Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 35
(2012)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
De val van Hattem en Elburg (1786) in de patriotse en de prinsgezinde pers
| |
Gewapende interventieHattem en Elburg werden in september 1786 het brandpunt van het conflict tussen patriotten en prinsgezinden. Hattem had een jaar eerder van de stadhouder geëist haar eigen raadsleden en magistraten te mogen kiezen. De overwegend patriotse stad wilde geen prinsgezinde op het kussen en de stadhouder wenste geen patriot aan te stellen. Hierdoor zat Hattem tussen juli 1785 en oktober 1786 zonder raadsleden. De 23-jarige jurist Herman Willem Daendels was kapitein van het Hattemse exercitiegenootschap en de leider van het plaatselijke verzet tegen de stadhouder. In zowel Hattem als Elburg werden tot halverwege de achttiende eeuw raadsleden en ambtsdragers door de burgers zelf gekozen. De herinnering hieraan leefde nog sterk en beïnvloedde de gang van zaken tijdens de patriottenopstand.Ga naar eind7 In Elburg weigerde de magistraat een publicatie af te kondigen, die het onmogelijk maakte rekesten in te dienen bij de Staten van Gelderland. Juist de patriotten plachten zulke verzoekschriften te gebruiken als agitatiemiddel. De Elburgse weigering zou in normale omstandigheden geen aanleiding zijn geweest voor een gewapend ingrijpen. In de gepolariseerde omstandigheden van 1786 was ze dat wel.Ga naar eind8 | |
[pagina 150]
| |
In augustus besloten de Gelderse Staten en Willem v dat de twee steden te ver waren gegaan. Terwijl de strafexpeditie werd voorbereid, stuurden Hattem en Elburg brieven het land in om steun te werven tegen de komende aanval. In Kampen, Deventer en Zwolle gaven meer dan zeshonderd mensen gehoor aan de oproep. Ook gingen vele tientallen leden van vrijkorpsen en exercitiegenootschappen uit Gelderland, Overijssel, Drenthe en zelfs Holland op weg naar de twee bedreigde stadjes.Ga naar eind9 Ondanks de hulp van elders werden Hattem en Elburg op 5 september 1786 door de stadhouderlijke troepen moeiteloos onder de voet gelopen. De aanvallende soldaten waren veel beter uitgerust dan de verdedigende patriotten. Bovendien waren de verdedigingswerken dermate vervallen dat ze in feite onverdedigbaar waren. Elburg werd zelfs al door het overgrote deel van de patriotten verlaten, voordat de vijand in zicht was. In Hattem werd enige tegenstand geboden en werden enkele schoten gewisseld, maar al gauw namen Daendels' troepen de benen. Het innemen van de steden ging gepaard met plunderingen en misdragingen van de stadhouderlijke troepen. De Staten van Gelderland kwamen achteraf met een aanbod van schadevergoeding en amnestie, maar de ongunstige voorwaarden maakten die regelingen weinig aantrekkelijk. Niettemin keerden de meeste gevluchte patriotten na verloop van tijd terug naar hun woonplaats.Ga naar eind10 | |
Patriotse krantenIn alle onderzochte patriotse kranten was de inname van Hattem en Elburg door de stadhouderlijke troepen groot nieuws. Allereerst heb ik de Hollandsche Historische Courant (1733-1787, 1788) bekeken, die in Delft verscheen en vanaf 1775 door Wybo Fijnje werd uitgegeven.Ga naar eind11 Fijnjes uitgeverschap betekent niet dat alle stukken van zijn hand waren. Gerrit Paape, eveneens woonachtig in Delft, mengde zich steeds nadrukkelijker in het politieke debat. Hij ontwikkelde zich in die dagen tot een vruchtbaar patriots schrijver en leverde bijdragen aan de krant van Fijnje. Aangezien de artikelen in de Hollandsche Historische Courant ongesigneerd zijn, valt het auteurschap niet vast te stellen.Ga naar eind12 Exercerende patriotten, in dit geval uit Dordrecht.
Merkwaardig genoeg hield Herman Willem Daendels aan zijn nederlaag bij Hattem een glorieuze militaire reputatie over. Prent van Charles Hodges.
| |
[pagina 151]
| |
In de tweede plaats heb ik de Utrechtse Courant (1743-1795) tegen het licht gehouden, die tussen 1782 en 1787 door G. Nieuwenhuis werd gepubliceerd.Ga naar eind13 Als derde heb ik de Groninger Courant (1773-1811) onderzocht, die zich steeds nadrukkelijker als patriotse krant profileerde.Ga naar eind14 Deze kranten publiceerden tussen augustus en december in respectievelijk 45, 25 en 24 edities berichten over de gebeurtenissen in Hattem en Elburg.Ga naar eind15 Hun berichtgeving vertoont overeenkomsten. Voorafgaand aan de val van de steden wordt geschreven over de achtergrond van de dreigende aanslag, terwijl we positieve geluiden vernemen over de staat van verdediging. Van de inname zelf wordt in het kort verslag gedaan, terwijl de daarop volgende plunderingen breed worden uitgemeten. De inwoners van Hattem en Elburg worden na afloop afgeschilderd als slachtoffers van Willem v, terwijl ze in de aanloop tot de gebeurtenissen juist als helden worden opgevoerd. De Utrechtse Courant stelt zich in termen van patriotse heroïek wat neutraler op. Zo wordt in een bericht uit Hattem, geplaatst op 9 augustus, enkel meegedeeld dat de burgerij van die stad vooralsnog weigert de door de stadhouder aangewezen magistraat aan te nemen.Ga naar eind16 In schril contrast hiermee staat de berichtgeving tijdens de aanloopfase in de Hollandse Historische Courant en in mindere mate ook de Groninger Courant. Beide kranten menen dat de verdediging van de heldhaftige Hattemers en Elburgers effectief zal zijn. De Hollandsche Historische Courant van 24 augustus bericht vanuit Hattem over voorbereidingen voor een ‘moedigen tegenstand tegen gedreigd geweld’, terwijl ‘de situatie van onzen Defensiven Staat veel gunstiger bevonden [wordt], als men gedagt had’. Met steun van patriotten van elders wordt Hattem in staat geacht een aanval van prinsgezinde troepen te kunnen afslaan.Ga naar eind17 Ook de Groninger Courant van 5 september steekt niet onder stoelen of banken dat de inwoners van Elburg en hun helpers uit Kampen helden zijn. Daarnaast doet de schrijver van het artikel de prinsgezinden tussen de regels door af als vijanden van dePatriots schotschrift uit 1786.
Willem v als het ‘Geldersche Zwyn’ (1786). Hij slobbert wijn uit een trog, pist op de unie en vertreedt de rechten van steden en burgers.
| |
[pagina 152]
| |
vrijheid. De Elburgers hebben het grootste gelijk van de wereld en de stadhouderlijke troepen hebben geen andere bedoeling dan de nobele patriotten met bruut geweld te onderdrukken.Ga naar eind18 De Utrechtse Courant heeft wat minder de neiging om de Hattemers en Elburgers bij voorbaat op te blazen tot heroïsche proporties. Evenmin is de krant overtuigd dat de inwoners van de steden een overwinning op de stadhouderlijke troepen zullen boeken.Ga naar eind19 De val van de steden was traumatisch, getuige bijvoorbeeld een aangeslagen bericht van een Amsterdammer in de Utrechtse Courant van 13 september. De krant vermeldt ook dat acties op touw worden gezet om de gevluchte inwoners van Hattem en Elburg te blijven steunen.Ga naar eind20 De Hollandsche Historische Courant kiest aanvankelijk voor een andere aanpak. Direct na de aanval zet Fijnje (of Paape) de inwoners van Hattem en Elburg en hun verdedigers nog eens als helden op een voetstuk. In het nummer van 7 september wordt de aftocht van de patriotten uit Elburg geduid als een besluit dat in het licht van de militaire overmacht verstandig en onvermijdelijk was.Ga naar eind21 Eerdere berichten over een mogelijke overwinning waren blijkbaar vergeten en de helden van de patriotse zaak veranderen moeiteloos in slachtoffers van het stadhouderlijk bewind. In de berichtgeving over plunderingen door stadhouderlijke troepen, evenals in die over een amnestieregeling voor gevluchte inwoners, komt deze gedaanteverandering het duidelijkst naar voren. Dezelfde zaken worden aangegrepen om Willem v stevig van katoen te geven, zoals de Hollandsche Historische Courant doet op 19 september 1786. Fijnje (of Paape) omschrijft in dat nummer de prins meerdere malen als ‘willem den bloeddorstigen’.Ga naar eind22 De krant beperkte zich niet tot verketterende kretologie, maar wijdde ook beredeneerde artikelen aan de rol van de stadhouder. Zo bevat het nummer van 13 september een brief van Willem v, waarin deze verklaarde slechts de dienaar van de Staten van Gelderland te zijn. De stadhouder wist van de prins geen kwaad en waste zijn handen in onschuld. Hij wenste geen oordeel uit te spreken over de rechtmatigheid van de militaire actie. Fijnje (of Paape) maakt korte metten met deze voorgewende onschuld. Het leed volgens de Hollandsche Historische Courant geen twijfel dat Willem v volledig achter het gewapende ingrijpen stond. De prins had een dikke vinger in de Gelderse pap, want hij kon immers de beste baantjes in de provincie vergeven aan zijn vrienden en bekenden.Ga naar eind23 Het was in de ogen van de krant ondenkbaar dat Willem v niet de hand zou hebben gehad in de aanval op de twee steden. Het belangrijkste thema in alle kranten is de plundering na afloop, vooral in Hattem. In de Hollandsche Historische Courant wordt deze in bijzonderheden beschreven en uiterst streng veroordeeld. De plunderingen waren een ‘verregaande Wraakzugt’, ‘eene Roovery [..], die de Hemel met zyn strengste wraak bedreigt’ en in de stad was alles ‘in de uiterste wanorde gebragt’.Ga naar eind24 Twee maanden na dato plaatste de krant nogmaals een artikel over de Hattemse verschrikkingen. Volgens Fijnje (of Paape) hadden de soldaten burgers mishandeld, hun bezittingen geroofd en hun huizen vernield.Ga naar eind25 De stadhouderlijke troepen werden neergezet als losgeslagen rovers, wat de stadhouder het aanzien gaf van een roverhoofdman. Ook de Groninger Courant maakte duidelijk dat de orangisten als beesten hadden huisgehouden.Ga naar eind26 Het thema van de oorlogsmisdaden bleef in latere edities terugkomen, ook in de vorm van tirades over de ontoereikendheid van de schadevergoeding en de amnestieregeling. Doordat aan het opgeven van geleden schade voorwaarden werden gesteld, was het feitelijk onmogelijk vergoeding te krijgen. Zo moest men opgeven wie wat had geplunderd, een specificatie die veelal niet te achterhalen viel. Bovendien waren veel inwoners | |
[pagina 153]
| |
gevlucht, terwijl het verzoek om schadevergoeding moest worden ingediend in de oorspronkelijke woonplaats.Ga naar eind27 De Hollandsche Historische Courant deed daar nog een schepje bovenop. Volgens Fijnje (of Paape) trad de stadhouder met zijn aanslag op onschuldige Hattemers en Elburgers in de voetsporen van de Romeinse keizer Nero en de Spaanse hertog van Alva.Ga naar eind28 Opvallend is dat in de Utrechtse Courant minder pathetisch en meer zakelijk over de plunderingen wordt gesproken.Ga naar eind29 Nieuwenhuis vond het blijkbaar onnodig een hoogdravende toon aan te slaan en gaf de voorkeur aan sobere bewoordingen. Ook bij het aanspreken van de stadhouder op zijn verantwoordelijkheid als opperbevelhebber levert hij een kort en krachtig commentaar: En hoe zal de Kapitein Generaal immer kunnen verantwoorden 't gedrag, door de Militie in Hattem gehouden, 't geen op hem redundeerd, vermits hetzelve ongestraft blyft; daar hy [...] verzekerd had, ‘dat aan niemand in Hattem of Elburg eenig geweld of nadeel in zyn regt, goed of Vryheden geschieden zou.’ Zal het de Nakomelingschap gelooven?Ga naar eind30 Na een paar maanden verdwijnen Hattem en Elburg uit het dagelijkse nieuws, maar ze blijven in allerlei artikelen opduiken als illustratie of achtergrond. De gebeurtenissen in de Gelderse stadjes hadden voor de Nederlandse patriotten een iconische betekenis gekregen, althans tot de Pruisische inval van een jaar later.Ga naar eind31 | |
Twee patriotse tijdschriftenOok patriotse periodieken maakten veel werk van de gebeurtenissen, veelal in de vorm van ingezonden brieven. De twee meest succesvolle bladen waren De Post van den Neder-Rhijn (1781-1787) van Pieter 't Hoen (1744-1828) en De Politieke Kruyer (1782-1787) van Johannes Cristiaan Hespe (1757-1818). 't Hoen combineerde vaak ingezonden brieven of vatte ze samen, terwijl Hespe ze gewoonlijk inleidde en becommentarieerde. Van de artikelen in de Post is ongeveer de helft toe te schrijven aan 't Hoen.Ga naar eind32 Uit beide bladen blijkt dat de val van Hattem en Elburg diepe indruk maakte op de lezers. Opmerkelijk genoeg lopen de visies van de Kruyer en de Post her en der uiteen. Zo lanceert de Kruyer het idee dat de val van de steden een positieve wending kan geven aan de patriotse zaak. In twee achtereenvolgende brieven in nummer 383 komt deze gedachte naar voren. De eerste, gedateerd op 25 september 1786, benadrukt dat Willem v door de aanval op de steden zijn ware gezicht heeft getoond als onderdrukker van het volk: De gebeurtenissen van den tegenwoordigen tyd hebben den blinddoek van een ieders oogen gerukt, en den eerlyken Prinsman doen gelooven, het geen hy te vooren uit eene oude zucht voor het Huis van Oranje niet meende te mogen of te moeten gelooven.Ga naar eind33 Hattem en Elburg worden niet met name genoemd, want de gebeurtenissen lagen de lezers immers nog vers in het geheugen. De brief is één lange aanklacht tegen de despoot Willem v, die de rechten van de weerloze stadjes met voeten heeft getreden. Volgens de tweede brief heeft de aanval de funeste invloed van de prins aangetoond, veel beter dan de patriotse bladen dat ooit kunnen doen. Nu de stadhouder zijn masker heeft laten vallen, kan de burger niet langer twijfelen aan het gelijk van de patriotse bladen.Ga naar eind34 Een geluk bij een ongeluk. Nummer 397 van de Kruyer bevat een van de laatste brieven over Hattem en Elburg en wederom moet de stadhouder het ontgelden. De misdadige wijze waarop de stadjes zijn overvallen toonde volgens Hespe aan dat de prins en de Staten van Gelderland alle besef | |
[pagina 154]
| |
van ‘billyk en Christelyk’ hadden verloren. Aangezien de moraal voor achttiende-eeuwse begrippen voortvloeide uit de godsdienst, wilde dat zoveel zeggen dat zij van God los waren en alle besef van goed en kwaad overboord hadden gezet.Ga naar eind35 Evenals de kranten besteedden de Post en de Kruyer veel aandacht aan de plunderingen. Vooral de Post verdiept zich in het thema, evenals in de regeling die door de Staten van Gelderland was getroffen voor gevluchte en beroofde inwoners. Het blad gebruikt de plunderingen en schadevergoedingen als wapens tegen de stadhouder en de prinsgezinden: en waarlijk, indien Willem de Vijfde die plunderaars niet voorbeeldig laat kastijden, en de Officieren, welke die gruwelen aanzien en gedoogen, niet met den dood doet straffen, dan is het hemelsvast, dat hij met hen instemt, of welligt dat alles op zijne heimelijke bevelen geschied.Ga naar eind36 De plundering blijkt een ideale stok om de prinsgezinde hond te slaan, evenals de amnestie die de patriotse burgers van Hattem en Elburg in het vooruitzicht is gesteld. De Post (nr. 495) is van oordeel dat de amnestie alleen is bedacht als rechtvaardiging achteraf voor het gewapende ingrijpen. De inwoners van beide steden hebben niets misdaan en hebben dus geen amnestie nodig. Ze winnen niets door een terugkeer naar hun vaderstad, waar de stadhouder nu heer en meester is en waar zijn troepen zijn gelegerd. Ook de beloofde schadevergoeding is niet meer dan een zoethoudertje, want door alle beperkende voorwaarden zal die nooit worden uitgekeerd. Het wordt de gevluchte burgers daarom afgeraden dit doekje voor het bloeden te accepteren. Ter afsluiting trekt de auteur nog even fel van leer en stelt hij dat de patriotten uiteindelijk de overwinning op ‘de Tijrannen, de pesten des volks’ en ‘de Dwingelanden’ zullen behalen.Ga naar eind37 | |
Patriotse pamflettenOver Hattem en Elburg zijn minstens veertien patriotse pamfletten gepubliceerd, die qua inhoud en toon overeenkomen met gelijkgestemde kranten en periodieken.Ga naar eind38 Ik beperk mij dan ook tot een schets van zulk drukwerk. Een voor de hand liggend stramien is uiteraard het zwartmaken van Willem v. Een voorbeeld is Aan Nymeegsch volk, by de naderende komst van Willem den Vijfden, waarin de Nijmegenaren onder verwijzing naar Hattem worden opgeroepen de prins uit hun stad te weren. De auteur noemt Willem v een burgerbeul, een aartsgeweldenaar, een huichelaar en een tiran. De stadhouder was verantwoordelijk voor de aanval en het bloed dat daarbij werd vergoten. Willem v verschool zich achter het besluit van de Staten van Gelderland, maar had zelf het initiatief tot de aanval genomen.Ga naar eind39 De eerste regels van het drie pagina's tellende dichtstuk Batoos kroost aan Willem de Vyfde gaan nog een stap verder: Gevloekte Landsverraar! Gy durvd met 's Lands Soldaaten,
Kanonnen, Bomben, Schroot, en gloênde Handgranaaten
Twee Steden aan uw wraak opoff'ren!Ga naar eind40
Enzovoort, in een litanie waarin van dik hout planken worden gezaagd. Blijkbaar vond de dichter het niet nodig zijn stellingname te onderbouwen met argumenten. Zijn ambitie ging niet verder dan het schrijven van een geestig bedoeld schotschrift tegen de stadhouder. Andere pamfletten bijten zich vast in de oorlogsmisdaden, zoals Informatien wegens de plunderingen en geweldenarijen van de militie te Hattem. Getuige de inleiding vond de | |
[pagina 155]
| |
Willem v kijkt angstig naar de goddelijke gramschap die uit een wolk op hem neerdaalt. Links drie Furiën die zich vergrijpen aan de stedenmaagden van Hattem en Elburg. Aan de rechterzijde een treurende Vrijheid, opgebeurd door Standvastigheid en Moed, en omarmd door Gerechtigheid. Allegorische voorstelling van Jan Bulthuis (1786).
auteur het nodig de goedgelovige burgers van de Republiek te overtuigen van de waarheid van de gebeurtenissen in Hattem. Het was voor hun burgerlijke begrippen immers ondenkbaar dat militairen misdaden pleegden tegen burgers en dat hun officieren zulk wangedrag toelieten. Lezing van de Informatien zou bij hen alle twijfel wegnemen over de misdragingen van de stadhouderlijke troepen. De inhoud van het pamflet bestaat uit twintig verklaringen van inwoners uit Hattem, die hun zegje doen over de plunderingen. De verklaringen zijn opgenomen door een magistraat uit Zwolle, zoals ten behoeve van de geloofwaardigheid wordt vermeld.Ga naar eind41 Alleen al de hoeveelheid verklaringen moet aantonen dat het niet om incidenten ging, maar om een grootscheepse plundering.
Andere pamfletten beschrijven de inwoners van Hattem en Elburg als helden van de patriotse zaak. Voorbeelden van dit genre zijn Heldenzang op de defensie van Hattem en Het landverraad ontmaskerd. De Hattemers hebben moed betoond door de eisen van de Gelderse Staten en de stadhouder in de wind te slaan, aldus de Heldenzang. Bovendien hebben zij het recht aan hun zijde, zoals op tamelijk cynische toon wordt betoogd.Ga naar eind42 Ook in het tweede pamflet worden de inwoners van beide steden geroemd om hun standvastigheid tegenover Willem v, een houding die de patriotten elders in de Republiek ten voorbeeld wordt gesteld.Ga naar eind43 Slechts één pamflet doet een poging om de onrechtmatigheid van de aanval van de stadhouderlijke troepen inhoudelijk te beredeneren. In het Historisch verhaal wegens het gebeurde met de steden Hattem en Elburg betoogt Dirk Wessels dat de Staten van Gelderland hoe dan ook Elburg wilden aanvallen: ze wilden namelijk voorkomen dat andere steden ook hun gezag en daarmee dat van de stadhouder zouden ondermijnen. Ook Wessels roemt de standvastigheid van de Elburgers, die ondanks een dreigende aanval weigerden het hoofd te buigen. De militaire actie kon op geen enkele wijze wor- | |
[pagina 156]
| |
den gerechtvaardigd, want Elburg had enkel haar aloude rechten willen gebruiken. De burgers stonden in hun recht, terwijl de Staten van Gelderland in overtreding waren door dat recht te ontkennen.Ga naar eind44 | |
Prinsgezinde krantenIn vergelijking met hun patriotse tegenhangers bevatten de prinsgezinde kranten minder en minder luidruchtige berichten dan je naar aanleiding van ‘hun’ overwinning zou verwachten. Ik heb de berichtgeving onderzocht van de 's Gravenhaagse Courant (1708-1795), die vanaf 1770 werd uitgegeven door de uitgesproken orangist Pierre Gosse junior.Ga naar eind45 Verder die van de Leeuwarder Courant (1752-heden), die zich neutraler opstelde dan haar prinsgezinde signatuur zou doen vermoeden.Ga naar eind46 Vooral in de Haagse krant stonden met enige regelmaat berichten over Hattem en Elburg, terwijl die uit Leeuwarden aanzienlijk minder aandacht besteedde aan het voorval. Tussen september en december plaatsten beide bladen in respectievelijk 28 en zes edities berichten over of met betrekking tot de gebeurtenissen in Hattem en Elburg.Ga naar eind47 Prinsgezinde sneer naar de ‘nieuwerwetsche’ patriottische helden, die de benen nemen uit Hattem. Onbekende maker, 1786.
De 's Gravenhaagse Courant publiceerde in augustus 1786 helemaal niets over Hattem en Elburg, terwijl de patriotse kranten het thema toen al hadden aangesneden. Zoals te verwachten staat Gosses berichtgeving haaks op die in de patriotse pers. In een artikel van 2 september, een paar dagen voor de aanval, spreekt hij over ‘Eenige belhamels, in die kleine Steedjes,’ die zich ‘verzetten [...] tegen de billyke en wyze Wetten’ van de stadhouder. De Staten van Gelderland en de stadhouder konden niets anders dan troepen naar de steden zenden om de rust te herstellen om ‘de goede Ingezeetenen tegens de woeden dier Booswigten te bewaren’.Ga naar eind48 Het valt op dat Gosse de plunderingen aanvankelijk ontkende. Op 15 september voert hij aan dat de berichten hierover alleen bedoeld zijn om de militairen een slechte naam | |
[pagina 157]
| |
te geven. De redacteur claimt te beschikken over het bewijs dat de gewraakte gebeurtenissen nooit hebben plaatsgevonden.Ga naar eind49 Op 18 september meldt Gosse dat Hattem en Elburg in dezelfde staat verkeren als vóór het binnentrekken van de stadhouderlijke troepen. De steden zijn veilig en de gevluchte inwoners kunnen met een gerust hart terugkeren.Ga naar eind50 De 's Gravenhaagse Courant verdedigt de stadhouderlijke troepen vaker tegen patriotse aantijgingen. Zo gebruikt Gosse het rapport van generaal J.C. Spengler, de aanvoerder van de stadhouderlijke troepen, om zijn orangistische gelijk te beklemtonen. Lieden die het hebben over plunderingen of mogelijke doden noemt hij onomwonden leugenaars, aangezien Spengler daarover niets heeft vermeld - uiteraard niet, zou je denken.Ga naar eind51 Van doden is in de patriotse pers aanvankelijk wel sprake, maar de berichtgeving hierover is tegenstrijdig. De Hollandsche Historische Courant heeft het over ongespecificeerde doden, de Utrechtse Courant bewaart daarover het stilzwijgen.Ga naar eind52 Gosses stuk is tekenend voor de wijze waarop hij verslag deed over Hattem en Elburg. Vanuit de verdediging probeerde hij de eer van stadhouder en prinsgezinden te redden. Toen Gosse de plunderingen niet langer kon ontkennen, probeerde hij ze goed te praten. Zo reageert hij op 9 oktober op de Utrechtse Courant, die uit de toekenning van schadevergoeding meent te kunnen concluderen dat er daadwerkelijk is geplunderd.Ga naar eind53 Volgens Gosse waren de geroofde zaken al teruggegeven en waren de schadevergoedingen alleen bedoeld voor kleine, niet meer te achterhalen spullen. In zijn ogen waren de plunderingen trouwens de schuld van de patriotse verdedigers van Hattem. Zij bleven namelijk de stadhouderlijke troepen beschieten vanaf de andere kant van de IJssel, dat wil zeggen vanaf Overijssels grondgebied. De Gelderse troepen mochten daar niet komen, met als gevolg dat zij uit pure frustratie over hun onmacht waren gaan plunderen.Ga naar eind54 Dat is op zijn minst een merkwaardige visie, temeer omdat hij de plunderingen aanvankelijk had ontkend. Een week later publiceerde Gosse zelfs een ingezonden brief met de strekking dat niet de stadhouderlijke troepen, maar de patriotse hulptroepen de plunderingen hadden gepleegd.Ga naar eind55
De prinsgezinde houding jegens de patriotten komt tot uitdrukking in een brief van de Staten van Gelderland aan die van Holland. Gosse publiceerde het epistel op 4 december 1786 in de 's Gravenhaagse Courant. De Gelderse Hoogmogenden constateren daarin met verbazing dat de gedeputeerden van veel Hollandse steden ‘meer geloof schynen geslagen te hebben aan de vuilaardige Nieuwsschryvers, die onbelemmert, en ongestraft haar werk maken de grofste lasteringen en onwaarheden te divulgeeren, dan aan onze Brieven, en daar by ter goeder trouwe, en naar waarheid opgegevene informatien’.Ga naar eind56 De stadhouderlijke partij vond dat aan deze zaak intussen genoeg woorden vuil waren gemaakt. Gosse was klaarblijkelijk dezelfde mening toegedaan, want al een maand lang had hij geen artikelen meer gewijd aan Hattem en Elburg. Vergeleken met de 's Gravenhaagse Courant is de berichtgeving van de Leeuwarder Courant ronduit saai te noemen. Reden hiervoor is dat de krant zich vooral baseerde op officiële brieven. Wel wordt uit de opgenomen stukken duidelijk dat de Leeuwarder Courant de lijn van de Staten van Gelderland en de stadhouder volgde. Zo wordt op 23 september het verslag van Spengler in extenso gepubliceerd, terwijl patriotse tegengeluiden ontbreken.Ga naar eind57 Ook in een eerder en korter artikel wordt geen aandacht besteed aan zaken als plunderingen, maar wordt benadrukt dat de inname van de steden snel en vrij rustig verliep.Ga naar eind58 Slechts één van de zes artikelen in de Leeuwarder Courant was afkomstig van een eigen correspondent, terwijl maar liefst drie brieven van de Staten van Gelderland of aanhangers daarvan werden gepubliceerd. | |
[pagina 158]
| |
Een prinsgezind periodiekElie Luzac (1721-1796) was evenals Gosse een van de meest vooraanstaande prinsgezinde schrijvers en uitgevers. Hij mocht zowaar de stadhouder zelf tot zijn klantenkring rekenen.Ga naar eind59 In zijn Vaderlandsche Staatsbeschouwers wekt hij echter de indruk dat hij bij voorkeur aan de gebeurtenissen in Hattem en Elburg voorbijgaat. In het enige artikel dat hij aan de affaire wijdt maakt hij duidelijk dat de Hattemers en Elburgers geenszins moeten worden gezien als slachtoffers van de stadhouder en de Staten van Gelderland. Integendeel, de onbevooroordeelde lezer kan volgens hem de ware gang van zaken vernemen uit de officiële stukken van de Staten van Gelderland.Ga naar eind60 Blijkbaar was Luzac van oordeel dat deze informatie volstrekt betrouwbaar was en vond hij het onnodig daaraan nieuwe argumenten toe te voegen. Afgezien van dit ene artikel ging hij in zijn blad dan ook niet in op Hattem en Elburg. Een ander prinsgezind tijdschrift was De Nassausche en Pruisische Couriers in Compagnie (Rotterdam 1785-1788), dat werd uitgegeven door Henrik Sterck.Ga naar eind61 Nummer 76 van het blad bevat een verslag van de verovering van Hattem en Elburg, waarin een verzinsel is opgenomen over de lafhartige rol die de patriotse dichter Rhijnvis Feith zou hebben gespeeld. Rijklof Michael van Goens, tot voor kort de orangistische spreekbuis bij uitstek, liet zijn stem niet horen. Zijn door de prins gesubsidieerde Ouderwetsche Nederlandsche Patriot was al in 1783 opgehouden te verschijnen. Ten tijde van de Gelderse gebeurtenissen verbleef Van Goens al in het buitenland: in juni 1786 had hij ziek, miskend en teleurgesteld de Republiek voorgoed verlaten. | |
Prinsgezinde pamflettenSlechts vier prinsgezinde pamfletten zagen het licht naar aanleiding van de gebeurtenissen in Hattem en Elburg.Ga naar eind62 In Helden-zang op de defensie van Elburg en Nieuwerwetse patriottische dapperheid worden de inwoners en verdedigers van de twee stadjes belachelijk gemaakt.Ga naar eind63 In het eerste worden de patriotten afgeschilderd als domme schapen die in hun verdwazing de wetten van de Republiek met voeten treden.Ga naar eind64 Het tweede suggereert de ideologische voosheid van de patriotten, die zich verschuilen achter grote woorden als vrijheid en burgerbewapening.Ga naar eind65 Strekking en toon van beide pamfletten komen naar voren in het slot van Nieuwerwetse patriottische dapperheid: Want wat voor Buit is doch van uwen Stryd te hoopen?
Wanneer uw Vyand komt, dan stelt gy 't op een Loopen.Ga naar eind66
Twee prinsgezinde pamfletten gaan dieper in op de gebeurtenissen: het Beredeneerd bundeltje van echte en authentycke stukken en Echte stukken betreffende het staatsbesluit van Gelderland.Ga naar eind67 Het eerste, geschreven door Elie Luzac, is een van de weinige pamfletten waarin hij ingaat op de actualiteit.Ga naar eind68 Beide pamfletten bestaan uit een samenvoeging van officiële stukken en brieven. Dit is niet de enige overeenkomst. In beide wordt de gewapende interventie goedgekeurd, terwijl de opstelling van Hattem en Elburg wordt veroordeeld. Luzac is van mening dat de Elburgers niet het recht hadden het Gelderse verbod op rekesten te negeren en dat de stadhouder van de weeromstuit dus het recht had hen met zijn troepen in het gareel te dwingen.Ga naar eind69 Verder worden de plunderingen in de Echte stukken goedgepraat op de wijze waarop Gosse dat in de 's Gravenhaagse Courant had gedaan - die waren de schuld van de inwoners.Ga naar eind70 Beide pamfletten veroordelen de berichtgeving in de patriotse pers, aangezien deze in hun ogen is gebaseerd | |
[pagina 159]
| |
op leugens en laster.Ga naar eind71 Blijkbaar
Elburg bezet. Prinsgezind prentje van onbekende maker.
vonden de prinsgezinde publicisten het nodig op die leugenachtigheid te hameren. Interessant is het bijna dertig pagina's lange betoog waarmee Echte stukken afsluit. Het begint met een verdediging van de stadhouder inzake Hattem en Elburg, maar verandert gaandeweg in een analyse van het politieke bestel van de Republiek. De auteur blijkt uiteraard een aanhanger van het stadhouderlijk bewind en moet niets hebben van patriots gedoe. Hattem en Elburg hebben in zijn ogen aangetoond wat er mis gaat als de patriotse verbeelding aan de macht komt.Ga naar eind72 Het is in ieder geval een inhoudelijk betoog ten gunste van de stadhouder en overstijgt als zodanig de gangbare scheldpartij op de patriotten. Naar aanleiding van Hattem en Elburg is het aan prinsgezinde zijde een van de weinige doorwrochte stukken. Je kunt je afvragen waarom die zo schaars waren. | |
ConcluderendHattem en Elburg waren voor de patriotten militaire nederlagen, maar journalistieke overwinningen. De patriotse pers maakte veel meer werk van de affaire dan de prinsgezinde. Dat gold voor de berichtgeving in kranten, maar nog veel meer voor die in tijdschriften. Mededelingen over Hattem en Elburg zijn nauwelijks te vinden in de periodieke pers van orangistische huize. Ook het aantal prinsgezinde pamfletten blijft achter bij de patriotse, respectievelijk vier tegenover veertien. Tijdens de aanloopfase van de gebeurtenissen besteedde de prinsgezinde pers weinig aandacht aan Hattem en Elburg, in tegenstelling tot de patriotse. Uiteraard preekten de media van beide partijen voor eigen parochie. Opmerkelijk is de snelheid waarmee de patriotten zich de rol van slachtoffer aanmaten en het gemak waarmee ze deze uitbuitten. In rap tempo veranderden de heldhaftige verdedigers van Hattem en Elburg in tragische slachtoffers. Daarentegen konden de prinsgezinden weinig publicitaire winst ontlenen aan de overwinning van ‘hun’ soldaten. Het was des te moeizamer daarvan garen spinnen omdat er amper was gevochten. De patriotse verdedigers hadden de benen genomen en er was weinig of geen bloed gevloeid. Een indrukwekkend wapenfeit viel er niet van te maken, zodat de prinsgezinde pers eigenlijk alleen maar kon scoren met de lafheid van de patriotse verdedigers. Eens te meer blijkt dat de patriotten de nieuwe journalistieke mogelijkheden beter wisten te benutten dan hun tegenstanders. Zowel kwantitatief als kwalitatief staken zij de prinsgezinden de loef af. Terwijl de patriotten, soms op originele wijze, de aanval kozen, hadden de prinsgezinden vooral de neiging in de verdediging te schieten. Doorgaans kwamen ze niet verder dan reageren op berichten in de patriotse pers. Ze ontkenden eerst de plunderingen en probeerden in tweede instantie deze goed te praten. | |
[pagina 160]
| |
Hun taalgebruik maakt duidelijk dat ze vanuit het defensief opereerden. Het lag hun in de mond bestorven dat ze zich verweerden tegen de leugens in de patriotse pers. Eigenlijk blijkt nergens dat de prinsgezinden trots waren op hun overwinning en eigenlijk blijkt ook nergens dat de patriotten bij de pakken neerzaten. De laatste groep wist haar verlies prima uit te buiten, terwijl de eerste partij, misschien mede daardoor, geen overwinningsfeest vierde. Het toont nogmaals aan dat de patriotten de vernieuwingen in de pers omhelsden, terwijl de oranjegezinden daar blijkbaar moeite mee hadden. Interessant is hoe de patriotten van de nood een deugd maakten en de val van Hattem en Elburg omsmeedden tot een publicitair wapen. Hun militaire afgang veranderde in een politieke aanklacht tegen de prins. De vermoorde onschuld bleek een effectieve strategie: meedogenloos was de despoot ten strijde getrokken tegen weerloze en onschuldige burgers. De plunderingen waren een reden te meer om de stadhouder aan de kaak te stellen. In het licht van al die slechtigheid viel het de prinsgezinden niet mee zijn goede trouw te beklemtonen. Enige maanden lang domineerden de gebeurtenissen in Hattem en Elburg het nieuws in de Republiek. De spanning tussen patriotten en prinsgezinden liep op in de herfst van 1786 en zette ook de toon in de pers. Vrijwel alle facetten van de patriottenopstand komen naar aanleiding van Hattem en Elburg naar voren, zodat de berichtgeving over de twee stadjes een exemplarische detailstudie oplevert. |
|