Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39
(2016)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
De vrolyke navorscher
| |
[pagina 194]
| |
De titel plaatst de campistische onderzoeker voor raadsels. Was hier sprake van een grap die het personeel van Hendrik Bosch, de Amsterdamse drukker van de Ontleeder, had uitgehaald? Waren de zetters dronken geweest toen ze met aflevering 5 bezig waren? En was er dan geen controle op het zet- en drukwerk, voordat het drukwerk de drukkerij verliet? En zijn er meer exemplaren van de Ontleeder waarin de Amsterdamsche Heremyt is opgenomen? Op de laatste vraag kunnen we bevestigend antwoorden. Jan Bruggeman en Jac Fuchs ontdekten onlangs dat het door Google gedigitaliseerde exemplaar van de Ontleeder, uit de UB Gent, eveneens de Amsterdamsche Heremyt bevat. Van dronkenschap of een eenmalig grapje van de zetters kon bijna geen sprake zijn. Blijft de vraag wat er in de drukkerij is voorgevallen. Om een voorbeeld te noemen: hoe kwam het personeel op het idee om de titel Amsterdamsche Heremyt te gebruiken? Dat het een samenvoeging is van de Amsterdamschen Hermes en de Doorzigtige Heremyt, is evident. Maar hoe konden de zetters in 1723 weten dat Weyerman in 1728, dus vijf jaar na dato, met nummer 1 van de Doorzigtige Heremyt uit zou komen? Enige duidelijkheid biedt wellicht de aanwezigheid van het titelvignet van de Amsterdamsche Heremyt in deel 3 van de Historie des pausdoms (p. 183), dat blijkens de titelpagina in 1728 is gedrukt voor de auteur. De drukker van dit werk is anoniem gebleven. Dit kan erop wijzen dat de Historie des pausdoms eveneens door Hendrik Bosch is gedrukt, maar ook dat Hendrik Bosch - of een andere, onbekende drukker/boekverkoper - in 1728 de bewuste aflevering 5 van de Ontleeder heeft bijgedrukt. Dat gebeurde wel vaker: als een deel niet meer in z'n geheel geleverd kon worden, werd het ontbrekende katern (in dit geval een aflevering) opnieuw gezet en gedrukt. Vergelijking van de bewuste aflevering van de Ontleeder met de Amsterdamsche Heremyt leert dat er inderdaad sprake is van ander zetsel. Bovendien verklaart het jaartal 1728 van de Historie des pausdoms hoe het komt dat de zetters gedacht hebben aan de Heremyt. Maar een verklaring voor de verwisseling van naam, titelvignet, volgnummer en paginering geeft dit alles niet. Had Hendrik Bosch soms niet meer de beschikking over het oorspronkelijke titelvignet van de Ontleeder en heeft hij daarop maar besloten alles volledig anders te doen? Mysterie.
rietje van vliet | |
Een joodse journalistSoms levert het lezen van lang verjaarde tijdschriftjaargangen aardige even lang vergeten ‘nieuwtjes’ op. Zo trof ik in de negende jaargang van het Maandblad Amstelodamum (1926) op p. 63 de volgende mededeling aan: In De Vrijdagavond van 3 Sept. 1926 wordt gewezen op een bundel feestgedichten bij het huwelijk van Benjamin Aboab Furtado en Lea Hallas op 15 Aug. 1742. Daarin wordt o.a. tot den bruidegom gezegd: | |
[pagina 195]
| |
‘Gij die de Haagsche en Leidsche Krant, Of de schrijver van dit stukje, Joh.C. B[reen], het met zijn interpretatie van Mercurius bij het rechte eind had? Lezers van de Mededelingen zullen in dit verband toch in de eerste plaats denken aan Mercurius als nieuwsbode. Maar wie weet verenigde Furtado als journalist beide Mercurius-functies in zich.
anna de haas | |
Terug naar de DuivelshoekOp mijn stukje over de Duivelshoek in de vorige aflevering van de Mededelingen (nr. 1, p. 29-35) kwamen een paar behartenswaardige reacties binnen. De eerste gaat over de betekenis van ‘hokken’ (p. 33). Neerlandicus Frits Booy vond het woord op internet in de betekenis ‘hoereren, boeleren, seksueel verkeer hebben’. Natuurlijk! Ik had het kunnen weten. Het manvolk kon er voor een krats - namelijk de prijs van een drieduitskoek - aan z'n gerief komen. Overigens kon men voor diezelfde prijs ook in Rotterdam hoereren (zie mijn noot 24). Mijn irritatie met de preutsheid van het wnt, waar dergelijke bijbetekenissen schitteren door afwezigheid, heeft hier de overhand gekregen. Net als het wnt vermeldt trouwens ook het Erotisch woordenboek (1977) alleen de negentiende-eeuwse bijbetekenis van het toen even schandelijk bevonden ‘ongehuwd samenwonen’. In dezelfde sfeer ligt een reactie betreffende Weyermans ‘kasteel St. Angelo’ (p. 33). Jac Fuchs oppert de mogelijkheid dat hij naar een bordeel verwijst. Aangezien Weyerman zijn woorden altijd zorgvuldig koos en bovendien een ongehoorde voorliefde voor dubbele bodems had, is dat zeer wel mogelijk. Sint Angelo was en is een burcht in Vaticaanstad, maar in vertaling zou het tegelijk kunnen verwijzen naar bijvoorbeeld een louche herberg die Engelenburcht heette. Ten slotte: Frits Booy wees me er ook op dat Verkade zijn ‘korsjes’ als ‘korstjes’ verkocht (noot 23) - het waren oorspronkelijk de afgesneden korsten van hun ontbijtkoek. Dat doet mijns inziens echter niets af aan mijn hypothese. Wie weet werden de negentiende-eeuwse ‘drieduits korsjes’ van Van Lennep & Ter Gouw en de dito ‘drieduitskoekjes’ die Hartsen aan de olifanten voerde op eenzelfde manier geproduceerd. We kunnen alleen constateren dat de drieduitskoek al in de achttiende eeuw een begrip was en dat het mogelijk de vroege voorloper van de kors(t)jes was.
anna de haas |