Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 37
(2014)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Divertissement voor ‘melancholique humeuren’
| |
Wat wil Saturnus?Allereerst: waarom noemde Van der Gon zijn mercuur Saturnus? Omdat het allitereerde met Schiedam? Omdat ‘zaterdag’ naar Saturnus vernoemd was?Ga naar eind7 Omdat Saturnus zijn eigen kinderen verslond?Ga naar eind8 Dit laatste verbindt Van der Gon met het zoeken naar nieuwtjes, maar van dat verhaal worden we niet veel wijzer. Was Doedijns hierin zijn leidsman? Volgens Doedijns had het satirische ook ten doel ‘te temperen de melancholien van Saturnus’, sterker nog: ‘Een Mercuur moet zijn 'T Graf der Melancholien’ van zowel de schrijver als de lezer. Saturnus' uitspraak, dat zijn mercuur dient ‘tot divertissement van myn melancholique humeuren’, lijkt een echo van Doedijns.Ga naar eind9 Van der Gon noemt nog een reden: Elke Schryver van oud maake nieuws,Ga naar eind10 heeft zig in een vreemde gedaante vertoond; de een stak zig in de kleederen van Mercurius; een ander in Yris,Ga naar eind11 als de Lugt Bodin: maar den eene my wat te leugenagtig, en dat andere gecoleurde deerntie, my wat te krom zynde, blyf ik Saturnus, als een heydense God van de tyd; die de waarheit der dingen door de tyd ontdekt.Ga naar eind12 Anders dan Doedijns' Mercurius bevat Saturnus weinig Latijnse frasen, laat staan citaten. Het kan zijn dat Van der Gon zich kon vinden in de klachten van Doedijns' lezers over diens talloze onvertaalde citaten, maar evengoed (en waarschijnlijker) dat hij geen Latijn kende. Ook Frans komt weinig voor in de | |
[pagina 122]
| |
Het eerste Saturnus-logo (links) komt alleen voor in de laatste twee nummers (12 en 13) van de eerste reeks, uitgegeven bij Pieter de Vries. Het tweede siert de nummers 3 t/m 8 van de tweede reeks, uitgegeven bij Pieter van der Veer. Saturnus heeft, als god van de tijd, een zandloper op zijn hoofd en als god van de landbouw hanteert hij een sikkel. Als vader die zijn kinderen opat, zet hij zijn tanden in een van de slachtoffertjes (Collectie Koninklijke Bibliotheek).
Saturnus.Ga naar eind13 Hij houdt zich bij zijn ‘Moertjes taal’, zo verklaart hij gedecideerd, ‘want men kan 't 'er zoo wel in zeggen, als de Signjoriale Latinisten in hunne taal doen’.Ga naar eind14 Ook zal hij ‘geen uitgepikte, nog verhevene taal’ gebruiken, behalve wanneer hij ‘wat nieuws’ brengt, ‘'t geen met de eygenschap van een hooger trant over een komt’.Ga naar eind15 Met zijn Saturnus wil hij, gehuld in ‘het pak van Malle Egbert’ en een ‘gekskap’, de wereld wat ‘hekelen’.Ga naar eind16 Later belooft hij de lezer ‘kool [te] schaffen’, ‘Savooy kool, Moscovisse kool, Italiaanse blomkool, en andere soort meer’ (zoals ‘Britse Kool’), nu en dan opgediend met ‘een stuk rostbief, Een Noordse Gans, France Capoen, Duitse Ham, of Hollandse Worst’.Ga naar eind17 Maar eigenlijk deed hij dat steeds al. | |
PolitiekVan der Gon begon zijn Saturnus kort nadat de Spaanse Successieoorlog beëindigd was met de Vrede van Utrecht (11/12 april 1713). Daarmee was een interessante bron van nieuwtjes opgedroogd en hij zou dan ook vaak moeten volstaan met ‘oud maake nieuws’. Hiermee verwijst hij naar het eeuwige probleem van nieuwsweekbladen: ze kunnen het nieuws niet of hoogst zelden heet van de naald brengen. Min of meer actuele berichten betreffen bijvoorbeeld het gesteggel om Landau, een stad in de Palts die de Fransen in 1713 op de Duitsers ‘heroverden’,Ga naar eind18 de ziekte van de Engelse koningin AnnaGa naar eind19 en de onafhankelijkheidsstrijd van Catalonië die na de Vrede van Utrecht losbarstte.Ga naar eind20 Verder waren er berichten over de oorlogen van Rusland tegen Zweden en Turkije.Ga naar eind21 Vooral hield Saturnus zijn lezers op de hoogte van de gang van zaken rond de (katholieke) Engelse troonpretendent in ballingschap,Ga naar eind22 die als gevolg van de in Utrecht gesloten verdragen Parijs moest verlaten. Dat ging niet zomaar, vertelt Saturnus: | |
[pagina 123]
| |
[men bericht dat] den Pretendent van Engeland, over al Huys-vesting geweygerd word: arme genaamde Prinsie van Walles, zoo listig en wonderlijk voort gebragt, dog quaalijk opgevoed, je bent te beklaagen [...]. Mijn lieve Speel-pop der Jesuiten, ik vrees dat je op 't laast, nog het lootje zult leggen: ze ziender geen kans toe maat, om je te helpen.Ga naar eind23 Maar, zoals Saturnus concludeerde, ‘de Policie moet wel voldaan worden’. Dat was nogal opportunistisch gesproken want over het algemeen had Saturnus weinig op met ‘Policie’ (politiek): 't Is al een aardig Schepzeltje (dat Policietie), en bestaat in deze eygenschappen. Ze bedekt met een groot getal van gedienstigheden haare vyandschap, en heel aardig weet ze, onder de vriendschap de schelmstukken te verbergen: dog als 'er baan dan klaar [= vrij] is, spat ze met een gewisse slag heel schielyk uit en treft die ze raaken wil gevoelig.Ga naar eind24 Volgens Saturnus is ‘dat Policietie’ allesbehalve aardig, maar een ‘quaadaardig Monster’ dat ‘de Weereld geduurig overhoop wierp; en in bloed en vuur bracht’, een ‘Gedrocht vol helsche staatregels’, een ‘Dier’ dat ‘zich in alderley gedaantens formeerden; geduurig wat nieuws uit vond, om zichzelven te verryken, en overal het bedrog meê voerden’.Ga naar eind25 Vooral de Fransen zijn er goed in: ‘'k Geloof dat de Franse niet kakken, of se voeren de Policie meê’.Ga naar eind26 De Saturnus was uitgesproken anti-Frans en in het verlengde daarvan lag zijn antipathie tegen de aanhangers van de naar Frankrijk gevluchte Jacobus ii van Engeland en tegen de Tories, die deze jacobieten steunden. Daarin stond het blad allerminst alleen: de Vrede van Utrecht had in de Republiek het wantrouwen tegen de Fransen niet weggenomen.Ga naar eind27 | |
Religie‘De ware Godsdienst, zal ik, met een aanbiddelyke achtting, voorbygaan’, verzekert Van der Gon zijn lezers.Ga naar eind28 Echter, het katholieke geloof valt niet onder de ‘ware Godsdienst’ en hij geeft dan ook venijnig lucht aan zijn anti-katholicisme. Zo besteedt hij ruim een pagina aan de katholieke verering van relikwieën, een ‘aardsche lorrekraam’ waar men onzin verkoopt, zoals ‘de drie zuchten van Maria Magdaleene’ en ‘de Stem van Biliams Ezel in een eaux de la Reyne flesje’: dat ‘schemerd naar 't gebruik der Heydenen, [...] Saturnus houd 'er niet van’, heeft er ‘een afkeer’ van.Ga naar eind29 Was anti-katholicisme indertijd niet ongebruikelijk, gevoeliger lag het atheisme, waar een lezer Van der Gon van betichtte.Ga naar eind30 Aanleiding was waarschijnlijk de volgende passage in zijn ‘Saturnus aan den lezer’: ‘Wie dit volmaakte wezen, dat van eeuwigheit schynt (en die dit werk [nl. ‘de hollebollige Wereld’] zoo konstig onderhoud) is, kan ik in myn heydense kop niet begrypen’.Ga naar eind31 De lezer had dat (terecht?) opgevat als een ontkenning van of ten minste twijfel aan het bestaan van God, de Albestierder. Het is niet de enige mogelijk atheïstische passage in de Saturnus. Elders valt te lezen dat ‘de natuur’ - toentertijd een veelomvattend begrip - ‘een werkende, en onbegrypelijke kracht [is], die het Geheelal doorstraald, en schikt, tot dat | |
[pagina 124]
| |
einde, en oogmerk, als de eeuwigheit, in een onveranderlyke alwetendheit, voor de tyden, heeft gewilt dat het geschikt zoude worden’. Maar Saturnus wil daar niet verder op ingaan: men zou kunnen gaan denken dat hij ‘een Philozooph’ was, ofwel iemand die niet uitsluit dat de wereld en haar ordening niet van God gegeven zijn. Volgens hem is het ‘noch te vroeg, om je van die spys op te dissen’.Ga naar eind32 Nog weer later verklaart hij: de Wysbegeerte, in onze beseffinge, strekt zich uit, tot de kennisse van alderley dingen, die door de naturelyke redenen, kunnen geweten worden; en alle verdere oordeelen, van de onzichtbare zaken [...] zyn met onzekere, en verwarde redenkavelingen beset; [...] het leven ontbreekt ons, eer wy de minste ware reden der naturelyke dingen kunnen naspeuren.Ga naar eind33 Van der Gon lijkt toch iemand die Gods albestier niet voetstoots accepteerde. | |
De goede naam van particulierenDat mercuurschrijvers geacht werden zich niet uit te laten over specifieke personen, betekent niet dat ze dat ook niet deden. Meestal gebeurde dat echter zo verhuld, dat het voor ons moeilijk, vaak onmogelijk is te achterhalen wie de schrijver op het oog heeft. Wie was de ‘Huychelaar’, kennelijk al overleden, die wordt beschreven als gehad hebbende ‘een stadig gelaat, effe kleetje, korte hayren, en een klein befje, of dasje’?Ga naar eind34 Een predikant? ‘Romulus ab Altus’ daarentegen is herkenbaar als de etser Romeyn de Hooghe (1645-1708). Met diens dochter had Van der Gon in 1692 een affaire gehad, die door De Hooghes toedoen slecht was afgelopen.Ga naar eind35 Blijkbaar droeg Van der Gon hem dit nog altijd na. De Hooghe figureert in twee als droom gepresenteerde verhalen - een bekende literaire kunstgreep in satirische bladen en spectators. De eerste droom speelt zich af in een hemel, bevolkt door kluchtig gepresenteerde heidense goden (Apollo ‘op een Zonnewagentje, daar het Dauphyntje van Vrankryk meê speuld’, enzovoort), waar Cupido ‘in een zilververguld kakstoeltje’ zit te spelen met de Aretijnse (pornografische) prenten, ‘door Romelus Abaltus [...] heel konstig geëtst’.Ga naar eind36 De tweede droom voert Saturnus naar ‘de Hel, en de Elyzeesche Velden’, waar de drie Furieën ‘met vlammende zweepen [...] de zwervende Zielen’ tuchtigen. Onder hen ‘Romulus ab Altus’, bedekt ‘met gloeijende Plaatjes van Aretyn; en dito soort’. Er waren ‘wel dertig Beulen, die hem alle, om zyn gepleegde gruwelen, met helsche plagen pynigden’.Ga naar eind37 De (al of niet vermeende) verdorvenheid van De Hooghe was zeker sinds 1690 bijna spreekwoordelijkGa naar eind38 en in dat licht hebben de lezers van de Saturnus het verhaal waarschijnlijk gelezen. Als ze tenminste wisten wie hier bedoeld was. Wat ze zeker niet wisten, was dat Van der Gon een (oud) appeltje met hem te schillen had. Twee andere personen met wie Van der Gon het aan de stok krijgt, zijn zijn uitgever Pieter de Vries en de Amsterdamse drukker Jacobus van Egmont. In hun geval nam hij echter niet of nauwelijks de moeite zijn scheldpartijen op hen anoniem te houden. | |
Andere kostTussendoor krijgt de Saturnus-lezer nu en dan een lokaal hapje voorgezet, zoals een bericht over de aankomst van de Oost-Indische retourvloot.Ga naar eind39 Uit Helle- | |
[pagina 125]
| |
voetsluis wordt bericht over een dienstmaagd die beweerde dat de verdwenen hanen en hoenders van haar baas ‘in een Orcaan, door naar de lugt gevlogen zijn’. In werkelijkheid, zei Saturnus, had ze die echter ‘tot een Recreatie voor 'er Galant [...] aan 't Spit [...] gestooken’ en zelf was ze ook ‘een groot Liefhebster van een hoentie aan 't Spit’.Ga naar eind40 Die scabreuze hoender-beeldspraak gebruikt Saturnus ook in een bericht dat ‘van hier’ (Schiedam?) ‘twee Kippetjes, met Cupidoos vleugelties, in compagnie van twee Haanties die nog niet wel gespoort zijn, weg gevlogen’ zijn: ‘Indien 'er yemant, tot Amsterdam, of elders (daar men de Kippeties gewoonlijk kan vinden) komt te ontdekken; en in de pooten van haar Haanen weer brengt’, wacht hem of haar een beloning.Ga naar eind41 Over het geheel genomen is het aantal lokale berichten echter klein. Naast dit alles biedt Saturnus ook nog historische educatie, over bijvoorbeeld Catalonië, de ‘Tarters’ (‘uit de oude Schythen voortgesproten’), Sicilië, de Schotten.Ga naar eind42 Dergelijke uitweidingen geeft hij meestal naar aanleiding van een bericht uit de desbetreffende streken. | |
Een kort bestaanDe ruzie tussen Cornelis van der Gon en zijn eerste uitgever, Pieter de Vries, liep zodanig uit de hand, dat de Schiedamse burgemeesters zich genoodzaakt zagen in te grijpen. Op 6 januari 1714 riepen zij de twee op het matje en maanden hen ‘zich voortaan [...] te wachten van malkander met schrijven noch in faam noch in naam te deren’.Ga naar eind43 Mogelijk hadden de heren boze pamfletten tegen elkaar geschreven, maar daar is niets over bekend. Wel had Van der Gon in latereIn 1714 gebruikte Pieter de Vries dit drukkersvignet in zijn uitgave van Mirra, treurspel van Kornelis Boon. Zou hij hiermee een lange neus hebben gemaakt naar Van der Gon, die hem het jaar daarvoor in de Schiedamse Saturnus een paar keer ‘'s Winters Vriest 't’ had genoemd? Enige jaren later gebruikte De Vries het vignet nogmaals, maar nu met de tekst ‘Altyd Vriest het’, in deel 1 van Boons Ilias-vertaling (Bijzondere Collecties, UvA: O 60-114).
| |
[pagina 126]
| |
Saturnus-nummers zijn vroegere uitgever flink uitgescholden en uitgemaakt voor ‘Gauwdiefs-drukker’, ‘schoft’ en ‘Liedjes-drukker van turelure’.Ga naar eind44 Twee dagen later intervenieerden de burgemeesters nogmaals: Van der Gon moest De Vries de geleende boeken teruggevenGa naar eind45 en De Vries moest Van der Gon de zes gulden te betalen waar deze recht op had - mogelijk de betaling voor de kopij van de laatste twee bij De Vries verschenen afleveringen. Was het toeval dat op die dag, 8 januari 1714, de allerlaatste Saturnus verscheen? Voorzover bekend heeft de Schiedamse Saturnus geen ‘Nachleben’ gehad en het is ook maar de vraag of het als satirisch blad wel geslaagd was. Van der Gon had eigenlijk niet de gave van het satirische woord; hij klinkt eerder verongelijkt en soms wat bozig. In 1720 verwaardigde Jacob Campo Weyerman, de meester van het satirische tijdschrift, zich enkele publicitaire ‘voorzaten’ te vermelden, waaronder de ‘Rotterdamschen Saturnus’ of ‘Saturnus’. Het is onbewijsbaar, maar zeer waarschijnlijk doelde hij daarmee op de Schiedamse Saturnus. Trouwens, andere Saturnussen zijn niet bekend. Voor die voorzaten had Weyerman weinig achting en hij suggereerde dat ze niet langer ‘op de wieken van de Faam’ zouden zweven dan ‘een gekwetste Arent van Pallas op zyne door kruit en loot gebroken uilspennen’.Ga naar eind46 De vlucht van Van der Gons Saturnus is inderdaad kort en roemloos geweest. |
|