Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 37
(2014)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
‘Een stinkende ruiker’: Adriaan Koerbaghs Bloemhof van allerlei lieflijkheid sonder verdriet (1668)Ga naar eind*
| |
[pagina 59]
| |
met versoeck dat sulck een lastermont en penne door haer autoriteijt mochten werden ingetoomt.Ga naar eind3 ‘Wozu der Lärm’ van de kant van de predikanten? Volgen nu enkele godslasterlijke krentjes uit de pap. Over een van de meest centrale christelijke dogma's, dat van de Triniteit, noteert Adriaan Koerbagh: De Godsgeleerden gebruyken dit woord inde Godsgeleertheyd, en seggen datter dry persoonen, selfstandigheden, zijn in't Goddelijk wesen: daar het gantsche geheel al maar een selfstandigheyd uyt maakt. Dog het selve is seer ongerijmt en ook buyten de schrift [...] gelijk een ieder, die maar een redelijk oordeel, bevrijd van vooroordeel heeft, ligtelijk merken kan. (p. 632) Over de Verlosser, Jezus Christus, merkt Koerbagh op dat de naam in het Hebreeuws een normale naam is, ‘Jehoschuan’ [sic], en dat die weliswaar ‘behouder’ betekent maar: ... dat hy onse behouder soude zijn, om dat hy ons met sijn bloedvergieten heeft verlost van alle onse sonden, en daar door voor de selven volkomentlijk heeft voldaan en betaalt, sijn stellingen buyten de schrift, en ook tegen de waarheyd. (p. 663-664) Deze verzoeningsleer werd zoals bekend door de Socinianen verworpen. Als uitsmijter meldt Koerbagh nog bij dit lemma: ‘Wie eygentlijk de vader van dese Behouder is geweest, en weet men niet’ (p. 663). Toch was het doel van ook dit lexicon een uitleg van vreemde woorden te bieden op allerlei terreinen, zoals al op de enigszins programmatische titelpagina wordt aangekondigd, want Bloemhof biedt de lezer:
Een ligt schijnende in duistere plaatsen. (Museum Meermanno, Den Haag: vii d 2)
| |
[pagina 60]
| |
een vertaaling en uytlegging van al de Hebreusche, Grieksche, Latijnse, Franse, en andere vreemde bastaart-woorden en wijsen van spreeken, die ('t welck te beklaagen is) soo inde Godsgeleertheyd, regtsgeleertheyd, geneeskonst, als in andere konsten en weetenschappen, en ook in het dagelijks gebruyk van spreeken, inde Nederduytse taal gebruykt worden. Helaas lijkt bijna niemand het lexicon op die manier te hebben gebruikt.Ga naar eind4 Vanwege de trammelant naar aanleiding van de aanstootgevende lemmata op het gebied van de theologie in Bloemhof nam Koerbagh de benen naar de vrijplaats Culemborg waar hij leefde onder de aangenomen naam van Pieter Wilte. Maar hij hield zich daar niet stil, want tijdens zijn onderduik probeerde hij met hulp van zijn broer Johannes en hun beider vriend Abraham van Berckel, de vertaler van Hobbes' Leviathan, in Utrecht Een ligt schijnende in duistere plaatsen te laten drukken. Over Een ligt heeft Michiel Wielema droogjes opgemerkt dat het boek een nogal lange productietijd heeft gekend, namelijk meer dan drie eeuwen.Ga naar eind5 De drukker van Een ligt besloot na katern K de kopij over te dragen aan de autoriteiten (mogelijkerwijs indachtig het plakkaat van 1653 dat Sociniaanse en andere ketterse boeken ten strengste verbood en het produceren en verspreiden ervan zwaar bestrafte. Zeker is dat de drukker van Bloemhof, Herman Aeltsz, in juni 1668 een forse geldboete van 630 gulden kreeg opgelegd voor het drukken van dit werk). De lemmata in Bloemhof die door de kerkeraad als godslasterlijk werden beschouwd zijn als het ware een voorproefje van wat Een ligt biedt: dit laatste werk is een doorlopend betoog voor het invoeren van een redelijke godsdienst en voor het verlichten van het volk door het ervan te doordringen dat ze door de predikantenkaste bij voorkeur dom en bijgelovig worden gehouden. Van Een ligt zijn nog twee exemplaren overgebleven: beide bevatten de gedrukte tekst tot en met katern K en een afschrift van de rest van de kopij - mogelijk werden deze exemplaren vervaardigd om als bewijsstukken ten behoeve van het proces te dienen. Ze bevinden zich in Museum Meermanno - een derde exemplaar, in Berlijn, dat blijkbaar alleen de gedrukte tekst bevatte, staat nu te boek als ‘Kriegsverlust’. Het verhaal van Koerbaghs arrestatie, berechting en uiteindelijke veroordeling in de zomer van 1668 is genoegzaam bekend. Hij stierf in september 1669 na iets meer dan twaalf maanden van zijn tienjarige gevangenisstraf te hebben uitgezeten. Bloemhof en de auteur hebben dan al furore gemaakt: in het jaar van Koerbaghs dood maakt een Duitse ‘rasender Reporter’ uit Jena onder de naam Johannes Praetorius (de gelatiniseerde naam van Hans Schultze) melding van de gebeurtenissen in een aflevering van zijn Zodiacus Mercurialis: Es ist nun auch etwas anders von neuen Erfindungen aufzuführen. Als hatte in Febr. in Holland ein böser Jurist oder Atheist, Namens Adrian Koerbach, ein Dictionarium ausgehen lassen, welches unterm namen Lust-Hof [in de marge: Ein Atheist] mit denen ärgsten Beschimpfungen der heiligen Schrift erfüllet ist; solch Buch aber ist zum Feuer condemnirt, der Autor drüber auch flüchtig, sein Bruder und Drücker aber ins Gefängnis geworffen, und allen Buchhändlern bey höchster Straffe verboten worden, [i.m. Ein böss Dictionarium] solch läster Buch nicht zu verkauffen. Drauff vernahm man, dass der Gotteslästerliche Mensch ein Medicus seyn wollen, der der | |
[pagina 61]
| |
Jugend den abscheulichen Atheismum einflössen wollen: Dafür war er zu Amsterdam ausgeforschet, an seinen Gütern hart gestrafft, und auf 10. Jahr lang ins Raspoder Zuchthaus condemniret werden. VIrIMprVDens & errans CogItat stVLta.Ga naar eind6 Niet alles klopt van wat onze verslaggever beweert, maar de vroege aandacht in het buurland is opmerkelijk. De aantekeningen die schepen Hans Bontemantel bijhield van het verhoor van Adriaan Koerbagh en de deliberaties over hoe Bloemhof moest worden aangepakt - Een ligt was al effectief onderdrukt - geven aan dat het boek niet verbrand werd. Dit gebeurde wel eens met verderfelijke boeken om een voorbeeld aan de goegemeente te stellen, en het is ook in de legendevorming rond Bloemhof als vaststaand gegeven opgenomen. In het geval van Bloemhof was het duidelijk de bedoeling dat het boek liefst zo stilletjes mogelijk uit de publieke belangstelling zou verdwijnen - de schout had ook al de in Koerbaghs woonhuis nog aanwezige exemplaren geconfisqueerd.
Een ligt schijnende in duistere plaatsen. (Museum Meermanno, Den Haag: vii d 1)
Bloemhof is daarom ook altijd door antiquaren en ook door trotse eigenaren als ‘zeer zeldzaam’ aangemerkt. In de achttiende eeuw verwezen verzamelaars graag naar een werk als Johannes Vogts Catalogus historico-criticus librorum rariorum (1738), dat Bloemhof kwalificeerde als een ‘liber summus rarus et pessimus blasphemus atheisticus’. Dat wekt natuurlijk de nieuwsgierigheid: wat is het overlevingspercentage van een werk waarvan een deel van de oplage vrijwel direct in beslag is genomen? Het is niet bekend wat de oplage is geweest van Bloemhof, dat volgens het impressum op kosten van Adriaen Koerbagh zelf is gedrukt.Ga naar eind7 Maar als we uitgaan van een gemiddelde oplage van 500 tot 700 exemplaren, dan is de ‘survival rate’ van Bloemhof aanzienlijk: tot nu toe heb ik rond de 70 exemplaren kunnen traceren, in binnen- en buitenland. Ongeveer de helft ervan bevindt zich in Nederland, in openbare maar ook in particuliere collecties; de andere helft in Europa, de VS en Israël, en van die buitenlandse exemplaren bevinden zich er weer meer dan tien in Duitsland, waar ook die vroege belangstelling voor Koerbagh is gedocumenteerd. Eveneens in het oosterbuurland werden aan- | |
[pagina 62]
| |
stootgevende lemmata uit Bloemhof al in 1714 in de Unschuldige Nachrichten van de lutheraan Valentin Ernst Löscher in vertaling aangeboden - die waren hem aangeleverd door de verzamelaar Zacharias Conrad von Uffenbach, die zelf uiteraard ook een exemplaar in zijn bezit had. In diens catalogus is Bloemhof opgenomen onder de rubriek atheïstische boeken. Het lexicon was in de eerste helft van de achttiende eeuw dus duidelijk een geliefd verzamelobject voor verzamelaars van ‘libri prohibiti’, en dat zal een deel van de opmerkelijk hoge overleving verklaren. Toch heb ik ook drie vroege eigenaren van Bloemhof kunnen noteren, uit 1669, 1670 en 1673, die dus onbekommerd hun naam in dit door de orthodoxie zo verketterde boek hebben gezet. Ten slotte: digitalisering is een groot goed, maar autopsie van fysieke exemplaren is natuurlijk onontbeerlijk bij het samenstellen van een census. Een deel van de receptiegeschiedenis van een omstreden werk als dit krijgt meer reliëf door het bekijken van alle overgeleverde exemplaren, die in dit geval veelal annotaties en ook indices van aanstootgevende lemmata bevatten. Het oordeel over Adriaan Koerbagh en zijn werk is zoals te verwachten valt in de regel niet positief: ‘Siedt het uijtbraecksel der Helle in de volgende woorden’, staat er boven de index in het exemplaar uit de Athenaeumbibliotheek in Deventer te lezen, en ook: ‘Hoe stinct dien ruijker uyt desche Bloemhof’. Tot slot geeft de annotator van dit exemplaar nog een biografische trap na: ‘Obijt monstrum hoc atheismi in Ergasterio marium Amstelodami. Sepultum 15 octob[ris] 1669 in novam Templo’ - dit atheïstisch monster stierf in het Rasphuis en werd op 15 oktober begraven in de Nieuwe Kerk. Deze aantekening zal uit de tweede helft van de achttiende eeuw stammen,Ga naar eind8 en Koerbagh is dan nog steeds de verderfelijke atheïst. Pas in 1821 schrijft bibliograaf en bibliothecaris Friedrich Adolf Ebert - weer een Duitse auteur - in zijn als exemplarisch te boek staande Allgemeines biographisches Lexicon: ‘Dem Vf. bekam sein übertriebner Purismus schlecht. Die Hochmögenden setzten ihn auf lebenslang ins Zuchthaus u. confiscirten sein Buch. Heut zu Tage ist man toleranter’.
Ik eindig graag met een oproep aan de lezer: weet u van een exemplaar van Nieuw woorden-boek der regten, Bloemhof of - wer weiss - Een ligt? Meldt het mij, alles wordt onder dankzegging opgenomen in de census van werken van Koerbagh die ik voorbereid. |
|