-Nicolaas-iconografie voor.Ga naar eind33 Het is bovendien ongeloofwaardig dat we hier met een dienaar te maken hebben, want het staande personage ziet er helemaal niet uit als een dienaar en wordt in de tekst nota bene met ‘een Kaptein’ vergeleken. Louter zijn aanwezigheid op de prent bracht de tekstschrijver ertoe om een dienaar op te voeren. | |
Tot slotUit het bovenstaande blijkt dat de eeuwenoude traditie van de viering van het sinterklaasfeest in de achttiende eeuw gestaag voortgang vond. Vooral door het opvoedkundig aspect ervan ligt dat voor de hand: het gedrag van het kind bepaalt of het met Sinterklaas wordt beloond of gestraft. Huwbare jongeren trachtten in die tijd via Sint Nicolaas een huwelijkspartner te verwerven. In vergelijking met andere achttiende-eeuwse geschriften, zoals verhalen en toneelwerk, beeldende kunst en overheidsverordeningen, blijkt dat kinderprenten en -boeken de voornaamste bron voor de kennis van de Nederlandse sinterklaastraditie in de achttiende eeuw zijn. Helaas is niet of nauwelijks meer vast te stellen in welke omvang, met welke diversiteit en met welke intenties die traditie toen is gerealiseerd. De bibliografie van achttiende-eeuwse school- en kinderboeken van het echtpaar Buijnsters geeft aan, dat deze boeken heel weinig sinterklaasverhalen bevatten.Ga naar eind34 Er zal uiteraard materiaal verloren zijn gegaan, maar dan nog. Dit geringe aantal heeft te maken met het feit dat het overwegend ontspannende kinderboek pas laat in de achttiende eeuw ontstond en zich ontwikkelde. Maar ook waren Sinterklaas en zijn feest in de achttiende eeuw nog min of meer omstreden, zij het nu vanwege de ideeën van de Verlichting. Uit enkele van de hierboven geciteerde kinderboeken en uit kinderboeken van Petronella Moens blijkt dat de opvatting opgang maakte, dat men de jeugd niet wijs mag maken dat heksen, reuzen, kabouters en andere fantasiefiguren (dus ook Sint Nicolaas) echt bestaan.Ga naar eind35 Wel diende Sint Nicolaas de opgroeiende jeugd als voorbeeld van vroomheid en deugdzaamheid. En van een donkere dienaar in dienst van Sint Nicolaas is in de achttiende eeuw nog geen enkel spoor te vinden.Ga naar eind36 |
|