A la mode
Van zwangerschapskleding tot galajapon
Leontine Kuijvenhoven-Groeneweg
Achttiende-eeuwse dames hadden meer informele kledingstukken dan heren. In huis en tijdens de kraamperiodes droegen ze een huisgewaad of deshabillé (ook negligé): een los vallende japon met open voorkant. Het kledingstuk had veel Franse benamingen, zoals contouche, robe à dos flottante, robe flottante, robe volante, saque of adriènne. Die laatste benaming was ontleend aan de komedie Adriènne, waarin de actrice madame Dancourt in 1703 een dergelijk los gewaad droeg toen ze uit het kraambed kwam. De schilder Antoine Watteau maakte schetsen van deze theaterkleding die, qua snit, driekwart van de achttiende eeuw de damesmode zou beheersen. Als u deze namen tegenkomt in de archieven of de literatuur, gaat het dus om dezelfde kledingstukken. Omdat het Franse hof (Lodewijk xiv, xv en xvi) de mode voorschreef, gebruikte men Franse benamingen. In de Republiek bezigde men het woord samaar.
De rugkant had vanaf beide schoudernaden twee diepe plooien die uitwaaierden naar de zoom en een sleepje vormden. Later duidde men dit ontwerp aan met plis de Watteau (zie illustratie). De mouwen waren aanvankelijk wijd en hadden horizontaal geplooide manchetten. De japonnen zijn een reactie op de stijve kleding tijdens de regering van Lodewijk xiv, hoewel Madame de Montespan toen al zo'n gewaad droeg als zwangerschapskledij.
Enkele jaren later stikte men de japon aan de zijnaden en achternaden in tot de modieuze robe (à la) française, herkenbaar aan de plooien aan de rugzijde. Deze robe evolueerde van huiskleding tot elegante damesjapon en galakledingstuk. Na ongeveer 1770, toen er andere ontwerpen in de mode kwamen, werd de robe française nog als hof- en galakleding gedragen.