Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39
(2016)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Befaamd en berucht: de duivelshoek in Amsterdam
| |
[pagina 30]
| |
Kaart 1: plattegrond van schutterswijk 28, uit de zogenoemde Albrecht-atlas van omstreeks 1750. (Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties, Kaartencollectie, Hss. VI E 40)
2 Schaapesteeg 3 Land van Beloftensteeg [op kaart 2 Blindemanssteeg] 4 Suijkerbakkerssteeg 5 St. Pieterssteeg [op kaart 2 St. Pieterstraat] 6 Arend Bouwensteeg [op kaart 2 Houtsagerssteeg] | |
[pagina 31]
| |
C. Smit, wijnkoper, had toen een tapperij in de Schapensteeg. In 1795 runde een zekere Christina Beijerink De Schenkkan, een tapperij in de Blindemanssteeg. Kaart 2: Plattegrond van de Duivelshoek als weergegeven op de kaart voor Burgerwijk 28 van 1752. Voor afwijkende, eerdere benamingen zie legenda bij kaart 1. (Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties, HB KZL C 11, detail)
Legenda Duivelshoek: 16 Schapegang 17 (tussen Blindemanssteeg en Waalehoek) Sevestarresteeg 18 Lindeboomsgang 19 Diamant Slijpersgang 20 Diamantgang 21 Houtsagerssteeg 22 Bonte Kalfssteeg 23 Stroobosgang 24 Spaarpotsteeg De Korte Reguliersdwarsstraat hoort niet bij de Duivelshoek. Erg beschermd was de buurt niet. ‘Stadts Brand Emmers’ (aangegeven met een emmertje met hengsel en een letter) waren er niet in De Duivelshoek. Wel wat paardenstallen (in de Korte Reguliersdwarsstraat, de Schapensteeg en de St. Pietersstraat). Blijkens kaart 2 werd de buurt gedomineerd door ‘kamers’, op de kaart aangegeven met rondjes. Het is aannemelijk dat daarmee gedoeld wordt op huurkamers, mogelijk ook op logementen. De Duivelshoek stond immers bekend om zijn (vlottende) bevolking van armoedzaaiers en passanten, die niet meer dan een kamerhuur konden betalen. Opvallend is dat de kelders (aangegeven met een K) zich vooral aan de randen van de Duivelshoek bevinden. Kelders waren doorgaans de beruchtste, ellendigste onderkomens voor armoedzaaiers. Of is dat vooral een negentiende-eeuws fenomeen en duiden de K's op deze kaart alleen of vooral opslagkelders aan? Met de Botermarkt om de hoek is dat een goede mogelijkheid. | |
Bezoekers en bewonersDe namen van sommige gangen en stegen geven een idee van het soort bewoners, al moeten we wel bedenken dat zulke namen vaak hun oorsprong vonden in het beroep of bedrijf van één bewoner en dus zeker niet noodzakelijk golden | |
[pagina 32]
| |
voor de andere of latere bewoners. Niettemin geven ze een globale indruk van wat de bezoeker er kon verwachten: suikerbakkers, diamantslijpers, houtzagers. Andere namen lijken te duiden op daar (ooit) aanwezige herbergen, tapperijen of logementen: Land van Beloftensteeg, Bonte Kalfssteeg, Lindeboomsgang, Blindemanssteeg. Het fijne is er voorlopig niet van bekend. Wel zijn er enkele gevelstenen getraceerd die oorspronkelijk in de Duivelshoek te vinden waren. Zo sierden ‘D'3 swarte molle’ al in de zeventiende eeuw een geveltje in de Land van Beloftensteeg aan welke steen een der eigenaren, schipper Jan Teunisz Mol, vermoedelijk zijn naam ontleende. Uit dezelfde steeg is een gevelsteen met de afbeelding van een ‘turfvulster’ bekend. Minder duidelijk sprekende gevelstenen zijn overgeleverd uit de Blindemanssteeg en Suikerbakkerssteeg.Ga naar eind11 Van achttiende-eeuwers zijn alleen negatieve uitlatingen over de Duivelshoek-bewoners bekend. In 1730 gaf Weyerman een weinig verheffend ‘Konterfytsel in miniatur van den Duyvelshoek’.Ga naar eind12 In dat ‘Kanton aller euveldaaden’ bezocht hij onder meer ‘een doodelyk speelhuys, genaamt de zilvere vloot’, een gelegenheid waar men decennia later nog hoeren en banbrekers kon aantreffen.Ga naar eind13 Ook bezocht Weyerman er het ‘berucht speelhuys van Flipje en Krisje’. Daar treft hij ‘een getaande kat’ (de waardin), ‘nachtbacchanten’, ‘schanspluggen’ en slechte wijn. Een volgende uitspanning werd bevolkt door ‘valsche speelers, gaauwdieven, quakzalvers, beurzesnyders, en liedjeszangers’. Kortom, een ‘dievennest’. De meest geciteerde, dus bekendste beschrijving is echter die van Weyerman uit 1738: Den Duyvelshoek is een wyk tot Amsterdam, voor het grootste gedeelte bewoont by Gaauwdieven, Hoeren, Beurzesnyders, en diergelyk soort van Menschdoms onkruyden. Den Duyvelshoek kan in veele deelen worden vergeleeken by Drury Lane in Londen, de straat La Huchette te Parys, en het Walslant tot Vianen.Ga naar eind14 Ongetwijfeld kende Weyerman Drury Lane uit eigen waarneming, maar wat die Londense straat wel had en de Duivelshoek niet waren theaters, althans niet in de achttiende eeuw. Al is wel eens anders beweerd, ook de Botermarkt had toen geen theaters, behalve misschien illegale.Ga naar eind15 Die kwamen er pas in de negentiende eeuw. Tot de Franse tijd had de Amsterdamse Schouwburg officieel het monopolie op toneel in de stad en als de Schouwburg niet op handhaving daarvan toezag dan deden de scherpslijpers van de kerkeraad het wel.Ga naar eind16 Waarschijnlijk zijn de meer recente beschrijvingen van de bewoners van de buurt variaties op die van Weyerman, al of niet vermengd met details uit de al even negatieve beschrijvingen van negentiende-eeuwse auteurs, zoals die van de sociaal bewogen predikant J.A. Tours uit 1888: ‘Zwervers, bedelaars, verlaten vrouwen, reizende muziekanten, blinden met eene harmonica, kermisreizigers, kooplui, veedrijvers, modellen voor schilders, gewezen jonkheren en baronnen’. Of die van de schrijver Justus van Maurik uit 1901: ‘logementhouders of kroegjesbazen’, handelaars in ‘visch, fruit en allerlei consumptie-artikelen; [...] waarzegsters en horoscooptrekkers, [...] straatmuzikanten, orgelverhuurders of poppenkastvertoners’. Vroeger, vertelt hij, noemde men de bewoners ‘waerden, gelagzetters, reizende kooplieden, marskramers, speelluiden, rabauwen’.Ga naar eind17 De Duivelshoek is duidelijk nooit iets anders geweest dan een buurtje van armoedzaaiers. | |
[pagina 33]
| |
De slechte naam van de Duivelshoek werd ook gebruikt om bepaalde lieden in een even slecht daglicht te stellen door hen en hun (al of niet vermeend) duistere zaakjes daar te situeren. Toen Theodorus Rijswijck in Amsterdam in 1722 tot schepen werd verkozen, viel dat niet bij iedereen in goede aarde. Een anonymus kwalificeerde hem als ‘gauwdief’, ‘schurk’ en ‘gespuis’: ‘wat meent gy helsse Goden,/ dat maat van Duivelshoek ook tot den Raad te noden?’.Ga naar eind18 In 1729 maakte Weyerman gewag van ‘een uytmuntent aangezigt-veranderaar’ die ‘by middernacht zyn standplaats [houdt] in het Duyvelshoek in de Zilvere Vloot’. Daar kon men tussen middernacht en vier uur deze man ‘uyt het kasteel St. Angelo’ aantreffen, die ‘bloodaards, in helden, kamerkatten, in braave huysvrouwen, guyten, in wegwyzers [herstalt]’.Ga naar eind19 Vermoedelijk ging het om een rooms-katholieke functionaris. Wat Weyerman met die metamorfoses bedoelde is onduidelijk. Suggereerde hij dat de functionaris aflaten verkocht? Als de man dat al deed, dan hoogstwaarschijnlijk niet in de Duivelshoek. In dit geval moet de beschrijving geduid worden als anti-katholicisme, als louche context voor een katholieke functionaris. Wie aan de zwier ging in Amsterdam sloeg volgens Jan Willem Claus van Laar de Duivelshoek niet over: ‘zo liep men [...] van het een Speelhuys naa het ander, de Duyvelshoek en andere kitten niet vergeetende, maakende over al de brutaalste grappen’.Ga naar eind20 Ook de losgeslagen sujetten, wier tocht langs waarlijk alle duistere hoeken en gaten van de stad beschreven wordt in het lied ‘Op het zwendelaars leeven binnen Amsteldam’, komen terecht in de Duivelshoek: Helaas biedt het Woordenboek der Nederlandsche Taal in dit verband geen uitkomst wat betreft de achttiende-eeuwse betekenis van ‘hokken’Ga naar eind22 en al helemaal niet van de ‘drieduitskoek’. Waarschijnlijk was die koek een soort taaitaai, in de negentiende eeuw bekend als ‘drieduits-korsjes’.Ga naar eind23 Verwees ‘hokken’ naar de logementen in het buurtje en ‘drieduitskoek’ naar hun lage overnachtingsprijzen?Ga naar eind24 Duidelijk is dat het vertier en de bewoners van de Duivelshoek op de bodem van de sociale en economische schaal lagen. Specifieke bewoners, laat staan specifieke passanten, komen niet of nauwelijks boven dit sociale maaiveld uit. Wie er niet woonde was Pieter de Vos alias Klein Jan, de befaamde liedjeszanger en marskramer.Ga naar eind25 Het enige adres dat we (bij geruchte) van hem kennen, is de Geelvincksteeg en die ligt tegenover de Duivelshoek, aan de overkant van de Vijzelstraat. Wat niet wil zeggen dat hij in een betere buurt woonde. In de negentiende eeuw woonden er veel poppenspelers, van wie een enkeling er al in de achttiende eeuw te traceren is. Op 28 september 1792 ging de 25-jarige Joseph Cappert uit Napels in ondertrouw met een zekere Maria Louisa dAmaron uit Maastricht.Ga naar eind26 Cappert, of eigenlijk Capaldi, in feite afkomstig uit Picinisco,Ga naar eind27 woonde in de Blindemanssteeg, evenals zijn bruid en haar moeder Alida Denevel. Hij was muzikant, zou als Joseph Cabalt een bekend poppenspeler worden en de ‘vader’ van de Nederlandse Cabalt-clan, een negentiende- | |
[pagina 34]
| |
eeuwse familie van befaamde poppenspelers, die trouwens nog lang in de Duivelshoek bleef wonen. Met deze schaarse informatie in de hand wil ik maar zeggen: er is nog veel onderzoek te doen naar de Duivelshoek in de achttiende eeuw. |
|