Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39
(2016)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |||||||||
De drukkers van Breda of wie drukte Weyermans eerste publicaties?
| |||||||||
Bibliografische inleidingOm te vermijden dat u, lezer, in uw bibliotheek op zoek moet gaan naar referentiewerken of oude afleveringen van de Mededelingen geef ik hieronder een beknopte bibliografische lijst van de edities waarover het in dit artikel zal gaan.Ga naar eind5 Om het verhaal niet te ingewikkeld te maken, negeren we hier voorlopig het bestaan van de ‘oerversie’, Den bedruefden Antwerpse courantier. Aan het eind van dit artikel komt deze bedroefde courantier weer op het toneel. | |||||||||
1 Besweering van den disperaten Antwerpsen courantier. Klucht-spel. Tot Brugge. By Jacob Bernaarts, boekdrukker 's landts van den vryen. 1705.
| |||||||||
2 Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage. Klugtspel. Te Gent.
| |||||||||
[pagina 139]
| |||||||||
| |||||||||
3 De gehoornde broeders ofte vrouwelyk bedrog. Klugtspel. t'Abdera. Op kosten van de confrérie.
| |||||||||
Niet gedrukt in Brugge of GentLaat dit duidelijk zijn: de kans dat de Besweering van den disperaten Antwerpsen courantier in 1705 verscheen ‘Tot Brugge, bij Jacob Bernaarts, boekdrukker s'landts van den vryen’ is nihil, net zoals het onmogelijk is dat Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage van de persen kwam ‘Te Gent’. Daarvoor is een aantal argumenten aan te dragen. In de eerste plaats wijst de spelling van ‘Bernaarts’ duidelijk in de richting van de Republiek. In de Zuidelijke Nederlanden werd de lange a in die periode (en nog lang daarna) bijna altijd als ‘ae’ gespeld. Karel Degryse heeft in de Mededelingen een aantal biografische gegevens verzameld over Jacob Bernaert, die zijn naam inderdaad niet enkel met ae, maar ook zonder s spelde.Ga naar eind10 Als drukker van het Brugse Vrije, het platteland rond Brugge dat een aparte status had binnen het graafschap Vlaanderen, was hij verantwoordelijk voor het drukwerk dat deze instelling nodig had. Dat betrof vooral ordonnanties en plakkaten, zoals Degryse ook aangaf. Wie Jacob Bernaert echter opzoekt in de STCV komt van een kale reis thuis: de databank heeft nog geen enkel werk van deze Brugse drukker opgenomen. Nu is de STCV nog verre van volledig, zeker voor de achttiende eeuw; een aantal jaar geleden zijn echter alle ‘Vlaamse’ oude drukken van de Brugse openbare bibliotheek in de STCV opgenomen. De Bernaertdrukken die Degryse vond, werden bewaard in het Brugse stadsarchief en dat depot werd niet uitgekamd door de STCV-bibliografen. Het betreft plakkaten, met andere woorden: eenblad-drukken. Ook de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (olim Stadsbibliotheek van Antwerpen), de Universiteitsbibliotheek van Gent en de Koninklijke Bibliotheek van Brussel vermelden in hun online catalogi geen drukwerken van Jacob Bernaert. Ook zijn zoon Jacob junior heeft maar weinig sporen nagelaten. Het is pas kleinzoon Franciscus Benedictus Bernaert die vanaf het midden van de achttiende eeuw opduikt in impressa van ‘echte’ boeken. | |||||||||
[pagina 140]
| |||||||||
Degryse gaf aan dat Jacob Bernaert geen onbelangrijke figuur was, dat hij in 1689/90 gouverneur was van het boekdrukkersgilde en in 1699 ook deken van de schoolmeesters. Dat Bernaert tegelijkertijd boekdrukker en schoolmeester was, laat al zien dat hij naast zijn drukkerij nog voldoende tijd had om les te geven. De drukkerij van Bernaert was eerder bescheiden en enkel toegerust om bescheiden drukwerk met een relatief kleine oplage te verzorgen. De kans dat hij in 1705 een heus boek in octavo van [8], 80 pagina's oftewel 5,5 vellen drukte, met andere woorden: 5,5 keer zo omvangrijk als zijn normale productie, is dus erg klein. Titelpagina van Weyerman, Besweering van den disperaten Antwerpsen courantier (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, sign. C 14517: 2)
Titelpagina van Weyerman, Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, sign. C 14517: 1)
Ook inhoudelijk is het niet denkbaar dat een drukker in de Spaanse Nederlanden het zou wagen om een toneelstuk te drukken waarin een collega zo opvallend te kijk gezet wordt. In tegenstelling tot de Republiek, waar censuur nauwelijks bestond en satire booming business was, hielden Zuid-Nederlandse boekdrukkers zich koest. Er waren strenge wetten op de boekdrukkunst van kracht, de verschillende overheden hielden de productie nauwlettend in het oog en ook de verschillende drukkersgilden waakten erover dat niemand uit de pas liep. Drukkers waren verplicht hun werken voor publicatie aan een geestelijke censor voor te leggen. Het is ondenkbaar dat zo'n censor niet in woede uitgebarsten zou zijn bij de allereerste tekstbladzijde van het boek, de opdracht ‘aan den seer dik en vetten heer Biberoni à Voragine, opperste van de congregatie van St. Alexius, anders genoemt Cellebroeders’. Zonder geestelijke approbatie kon een boek niet op legale wijze verschijnen. | |||||||||
[pagina 141]
| |||||||||
Titelpagina van Weyerman, De gehoornde broeders (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, C 14517: 3)
Waarom koos Weyerman (of zijn uitgever) voor de naam van deze relatief onbelangrijke Brugse drukker om de echte drukker van zijn eerste gepubliceerde toneelstuk te verhullen? In de eerste plaats was het vrij gebruikelijk dat satirische toneelstukken de satire doortrokken tot paratekstuele elementen zoals het impressum en het voorwoord. Het was dus niet zozeer de bedoeling om de ware identiteit van de drukker te verhullen, dan wel om de grap nog geslaagder te maken. In dat licht moet ook de keuze voor de verder nagenoeg onbekende drukker Bernaert gezien worden, meer bepaald de verwoording van Bernaerts officiële titel als ‘boekdrukker 's landts van den Vryen’. Voor Weyerman moet dit erg ironisch geklonken hebben: in de ogen van een reiziger uit de Republiek maakten de strenge perswetten in de Spaanse Nederlanden het net tot een land van de onvrijen... Een gelijkaardige argumentatie gaat op voor de eerste editie van Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage, waarvan het impressum eenvoudigweg ‘Te Gent’ zegt. Boekdrukkers waren verplicht hun naam op de titelpagina of in het colofon te vermelden, omdat ze verantwoordelijk gesteld konden worden voor de inhoud van hun boeken. Opnieuw is de inhoud zodanig dat het werk onmogelijk openlijk in de Zuidelijke Nederlanden gepubliceerd had kunnen worden. | |||||||||
Wel gedrukt in BredaHet is dus niet mogelijk dat deze twee eerste toneelstukken van Jacob Campo Weyerman in de Zuidelijke Nederlanden gedrukt zijn, zoals in het verleden ten onrechte is aangenomen. Dat brengt ons bij de vraag wie deze boeken dan wel gedrukt heeft. We keren terug naar Weyerman zelf, en zijn fameuze mededeling van ‘Drie blyspellen gedrukt te Breda. Twee deelen’. Als we de nummers i-ii in Ter Horsts bibliografie bekijken, betreft het de Disparaten courantier en de Brabantsche voyage; deze laatste editie bevat ook het stuk De gehoornde broeders ofte vrouwelyk bedrog. We hebben dus Weyermans eigen getuigenis dat deze drie blijspelen in twee delen in Breda gedrukt zijn - al mogen we daar misschien niet te veel op vertrouwen: Weyerman vertelde immers ook dat hijzelf in Breda geboren was, wat niet het geval is.Ga naar eind11 Bovendien meldt de titelpagina van het derde toneelstuk, De gehoornde broeders ofte vrouwelyk bedrog, dat het gedrukt is ‘t'Abdera, op kosten van de confrerie’. Dit derde stukje is dus ongetwijfeld in Breda gedrukt. Wanneer we nu | |||||||||
[pagina 142]
| |||||||||
deze titelpagina nog eens grondig bekijken, valt op dat daarop een houtsnede gebruikt wordt die een mand met bloemen voorstelt. Welnu, exact diezelfde houtsnede werd gebruikt op de titelpagina van de Brabantsche voyage. In zijn bibliografie rangschikte Ter Horst ze bovendien onder hetzelfde nummer: hij beschouwde de beide uitgaven als één geheel, wellicht omdat ze regelmatig samengebonden voorkomen. We hebben dus te maken met twee stukken in één deel, wat ons al aardig op weg zet naar de ‘drie blyspellen’ in ‘twee deelen’ waar Weyerman het later over heeft. De conclusie is duidelijk: in elk geval de Gehoornde broeders en de Brabantsche voyage komen uit hetzelfde - Bredase - atelier en wellicht is dat ook het geval voor de Disperaten courantier.
Er zijn nog meer argumenten aan te dragen voor een Bredase uitgave. Weyerman zelf getuigde later dat hij de Disperaten courantier in Breda schreef: Geduurende zyn [= Weyermans] verblyf te Breda, schreef den Antwerpsche Nieuwsschryver zulke onvergeeflyke Kouranten, dat hy de pen opnam, om dien onbesuisden Harmen, was 't doenlyk, te kittelen in een onbeschaafden styl. Ten dien einde schreef hy een Blyspel, getytelt, de bezweering van den desperaaten Antwerpschen Kourantier. Noch pende hy een tweede Spel, gedoopt, de Gehoornde Broeders, of het Vrouwelyk bedrog. En om het drietal op te maaken, Demokriets en Herakliets, Brabandsche Voyagie, in vyf Bedryven. Dat drietal Blyspellen wiert gedrukt te Breda, zonder den naam des Autheurs; een bewys van zyn onverschilligheid ontrent schriften van dien aart.Ga naar eind12 Het stuk werd waarschijnlijk ook in Breda opgevoerd, met Weyerman zelf in de hoofdrol.Ga naar eind13 Kortom: de hele ontstaansgeschiedenis van het stuk speelt zich af in Abdera, en niet in Antwerpen of een andere stad in de Zuidelijke Nederlanden. Deze vaststelling opent de weg naar een vraag die in veertig jaar onderzoek naar Weyerman nog niet is gesteld: wie is de Bredase boekdrukker die verantwoordelijk was voor het verwezenlijken van Weyermans literaire debuut? Volgens de Thesaurus, 1473-1800,Ga naar eind14 aangevuld met gegevens uit de stcn zijn er in die periode slechts twee boekdrukkers actief in Breda: Pieter Seldenslach en Cornelis Tessers. | |||||||||
Pieter SeldenslachPieter Seldenslach, geboren in 1666, stamde uit een drukkersgeslacht dat al aan het begin van de zeventiende eeuw in Breda actief was. Grootvader Jacobus Seldenslach was als boekdrukker in Antwerpen begonnen, waar hij volgens opgave in de STCV in 1620-1625 actief was. Pieters vader, Cornelis Seldenslach, werd aangesteld als gezworen drukker van de illustere school, een begeerde betrekking omdat ze een vaste stroom van opdrachten en inkomsten met zich meebracht.Ga naar eind15 Pieter volgde hem op rond 1703 en werd later benoemd tot stadsdrukker. Hoewel hij van zijn vader een goed uitgeruste drukkerij geërfd moet hebben, was hij als boekdrukker niet zo actief. Terwijl de stcn aan Cornelis Seldenslach 29 titels toekent, zijn van Pieter Seldenslach slechts drie titels bekend. Mogelijk heeft hij zich als stadsdrukker geconcentreerd op de gemak- | |||||||||
[pagina 143]
| |||||||||
kelijke en lucratieve plakkaten, die in de stcn niet opgenomen worden en vooral in archieven te vinden zijn. Eén van de drie door Seldenslach gepubliceerde boeken doet echter een belletje rinkelen. Het gaat om de Christelycke beweêgh-redenen tot een salige vreese (1703).Ga naar eind16 Hoewel het anoniem is, is de auteur bekend: het gaat om de katholieke priester Nicolaus van Milst, die door Weyerman meermaals voor schut werd gezet.Ga naar eind17 De boeken van Van Milst werden al in 1688 door Cornelis Seldenslach gedrukt.Ga naar eind18 Het is moeilijk om op basis hiervan conclusies te trekken, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat Weyerman zijn debuut toevertrouwde aan de drukker van een auteur die hij verafschuwde. Maar er zijn ook argumenten die voor Seldenslach pleiten, van familiale aard. De broer van Pieter, Jacob Seldenslach (1652-1735), was immers kunstschilder. In 1679 was hij uitgeweken naar Antwerpen, waar hij een jaar later in de leer ging bij Gaspar Verbruggen.Ga naar eind19 Het is bijzonder onwaarschijnlijk dat Weyerman deze Bredase bloemschilder in Antwerpen niet kende. Seldenslachs leraar Verbruggen was een rechtstreeks concurrent van Weyermans eigen leermeester Hardimé: ooit vochten ze zelfs een schildersduel uit.Ga naar eind20 In de Konst-schilders wordt over Jacob Seldenslach echter met geen woord gerept. Seldenslach schijnt ook nooit zelfstandig meester geworden te zijn. Vond Weyerman hem het vermelden niet waard? Deze beknopte analyse van het profiel van de Bredase boekdrukker Pieter Seldenslach geeft geen duidelijk antwoord op de vraag of hij al dan niet de drukker is geweest van Weyermans drie eerste toneelstukken. Indien er geen alternatief was geweest, hadden we hem misschien het voordeel van de twijfel gegeven en konden we de stukken voorlopig aan Seldenslach toeschrijven. Maar er is wel een alternatief. | |||||||||
Cornelis TessersDat alternatief is de boekdrukker Cornelis Tessers. In tegenstelling tot het geslacht Seldenslach was Tessers een self-made man. In 1692 wordt hij in Breda gemeld als boekverkoper en in 1702 blijkt hij ook een drukkerij te hebben - wat hem door de stedelijke overheid verboden wordt. Twee jaar later echter blijkt hij voor de carrière van boekdrukker gekozen te hebben en wordt hij aangesteld als stadsdrukker.Ga naar eind21 De productie van Tessers blijkt karig: de stcn kent slechts vijf titels, maar wel veelbelovende titels. Zo is er het toneelstuk De verliefde kokGa naar eind22 van Jan van Hoogstraten (1662-1736), diezelfde Jan van Hoogstraten die Weyerman in zijn prille schrijverscarrière een handje heeft geholpen.Ga naar eind23 Opvallend is ook het impressum: te Abdera!Ga naar eind24 Ongetwijfeld heeft Weyerman dus iets te maken gehad met dit toneelstuk van Van Hoogstraten, dat in Breda door Tessers gedrukt werd. Tessers zou tien jaar later nogmaals een stuk uitgeven in ‘Abdera’: een satire op een dichtende schilder, getiteld Lyris opper rym- en schilderbaaz niew opgestane brievenschryver, en nu volmaakt zw artekonstschrap er aan;t Y. Boert end heldendigt. Het impressum luidt ‘Te Abdera, by Kornelis Setsers stadsdrukker’.Ga naar eind25 De stcn vermeldt als jaartal 1714, maar het is niet duidelijk waarop dat gebaseerd is. Ook de auteur is onbekend: het gedicht werd ondertekend door ‘Bernardus Koulona’, waaronder men Jan van Hoogstraten of Joan de Haes vermoedt - maar | |||||||||
[pagina 144]
| |||||||||
niet Weyerman. Als onderwerp van de satire wordt de dichtende schilder Jan Goeree gesuggereerd. Ook een derde publicatie van Tessers kan aan Jan van Hoogstraten worden toegeschreven. Het betreft een voorbeeld van actualiteitspoëzie, een populair genre aan het begin van de achttiende eeuw waarbij dichters een belangrijke gebeurtenis als onderwerp van een heldendicht nemen. Het gedicht, gepubliceerd in 1704, draagt de titel Zegevuur over 'stands glorieuse veldtriomfen aen den Donauw, door den onverwinnelyken held, en hartog van Marlboroug.Ga naar eind26 De stcn neemt het op als anoniem, maar het gedicht is achteraan gesigneerd ‘J.v.H’; die initialen wijzen uiteraard op Jan van Hoogstraten.Ga naar eind27 Verschillende boekhistorici zijn er in het verleden in geslaagd om anoniem gedrukte werken toe te kennen aan een drukker op basis van de gebruikte ornamenten en sierinitialen. Helaas werden er in de uitgaven van Weyerman die hier ter tafel liggen geen sierinitialen gebruikt. Had de drukker er geen ter beschikking, vond hij of Weyerman ze niet mooi, of was het een doelbewuste strategie om niet ontmaskerd te worden? De beide titelpagina's dragen echter wel een ornament, waar tot nu toe geen aandacht aan besteed is. Op de titelpagina van de Besweering van den disperaten Antwerpsen courantier vinden we een ruwe houtsnede van een bloementuil - een subtiele verwijzing naar Weyermans oorspronkelijke stiel? Over de bloemenmand op de titelpagina van de Brabantsche voyage hebben we het al gehad. Hoogstratens Verliefde kok heeft wél sierinitialen en een heuse gravure op de titelpagina. Wat de gravure juist verbeeldt is onduidelijk - het lijkt op een schaal zeevruchten, met daarboven het motto ‘Suavis ubique’ (Alles is goed). De gravure is afkomstig uit een embleemboek: exact dezelfde gravure komt voor in een editie van het populaire Emblémes ou devises chrétiennes, in 1697 versehenen in Utrecht bij Anthony Schouten.Ga naar eind28 Hoe het koperplaatje in Breda belandde, is onbekend. Ook het Zegevuur over 'stands glorieuse veldtriomfen heeft geen typografische ornamenten of sierinitialen. Het is duidelijk dat Tessers in 1704 goede contacten onderhield met Van Hoogstraten, die in diezelfde periode Weyerman op weg hielp bij de publicatie van zijn eerste toneelstukken en lofdichten schreef voor Demokritus en Heraclitus Brabantsche voyage. Dat Weyerman Cornelis Tessers kende, is al eerder geconstateerd.Ga naar eind29 We nemen hier de gegevens van Peter Altena over: Weyerman vermeldde Tessers in zijn Konst-schilders (III, p. 277) als ‘Sieur Tesschers, den geweezen Stadsdrukker van Breda’. Ook in de Vrolyke Tuchtheer komt Tessers voor.Ga naar eind30 Daar onthult Weyerman dat de voormalige stadsdrukker zich schuldig had gemaakt aan valsemunterij, reden waarom hij in maart 1711 uit Breda naar Antwerpen vluchtte.Ga naar eind31 | |||||||||
Er is nog meerNa bovenstaande staat het vast dat Tessers de drukker is van Weyermans ‘Drie blyspellen gedrukt te Breda’. Toevallig ontdekte ik nog een ander anoniem drukje dat nu, gezien het gebruik van dezelfde houtsnede met fruitmand/bloementuil, aan Tessers kan worden toegeschreven en dus in de omgeving van Weyerman moet worden gesitueerd. Het betreft een vroege editie van het scabreuze mengelwerk Pans fluytje, ofte Heydens banket, blaazende loopjes met hoopjes en stukjes op krukjes: voor aapjes en knaapjes. Het impressum luidt heel | |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
beleefd: ‘t'Amsterdam, by Siwerd Vroegthuys, naast het Melk Meysje’. Het zal geen verrassing zijn dat Siwerd Vroegthuys nooit bestaan heeft. Titelpagina van Pans fluytje, ofte Heydens banket (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, C 172327)
Titelpagina van [Jan van Hoogstraten], Schimp- en hekeldigten (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, C 9065)
De eerste editie van Pans fluytje dateert van 1675.Ga naar eind32 In 1706 verscheen een nieuwe, uitgebreide editie gedrukt ‘t'Amsterdam, by Siwerd Vroegthus, naast het Melk Meysje’Ga naar eind33 en waarschijnlijk niet lang daarna verscheen de ongedateerde editie (met ‘Vroegthuys’ in plaats van ‘Vroegthus’) die ik nu toewijs aan de Bredase drukker Tessers.Ga naar eind34 In 1724 verscheen nog een laatste en zogezegd ‘39. druck, vermeerdert en verbetert’ (met ditmaal ‘Vroegthuis’ in het impressum)Ga naar eind35 Van den Brinck schreef de editie van 1706 op basis van een archiefvermelding toe aan de Amsterdamse drukker Jan Claesz ten Hoorn.Ga naar eind36 Nu is Jan Claesz ten Hoorn de broer van de Amsterdamse boekverkoper Timo-theus ten Hoorn, die zogezegd in 1698 (maar waarschijnlijk in 1707) als ‘Tyme van Nes te Hoorn’ een ander mengelwerk uitgaf, de Schimp- en hekeldigten.Ga naar eind37 Door Van Doorninck werd dit werk wel toegeschreven aan Jan van Hoogstraten.Ga naar eind38 Karel Bostoen vond archiefmateriaal dat bevestigde dat een aantal gedichten in de Schimp- en hekeldigten inderdaad uit Jan van Hoogstratens pen gevloeid is.Ga naar eind39 Maar niet alle verzen in de bundel zijn van Van Hoogstraten: Erik de Blauw ontdekte in de Schimp- en hekeldigten een satirisch huwelijksgedicht met de titel ‘Op een ongelyk paar trouwende te Abdera 1703' en een ander gedicht, ‘Uytvaart van Kobus neef of lieve Koobus te Abdera’ die hij op basis van het gebruik van ‘Abdera’ voor Breda beide toeschreef aan Weyerman.Ga naar eind40 Ook die hypothese wordt een stuk sterker nu we hebben vastgesteld dat Jan ten Hoorn en vermoedelijk zijn broer Timotheus een band hadden met Cornelis Tessers, en dus met Weyerman. Een ander gedicht dat in de Schimp- en hekeldigten voorkomt, is het lange ‘boertend heldendigt’ Lyris opper rym- en schilderbaaz niew opgestane brievenschryver dat hierboven al ter sprake kwam, en waarvan Cornelis Tessers de uitgever was. | |||||||||
[pagina 146]
| |||||||||
De ‘bedruefden courantier’Aan het begin van dit artikel heb ik laten weten voorlopig het bestaan te negeren van de ‘oerversie’ van de Disperaten courantier, getiteld Den bedruefden Antwerpse courantier. Ook dit stuk is, in weerwil van het impressum, niet gedrukt ‘Tot Antwerpen, by Henricus Aertssens’ en ook niet ‘vertoont op d'Eyermarkt in 't veur huys van Henricus Aartsen, courantier’. Jan Bruggeman heeft in 2000 uitgebreid aandacht besteed aan dit stuk en onomstotelijk bewezen dat het van de hand is van Weyerman.Ga naar eind41 De vraag wie het stuk gedrukt heeft, liet hij echter open. Bruggeman nam voetstoots aan dat de Besweering van den disperaten Antwerpsen courantier in 1705 bij Jacob Bernaarts in Brugge was verschenen, terwijl we nu weten dat het stuk in Breda gedrukt werd door Cornelis Tessers. Bruggeman ontdekte nog twee tot dan toe onbekende gedichten, gedrukt als broadsheet, waarin Hendrik Aertssens belachelijk gemaakt wordt en die hij ook aan Weyerman toeschreef: Pas d'Angleterre, pour le duc de Baviere en Den Antwerpsen courantier in den rouw, over 't verlies van zijne cousijn in de batailje van Hogstet.Ga naar eind42 Bij elk van deze gedichten vermeldt hij dat het impressum de naam van Hendrik Aertssens noemt, maar opnieuw: deze stukken kunnen onmogelijk in Antwerpen gedrukt zijn. Waarschijnlijk zijn ze eveneens in Breda bij Tessers gedrukt - Tessers had immers in hetzelfde jaar 1704 al een gelijkaardig, maar niet sarcastisch bedoeld stuk actualiteitspoëzie gedrukt, namelijk Jan van Hoogstratens Zegevuur over ‘slands glorieuse veldtriomfen. Heeft Weyerman dit gedicht willen parodiëren? | |||||||||
EpiloogHet is verwonderlijk dat Bruggeman in zijn speurtocht naar de vroegste gedichten van Weyerman volledig voorbijgaat aan het stuk met de titel Le duc de Baviere batu, Bas Jesus Mari! Op basis van het impressum, dat wederom Hendrik Aertssens vermeldt, gaat hij er kennelijk van uit dat dit een Antwerpse publicatie is die niets met Weyerman te maken heeft.Ga naar eind43 Uit al het bovenstaande kan echter worden opgemaakt dat, eens te meer, dit stuk onmogelijk in Antwerpen gedrukt kan zijn. Het is ongetwijfeld, samen met het ook door Bruggeman genoemde Tweede deel van Le duc de Baviere batu. Ba's Jesus Mari!, eveneens uit de pen van Jacob Campo Weyerman gevloeid en te Breda gedrukt. |
|