Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34
(2011)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geleerdentijdschriften van Marten Schagen, II
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Godgeleerde Vermakelykheden (1732-1736)Schagen heeft het vóór en tijdens de uitgave van Het Weekelyks Orakel tevens druk gehad met een ander tijdschrift. De titel alleen al laat zien dat het niet helemaal vergelijkbaar was met het Orakel: de Godgeleerde, historische, philosophische, natuur- genees-en aerdryks-kundige, poëtische en regtsgeleerde vermakelykheden; of uitgeleze keurstoffen over allerlei onderwerpen. Uit de beste dagelyks in 't licht komende uitlandsche schryvers, enz. Ten algemenen nutte byeengebragt. Dit blad verschijnt eens in de drie maanden, van juli 1732 tot en met december 1736, in twintig afleveringen (‘stukken’). Joannes Cuperus, Schagens eerste biograaf, zegt dat bij Schagen elke drie maanden een stukje verschijnt, ‘zo van hem zelven geschreeven, als van anderen hem medegedeeld’.Ga naar eind3 Dat zal wel juist zijn, want de waarheid daarvan is af te leiden uit de mededeling van de redacteur in de opdracht van nr. 20, dat hij na twintig nummers zijn arbeid moet staken wegens zijn drukke bezigheden voor zijn gemeente. Daarna verschijnen overigens nog vier delen, elk met vier afleveringen, in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaren 1740-1743. Van deze afleveringen is niet Schagen de uitgever, maar zijn anderen verantwoordelijk voor de productie en distributie.Ga naar eind4
Gezien het vrij langdurig bestaan kunnen we de Godgeleerde Vermakelykheden redelijk succesvol noemen. Het eerste stukje is zelfs herdrukt.Ga naar eind5 De redacteur meldt in het negende stukje verheugd dat hij bij het begin van de onderneming niet had kunnen vermoeden dat het blad ‘zoo veel ingangs’ zou vinden. Hij had gehoopt dat zijn arbeid niet alleen bij ‘een kleine gemeente’ succes zou hebben - maar deze ontvangst is écht geweldig!Ga naar eind6 Het blad, eerder begonnen dan Het Weekelyks Orakel, heeft ook een wat andere formule. Elk nummer is opgedragen aan iemand die beschouwd wordt als voortrekker-verlichter.Ga naar eind7 Die opdracht is steeds ondertekend door ‘d.g.s.d.o.a.v.m.w.v.b.i.’ of ‘m.s.d.o.a.v.m.w.v.b.i.’. Dit zou volgens Piet Visser, Schagens recente biograaf, betekend hebben: ‘Dat God Slegts Dezen Onzen Arbeid Voorspoedig Make Wensche Verzugte Bidde Ik’, en ‘Marten Schagen Bedienaar Van Gods Woord Onder De Vriese Doopsgezinden In Amsterdam’.Ga naar eind8 De voorrede van het eerste nummer spreekt over het doel van het blad. Nederlanders, zo wordt gesteld, zijn niet minder dan anderen gesteld op geleerdheid en wetenschappen. Men zal in die behoefte gaan voorzien door fraaie bijdragen van buitenlandse schrijvers op te nemen. Die bijdragen moeten boeiend zijn. Het mag niet gaan om ‘moeijelyke en schrale geschillen’. ‘Kromtaal’ is ook niet gewenst. Deze ‘berichten’ zijn niet meer dan voorbeelden uit een groter geheel. Ze kunnen slechts het verlangen naar méér wekken. De boekverkopers behoeven er dus geen schade door te lijden. De bijdragen mogen ook van Nederlandse herkomst zijn: ‘alles wat over eenige der Wetenschappen onder ons berust, of toegezonden mogt worden van de Geleerden en Liefhebbers’. De voorrang krijgt steeds de godsdienstwetenschap, als de koningin der wetenschappen. Er komt naast deze stukken een ‘Daglyst’: een rubriek (kalendarium) waarin opgegeven wordt welke befaamde geleerden op een bepaalde dag overleden zijn, iets van betekenis gedaan hebben enzovoorts. Tevens komt er een rubriek waarin gemeld wordt welke nieuwe titels op het terrein der wetenschap uitgekomen zijn.Ga naar eind9
Het belangrijkste in deze opzet lijkt te zijn: het verzamelen van degelijke wetenschappelijke teksten met nieuwswaarde. Ze moeten indicatief zijn voor een nieuwe benadering of een demonstratie geven van een nieuwe en grondige behandeling van een onderwerp. Zij zijn niet als afzonderlijke uitgave te koop, hooguit de boeken of edities waaruit zij afkomstig zijn.Ga naar eind10 In de Vermakelykheden worden dus geen excerpten van gehele recent verschenen werken gegeven, zoals gebruikelijk is in de meeste geleerdentijdschriften. Of deze andere vorm van encyclopedisme - het aan de orde stellen van het wetenschappelijk nieuwe, belangrijke en waardevolle - een novum is in de Republiek, wordt aan het einde van dit artikel nog kort besproken. Schagen en zijn doopsgezinde medestanders blijken in ieder geval alert. Zij voorzien in deze jaren de Republiek van een reeks teksten die het lezen waard zijn. Die teksten moeten in vele huizen discussies op gang gebracht hebben over het verlichte en verlicht-religieuze denken. Zo wordt de nieuwe natuurwetenschap in de Vermakelykheden gepresenteerd. Deze wetenschap heeft een sterk fysicotheologisch gehalte: kennis van het boek der natuur leert ons veel over de Schepper. Alle nieuwe wetenschap laat zich in die tijd trouwens nauwelijks onderscheiden van de filosofie. De nieuwe inzichten mogen niet leiden of verleiden tot irreligiositeit. Met instemming wordt een werk over het pyrrhonisme door Crousaz geciteerd, waarin deze zich keert tegen ‘Leeringen, die men, onder een Dekzel van Wysheit en voorstand van Gods | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Souvereiniteit en Albestier, dryft, om een stoffelyke God te formeeren diens Wyzigingen wy zouden zyn; en dus een Geregtigheit op te regten die enkel goeddunkelyk is’.Ga naar eind11 De christelijke Verlichting van Schagen behoedt dus voor materialisme. Wél passend is bijvoorbeeld de lering die vervat is in John Lockes ‘Wysgeerige proeve omtrent het geloof en de rede’; de vertaling is opgenomen in de Vermakelykheden.Ga naar eind12 Locke heeft bij Schagen altijd een streepje vóór. Christian Wolff krijgt ook aandacht. Men treft hier ook een stuk van Newton over de vier monarchiën. De teksten in de Vermakelykheden zijn vrijwel altijd vertalingen van stukken van vooral Engelse herkomst. Schagen hoeft blijkbaar niet altijd zelf die selectie van al dat fraais te maken. Hij krijgt teksten toegestuurd. Zo stuurt ene c.s.j.a. hem een vertaling van Stephen Gray, Proeven over de aentrekkingskracht.Ga naar eind13 Ene e.v.c.a. vertaalt Samuel Clarke. Jeronimo de Bosch helpt vaak. Schagens eigen vertalingen blijken vaak later door hemzelf uitgegeven te worden. Poëzie, het verplichte element in zoveel achttiende-eeuwse bladen, wordt ook ingezonden. Een anonymus uit Rotterdam bijvoorbeeld stuurt - het moet natuurlijk wel leerzaam blijven! - ‘De ryke Man en Lazarus’. Een goede literaire helper is Bernardus de Bosch.Ga naar eind14 Het werk van de dichter Dirk Smits wordt geplunderd. De redacteur kijkt ook goed naar wat in andere tijdschriften verschijnt. Zo maakt hij melding van de Ernstige en Boertige Mengelstoffen (1726-1734) en de Philosophical Transactions (1665-heden). Net als met zijn andere tijdschriften lijkt Schagen met zijn Vermakelykheden in eerste instantie te mikken op lezers uit doperse en remonstrantse hoek, maar toch ook op de ‘potentiële groeimarkt van uit de handels- en industriestand omhoog gekomen autodidactische geleerden en jongere academische elites’.Ga naar eind15 Dat is inderdaad het leespubliek van de Verlichting.
Omdat er geen reden is te twijfelen aan de opmerking van Schagenbiograaf Cuperus, namelijk dat Schagen alles in handen had en redigeerde, treffen we bij de Vermakelykheden iets opmerkelijks: de uitgever-drukker is tevens samensteller-redacteur van het bij hemzelf uitgegeven blad. Schagen putte zijn inspiratie natuurlijk uit zijn hierboven besproken belangstelling en ideologie. Maar als uitgever moet hij de commerciële mogelijkheden van een blad als de Vermakelykheden goed hebben kunnen inschatten. De uitgave zal zijn zakelijke belangen niet geschaad hebben. Wanneer Schagen het blad overdoet aan de Amsterdamse uitgevers Tielenburg en 't Lam, kan dat slechts om dezelfde redenen zijn als waarom hij, niet veel later, zijn boekhandel van de hand doet en zijn fonds verkoopt. Zijn bezigheden en toekomst als voorganger van de doopsgezinden laten hem simpelweg geen tijd. In de voorrede van het eerste stukje van de ‘nieuwe’ reeks door anderen, in 1740, wordt dit een tikje anders geformuleerd. De redacteur van die uitgave meldt met betrekking tot de eerste schrijver (enkelvoud!) van de Vermakelykheden, dat die door overmaat van gewigtige bezigheden zig buiten staat vindende, om dit Werk geduurig op den geschikten tyd te geeven, en ongeneegen zynde, om de Nederlandsche Liefhebbers van zulk eene nutte Verzameling van keurige stoffen der geleerdheid te berooven, [...] liever daar van geheel willen afzien, en het vervolgen zyner onderneeming aan anderen overlaaten, dan door den sleependen en al te traagen voortgang derzelve het Werk in vergetelheid te doen raaken en de lust der Leezers te verdooven.Ga naar eind16 Het blijft wonderlijk, desondanks, te zien hoe enorm actief Schagen blijft, ook na 1736, als publicist en bladenmaker. De christelijke Verlichting is mede in de Vermakelykheden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door Schagen bevorderd. Ditmaal niet door vragen te (laten) stellen en antwoorden te geven. Wel door zijn leespubliek waardevolle teksten voor te zetten die zij niet op een andere manier machtig kunnen worden. Maar op zeker moment is, naar zijn eigen zeggen, Schagens taak als voorlichter en informator beëindigd. Zijn gemeente roept hem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leerzame Verlustiging (1740-1742)Het schoolmeesters- en encyclopedistenbloed blijft echter kruipen waar het niet gaan kan. Dat verklaart waarom in 1740 toch weer een nieuw blad op de markt verschijnt waarmee Schagen bemoeienis heeft: Leerzame Verlustiging, in Verscheide Onderwerpen: Meest de godgeleertheid, verklaring der H.S. kerklyke historien, en diergelyke, betreffende. Door verscheidene beminnaers dier wetenschappen.Ga naar eind17 Dit blad verschijnt, net als ooit het Orakel, bij Jan Bosch te Haarlem. Uit de complete titel van de Verlustiging kan men al opmaken dat het tijdschriftTitelpagina van Leerzame Verlustiging (privé-exemplaar)
een ander accent heeft dan de Vermakelykheden. De nadruk ligt nu op theologie, exegese, kerkelijke geschiedenis. Ziet Schagen in het behandelen van juist deze stof misschien een excuus om opnieuw een tijdschrift op de markt te brengen, zonder dat hij zijn gemeente op het spirituele vlak in de kou laat staan? Denkt hij dat zo'n werk in het verlengde van zijn pastorale zorg ligt? Of is er een andere reden? Het asteriskkatern dat aan het eerste stukje voorafgaat, bevat een voorrede van vier bladzijden. Daarin presenteert Schagen zich niet als individuele schrijver of redacteur. Er is slechts sprake van ‘wy’, ‘ons’, ‘de Schryveren’. Die willen elke twee maanden een aflevering van ‘deze grootte’ (het eerste nummer telt 132 bladzijden) uitgeven. Wy hebben niet voor, ons zoo naauw aen die soort van Onderwerpen te bepalen, welke in den Tytel zyn uitgedrukt, dat wy ook niet, by gelegenheid, andere nutte stoffen, als, by voorbeeld, zulke die de ongewyde Historien en Oudheden betreffen, zouden behandelen. Dan, wy meenen ons te onthouden van zulke als de Proefondervindelyke Natuurkunde raken, naerdemael een werk van die Nature elders word uitgegeven,Ga naar eind18 waer van reeds verscheidene deeltjes het licht zien. Wy noodigen alle minnaers der andere gemelde wetenschappen, om ons nu of dan, ja meermalen, hunne gedachten over eenige onderwerpen van dezen aert, mede te deelen, en door ons aen 't algemeen, belovende het geen ons ten dien einde gezonden word, zonder eenige veranderinge, of aenmerkingen, (ten zy iemant ons daer toe vryheid gave,) in druk te leveren [...]. Dit werkje dunkt ons 't gevoeglykst middel om zulke verhandelingen als te klein geoordeelt worden om afzonderlyk uit te geven, op dat die niet als blaeuwboekjes verloren gaen, by een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te verzamelen, en voor 't verstrooijen te bewaren. Wie genegen is de zyne ons ten dien einde toe te zenden, zal ons en het gemeen verplichten. Uit dit programma blijkt vooreerst dat de inhoud van het blad minder ‘theologisch’ van aard kan zijn dan de titel suggereert. Gewone historische onderwerpen kunnen worden meegenomen. Slechts de natuurkunde wordt uitgesloten; vooral omdat proefondervindelijk onderzoek al ruimte genoeg krijgt in een ander (concurrerend?) blad. Alles bijeen genomen heeft de formule van de Leerzame Verlustiging zo toch veel weg van de formule van de Vermakelykheden. De opzet lijkt zelfs op die van het Orakel, wat de onderwerpen betreft. En bij het format van de Vermakelykheden sluit aan: de expliciete wens voor een breder publiek waardevolle stukken en verhandelingen op te nemen die op geen andere wijze in druk kunnen verschijnen. Het blad beoogt dus een soort magazijn te zijn, een culturele bibliotheek die niet uit excerpten bestaat maar uit originele artikelen en verhandelingen.Ga naar eind19 Hiermee krijgt de Leerzame Verlustiging veel weg van een algemeen cultureel tijdschrift. Een tijdschrift van het soort waarin zich de eerste scheiding in de culturele sector voltrekt: die tussen de bèta-wetenschappen en de rest. Dat gebeurt hier op een vroeg tijdstip. Het heeft overigens later de redactie en uitgever er niet van weerhouden toch tot een fusie te willen komen met de Vermakelykheden (zie onder). Wat ik hierboven ‘excerpten’ noem, noemt de Leerzame Verlustiging‘uyttreksels’. Het volgende citaat zal duidelijk maken dat de redactie een welbewuste koers vaart wanneer zij kiest voor de opname van teksten in hun geheel, en niet voor uittreksels. Want het blijkt dat zij weinig heeft tegen uittreksels als zodanig, maar wel vindt dat die kunnen verworden tot individuele gedachtenspinsels en privé-oordelen. De volgende passage is dus leerzaam, wil men te weten komen hoe men rond 1740 kan aankijken tegen Boekzalen, Bibliotheken, Magazijnen, of hoe al die uittrekseltijdschriften ook heten. Naar aanleiding van Het derde jubeljaar der [...] boekdrukkonst (Haarlem 1740), door Johann Christiaan Seiz, luidt het: De Titel van dit Tractaat is wel in de Boekzaal van de Maand van January 1741. [...] gemeld, maar in plaats van een Uittreksel uyt hetzelve te geven, heeft de Opsteller van het Artikel [...] een uyttreksel uyt zyne eige Herssenen en uyt de Laurekrans van Petrus Scriverius gemaakt, en niet een woord van het gezegde Tractaat in dit zyn Uyttreksel gemeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierna vindt men van Seiz' werk, in tegenstelling dus tot het type artikelen dat in de Verlustiging gebruikelijk is, een heus uittreksel. Dat wordt in dit geval blijkbaar nodig geacht, omdat een collega zijn voorlichtende taak verwaarloost. Er is nog een geval waar een uittreksel voorkomt, overgenomen uit de Bibliothèque Raisonnée.Ga naar eind21 De redactionele argumentatie laat zien waarom men dit oirbaar acht. Het mede opgenomen oordeel over het werk is namelijk objectief: Ondertusschen hebben wy gemeend, onze Lezeren geen ondienst te zullen doen, met en het oordeel van éénen der Schryveren der Bibliothèque Raisonnée (Beredeneerde Boekzaal) over het gemelde Boek eens mede te deelen; zynde de Schryvers dier driemaandelykse uittrekzelen, met reden wegens hun bondig oordeel en onzydigheid beroemd: weshalve wy, daar toe van de Uitgeveren dier Boekzale verlof gekregen hebbende, het Uittrekzel, 't welk daar van dat Werk voorkomt, alhier laten volgen.Ga naar eind22 In het voorbijgaan zij opgemerkt dat de redactie ook de Bibliothèque Choisie leest.Ga naar eind23
In de Voorrede worden verder nog enkele opmerkingen geplaatst over de zes bijdragen die in het eerste nummer zijn opgenomen. Die hebben, zo blijkt, inderdaad alle een in zekere zin godsdienstig of bijbels onderwerp. Het valt op dat als eerste item een verhandeling van Newton opgenomen is. Diens essay handelt echter niet over natuurkunde of ‘wetenschap’, maar over de interpretatie van voorzeggingen van de profeet Daniël. Het feit dat juist deze tekst is gekozen, laat iets zien van de wijze waarop Newton en zijn werk (mede) gelezen werden in de Nederlandse vroege Verlichting. In dit verband is ook opmerkelijk dat de Voorrede, wegens een op te nemen stuk over de Brief aan de Romeinen, met nadruk verwijst naar de vertaalde verklaring van die brief, door John Locke uitgegeven. Uitdrukkelijk wordt jaar en uitgever van die vertaling genoemd. Ook Locke wordt dus in zijn ‘geheel’ gelezen, in het bredere kader van de christelijke Verlichting en niet als pure filosoof. De achtergrond van dit type Verlichting is duidelijk aanwezig in de slotzin van de Voorrede. Die bevat een heilwens uit de wereld van de apostel Paulus: waer na wy u de genade van God onzen Vader, en van onzen Heere Jezus Christus toewenschen. Uit de inhoudsopgave (zie Bijlage i) kan men zelf opmaken welke sfeer dit tijdschrift heeft geademd. Het blad heeft in het algemeen een tolerante, christelijk-verlichte, ethische en erudiete atmosfeer. Toch is die christelijke dimensie soms afwezig. Zo zijn er algemener teksten over de natuur van de hartstochten of over de wraakzucht. In die laatste bijdrage wordt zelfs een keer verwezen naar een vertoog in de Hollandsche Spectator’.Ga naar eind24 Waar het christendom wél speelt, gaat het om moraal en om een leven conform de bijbel. Men verafschuwt echter leerstellige problemen. Daarom is men dolblij met een vertaling van een deel van Beausobres zakelijke geschiedenis van de vroeg-christelijke ‘ketter’ Manes. Méér! méér! smeekt de redactie bijna.Ga naar eind25 Die wetenschappelijke blik is ook reden dat men knap boos wordt wanneer ondeskundige graveurs in hun bijbelillustraties walvissen afbeelden met twee spuiten.Ga naar eind26 De redacteur/de redactie weet echter goed dat ergens grenzen liggen. Men heeft bijzonder goed begrepen dat Bayle, dat kopstuk van de Verlichting, een andere methode, een andere agenda gehad heeft dan de Leerzame Verlustiging. In het zojuist genoemde geval van Manes luidt een passage uit de vertaling van Beausobre: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Beroemde Bayle deelt in zyn Woordboek een Artikel mede van Manes, dat hy, myn 's oordeels, of daer uit gelaten, of beter opgestelt behoorde te hebben. Naer den Tytel van dat Werk, moest men 'er een juiste Oordeelkunde en getrouwe Historie in vinden. Maer, mag ik het zeggen, dit heeft die anders zoo schrandere Schryver, met voordagt, zoo 't schynt, verzuimt te doen, by zeer veele Ketteryen en Secten van de Christenen. Een Historiesch en Oordeelkundig Woordenboek eischte, dat hy zich niet ophield met Tegenwerpingen aentedringen en opteçieren, welke de Dwaelgeesten maekten, maer dat hy ons zoo naauwkeurig eene Historie van Manes gaf als 'er te krygen waere, en dat hy ons getrouwelyk aanwees wat de nette Gevoelens van dien Aertsketter geweest zyn.Ga naar eind27 De redacteur haast zich die uitval naar Bayle, als supporter van dwaalgeesten, te ondersteunen door aan de tekst onmiddellijk een noot toe te voegen die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat: Dictionaire Historique & Critique. Men heeft meermael deze Aenmerking tegen dit Werk gemaekt. De Heer J.P. de Crousaz schreef 'er in Folio een Essay of Proeve tegen, waerin hy zyn werk maekt om het Pyrrhonismus, in die Dictionaire enz. gevonden, te wederleggen. Al die religiosa... blijkbaar heeft althans de uitgever-drukker toch het gevoel dat de lezer van dat alles wel eens genoeg kan krijgen. Op zeker moment plaatst de redactie een uit het Latijn vertaald stuk van Nannius' zeldzame Over den oirsprong van eenige Duitsche woorden (1548). Dat stuk wordt voorafgegaan door een ‘Bericht’. Hierin wordt argumentatie voor de plaatsing gegeven. Maar ook wordt gezegd dat pressie van de zijde van de uitgever een punt is. Die ziet graag dat vaderlandse taal en geschiedenis meer aandacht krijgen: Nadien de Drukker van deeze Leerzaame Verlustigingen gaarne zag, dat in dit werk ook eenige stoffen verhandelt wierden, die van een algemeenen smaak waaren, al waaren zy den Christelyken Godsdienst of Zeden niet betreffende; en vooral verlangde, dat 'er eenige Liefhebbers onzer Vaderlandsche Oudheden en Historien, of eenige aanmerkingen van hun zelve opgestelt of eenige Oude, Kleine Stukjes daar toe dienende hem aen de hand gaven, dewyl toch in deezen tyd deeze pryslyke Liefhebbery zoo algemeen geworden is, gaat hier vooraf [...].Ga naar eind28 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De redacteur legt verantwoording afSchagen draagt er zorg voor dat bij elk stuk kopij volstrekt duidelijk is wat de herkomst en status van de opgenomen tekst is. Aan het begin van elk item plaatst hij een noot met opgave uit welk jaar de tekst dateert of aan welke druk de tekst ontleend is. Dat was ook voorheen al zijn gewoonte. Een enkele keer - minder dan vroeger, heb ik de indruk - voegt hij eigen noten aan een tekst toe. Soms vindt men daar commentaar waarvan de lengte nogal uit de hand kan lopen. Een voorbeeld daarvan is al te vinden bij de eerste bijdrage. Daar voorziet Schagen een onderzoek over de betekenis van een passage bij Timotheus niet eens van een noot maar van een narede, liefst eenentwintig bladzijden lang (p. 109-132).Ga naar eind29 In een beperkt aantal gevallen plaatst de redactie bij een nieuw nummer een soort inleidend beschouwinkje over de kwaliteit en waarde van de opgenomen tekst. Soms gebeurt dat onder een kopje: ‘Bericht’. Zo wordt bij een tekst ‘Gedagten Over de Namen die Belsazar en Darius de Meder [...] by de Ongewyde Schryvers dragen’ gezegd, dat het stuk geplaatst wordt, niet alleen omdat men verplichtingen heeft aan de inzenders. Nee, het stuk zelf kan niet hoog genoeg gewaardeerd worden. De schrijvers zijn ‘Luiden van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene ongewoone Geleertheid en schrander Oordeel, gewoon de zaken rypelyk en bedaert te overwegen’. De vertalers zijn bovendien ‘volkomen in staet om van het onderwerp te oordeelen’.Ga naar eind30 Dit oordeel neemt niet weg dat de redactie ook nog eens haar eigen opmerkingen aan het stuk toevoegt, aan het einde.
Er lijkt geen twijfel mogelijk dat Schagen de voornaamste, zo niet de enige samensteller van het blad is. Maar Schagen krijgt ten minste hulp van één anonieme vertaler die hem allerlei bijdragen stuurt, overgenomen uit het werk van Jean le Clerc, de schrijver van de Bibliothèque Choisie.Ga naar eind31 Kan die heer niet eens persoonlijk contact opnemen?Ga naar eind32 Van dergelijke helpers zijn er misschien velen geweest. Uit de index blijkt dat ene w.s. de auteur is van een verhandeling over één van de kruiswoorden.Ga naar eind33 De verschillen tussen de inzenders zijn wel oorzaak van een zekere ongelijkmatigheid. Schagen verzoekt de lezers dat voor lief te nemen. Hij heeft waarschijnlijk geen tijd om dat alles recht te trekken: Eindelyk verzoeken wy den Leezer, de verscheidenheid van styl en spellinge als geen gebrek in dit Werkje aan te zien, dewyl die onvermydelyk is in eene verzamelinge, als deeze, van Geschriften door zoo verscheidene Liefhebbers opgestelt, waer van elk zyn byzondere smaak heelt.Ga naar eind34 Aan de zijde van de makers moet Jan Bosch, de Haarlemse uitgever die voorheen de eerste twintig afleveringen van de Vermakelykheden uitgegeven had, beschouwd worden als de eigenlijke bezitter van de Verlustiging en van het bijbehorende kopijrecht. Hij is tenminste mede-initiatiefnemer geweest van het tijdschrift. Dat blijkt duidelijk uit een ongedateerd door Bosch ondertekend Nabericht, na het voorlaatste nummer.Ga naar eind35 In dat Nabericht wordt tevens duidelijk wat de reden is geweest van het beëindigen van het blad. Het is dus nuttig dit bericht uitvoerig te citeren: By den aanleg dezer Leerzame Verlustigingen, dachten wy dat het wel zo veel van natuur zoude verschillen met de Driemaandelykse Godgeleerde, Philosofise Natuur- Genees- en Aaardrijkskundige, Poetise en Regtsgeleerde Vermakelykheden, dat die beide door eenen grooten aantal, van eene soort van Liefhebbers met smaak zouden kunnen gelezen worden; schoon wy over het debit niet te klagen hebben, zyn wy by ondervinding overtuigt dat zy evenwel elkander in den weg waren; veele onzer Landgenooten verkiezen voor al niet te veel van een' soort te leezen, zy beminnen verandering van spys en dist men hun te veel op, men overlaadse en zy krygen eenen afkeer van het een en 't ander. Om deze reden was 't my lief dat G. Tieleneurg Boekverkooper te Amsterdam, en Drukker van de Gezegde Vermakelykheden. met goedvinden van de Heeren Opstelleren derzelve, my voorstelde om van die beide Werkjes één te maken: Ik heb myn Heeren, de Schryvers der Verlustigingen, hier van kennis gegeeeven, en daar toe genegen gevonden; zo dat men van wederzyden het Werk op dien voet denkt te vervolgen, onder bovengenoemden Tytel, Vermakelykheden, enz. zynde een vervolg der Vermakelykheden en Leerzame Verlustiging. Ondertusschen weete den Leezer der Verlustigingen, dat ik geen Banqueroet zoek te maken: Uit het Werk van [...] J. Le Clerc [...] hoop ik, by wyze van Aanhangsel, onder Goedvinden van den Eerw: Heer Vertaler van dit stuk, hetgeene 'er nog aan ontbreekt, in één Stukje, met een Register over dit geheele Deel, by de eerste gelegenheid te laaten volgen.Ga naar eind36 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarna volgt als laatste nummer inderdaad nog een gigantische tekst (ruim 235 bladzijden) uit het Voorberigt der kerkelyke historie, door Le Clerc. Zo zullen de lezers het gevoel hebben gehad dat het blad netjes aan zijn einde gekomen was.Ga naar eind37 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wekelyks Antwoord (1753)Ook na het beëindigen van de Leerzame Verlustiging, in 1742, kan Schagen het schrijven niet laten. In 1753 begint hij opnieuw. Het wordt een weekblad ditmaal. De titel luidt: Het Wekelyks Antwoord: of Invallen, bedenkingen en aenmerkingen over verscheidene zaeken. Door +++ onder den naem van N.-H. Weetlust.Ga naar eind38 Hier hebben we weer met een nogal unieke tekst te maken: er is heden slechts één exemplaar te vinden, ondanks het feit dat het impressum nogal veel verkooppunten geeft.Ga naar eind39 Dat laatste impliceert dat de uitgever veel vraag naar dat tijdschrift verwacht heeft. Die vraag is er misschien feitelijk ook geweest. Het enig bekende exemplaar bevat 21 afleveringen, elk acht bladzijden groot. Het heeft gelopen van 5 januari tot 30 juni 1753. Meer lijkt er niet geweest te zijn. Op de laatste bladzijde van de laatste aflevering wordt namelijk gesproken van een tenminste voorlopig afscheid: Omdat het Zomerzaeizoen velen uitspanning doed nemen, is het best den koers van ons Antwoord tot September opteschorten: en zal men dan nader konnen besluiten, of wy 't overige van ons bestek by Bladen dan of te gelyk uitgeven. Van dat vervolg lijkt er niets gekomen te zijn. De opbouw van elk nummer is min of meer dezelfde (voor een volledige opgave van de inhoud: zie Bijlage 2). Eerst vindt men wat de index ‘Hooft- of tytelverzen’ noemt: enkele regels poëzie. In het eerste nummer zijn dat enkele verzen van Vondel, uit zijn Adam, over God als oorsprong van alles. Daarmee begrijpen wij meteen binnen welk wereldbeeld de inhoud van het blad begrepen moet worden. Daarna volgt telkens een opdracht. In dat eerste nummer: ‘Aen de Verstandige Eusebia +++’ die ‘de Grootpriesterin van den Christen-tempel’ is. Later volgen meer vrouwen, als Van Merken en De Neufville. Vrouwen blijven echter een minderheid. Die eerste opdracht wordt in zekere zin ondertekend: ‘Ik ben [...] N.-H. Weetlust’. Dit lijkt te verwijzen naar een de lezer wellicht bekend voorkomende auteur: de N.H. namelijk, die ook een groot deel van het eerder besproken Weekelyks Orakel voor zijn rekening genomen had. Met andere woorden: de Noord-Hollander Marten Schagen.Ga naar eind40 Hieronder wordt straks het verband tussen beide tijdschriften besproken. Althans vanaf nr. 2 volgen als derde en vierde vaste onderdeel: een vraag en een antwoord. In het eerste nummer vinden we op die derde/vierde plaats slechts een uiteenzetting, gericht aan ‘myn Boekverkooper’ over aard en inrichting van het tijdschrift.Ga naar eind41 Godsdienst, waarheid en mensenliefde hebben nieuwswaarde, meent de schrijver, die daarmee tegelijkertijd aangeeft dat zijn ideologische drijfveren religieus-maatschappelijk van aard zijn. Nieuws daarover moet gehoord, besproken kunnen worden. Misschien zijn daartoe al eerder, vergeefs soms, pogingen ondernomen. Hij zelf is van plan Wekelyks myne Bedenkingen en Invallen, over Theologische, Kerkelyke, Burgerlyke, en Huishoudelyke, zoo oude als hedendaagsche, Zaeken en Gevallen, in een soort van Vraeg-Beantwoordend Blad, medetedeelen. UEd vroeg my onder andere, of het Wekelyks Orakel, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't welk in 't jaer 1735 en 1736. by halve bladen uitquam, niet ten Model zou konnen dienen? Ik denk, in zeker opzigt, ja’.Ga naar eind42 Titelpagina van Het Wekelyks Antwoord (ex. uba, Bijzondere Collecties, sign. O 63-1487)
De schrijver maakt slechts dit voorbehoud: dat hij zich niet verplicht acht alle binnenkomende vragen te beantwoorden. Dat gebeurde in het Orakel ook niet altijd, merkt hij iets verder op. Maar uit wat daar aan vragen nog resteert (blijkbaar slechts als vraag afgedrukt, zonder gedrukt antwoord) en uit wat hij aan ongedrukte vragen ziet Zal ik by voorraed de nuttigste kiezen [...] totdat my van myne Lezers anderen worden toegeschiktGa naar eind43 Hiermee wordt overduidelijk dat deze schrijver ook redacteur is geweest van het eerdere tijdschrift. Schagen neemt dus gewoon de formule en het systeem van het Orakel over. Hij beschikt blijkbaar over de resterende kopij, althans over de ingestuurde vragen. Hij stelt overigens voor de tweede aflevering als eerste vraag voor: ‘wat God is’. Dat lijkt een vraag waar, toen en nu, half Nederland wel een weekeindje voor mag uittrekken. Schagen ziet hier geen been in: de Franse Academie, afdeling poëzie, had ook zo'n vraag gesteld. Een antwoordgedicht was daar bekroond!
Het is duidelijk dat Schagen van plan is in het Wekelyks Antwoord, net als in het Orakel, met behulp van de vraag-en-antwoord-formule eenzelfde vorm van encyclopedisme te gebruiken. Op vragen over bijbel, geschiedenis of wetenschap wil hij in het antwoord alle verstandige kennis over het onderwerp verzamelen en comprimeren. Wel zegt hij enkele regels later dat hij ‘by verwisseling, korte Vertoogen of Bedenkingen over 't een of ander wetenswaerdig stuk’ zal opnemen, of verhalen van ontmoetingen, of ‘eerlijke uitspanning’. Een voorbeeld van die mogelijkheden kan men, denk ik, vinden in een uiteenzetting, over drie afleveringen verspreid, over de geschiedenis van de handschoen.Ga naar eind44 Daar was nog niets over gezegd in onze taal! merkt de redacteur op. Een ernstig tekort, inderdaad. Die afwisseling van het vraag-antwoord-systeem met vertogen is ook te zien in het Orakel. De vertogen dienden in het algemeen een ethisch doel: het opbouwen van morele burgerzin. Daarmee was de maatschappij gediend. Desondanks zijn de verschillen tussen beide bladen groot. Zo komen in het Wekelyks Antwoord wetenschap, natuurkunde en verwante onderwerpen veel minder aan de orde dan in het Orakel. Het Antwoord is meer algemeen van aard, en ook meer christelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij zijn beschrijving van doel en opzet van dit blad zegt Schagen, ook hier, dat hij de gevoelens van de diverse protestante gezindheden niet wil kwetsen. Bijzondere personen wil hij niet in hun goede naam aantasten. Een dergelijk voornemen is gebruikelijk in de inleidingen van dit soort bladen. Merkwaardig is hoogstens dat Schagen geen gewag maakt van het derde element dat in inleidingen altijd te berde wordt gebracht: het zich niet willen bemoeien met de door de Overheid wenselijk geachte politiek. Schagen neemt zich voor, op dezelfde wijze als bij het Orakel, een actieve relatie met zijn lezers te willen kweken: De Lezers, die by dezen vriendelyk uitgenoodigd worden, om niet alleen hunne Vragen, maar ook Aenmerkingen, Gedagten, Proeven van Taal- en Dichtkonst, enz. aen ons medetedeelen, gelieven zulks te doen, door ze toe te zenden, aen myne Boekverkooper of zyne Correspondenten, met verder Adres aen den Schryver van 't Wekelyks Antwoord.Ga naar eind45 Hij lijkt echter ditmaal niet veel medewerking gekregen te hebben, en al helemaal niet van creatieve dichters.Ga naar eind46 Misschien was voor die laatsten de encyclopedische formule van het Wekelyks Antwoord niet zo geschikt.Ga naar eind47 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1 - inhoud Leerzame VerlustigingHet blad Leerzame Verlustiging heeft zelf een ‘Inhoud der hoofdstukken’ voorafgaand aan elk deel toegevoegd. Daarnaast is er aan het eind van deel 3 een ‘Register der voornaemste zaken’. Dat register is gealfabetiseerd, op wat naar achttiende-eeuwse wijze opgevat wordt als belangrijkste item van elke verhandeling. Dat strookt niet altijd met onze opvattingen. Aangezien bovendien van dit blad (nog) geen andere exemplaren bekend zijn dan dat in bezit van schrijver dezes, leek het zinvol hieronder opgave te doen van de eigenlijke titels van de opstellen, zoals de lezer die in werkelijkheid zag in de afleveringen, en in de volgorde waarin zij verschenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste deel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede deel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2 - inhoud Wekelyks AntwoordHet Wekelyks Antwoord doet in het laatste nummer, aan het slot van het blad (p. 163-166), opgave van de stukjes die verschenen zijn, in de steeds in elke aflevering terugkomende onderdelen. Aangezien er slechts één exemplaar van het blad bekend is kan het nuttig zijn de lezer toegang te verlenen tot de inhoud van het blad, door overname van die inhoudsopgave. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lyst der Antwoorden en Stukjes van het Eerste Deel.
|
1. | God het begin, uit Vondel. 1. |
2. | Hemelbeeld, uit Hoogvliet. 9. |
3. | Vredelof, uit Antonides. 17. |
4. | Englen Oogslag op de Aerde, uit Juffr. de Neufville. 25. |
5. | Gods Werken in de Natuur, van Juffr. van Zon. 33. |
6. | Bewelkoming der Vryheit, van Juffr. van Merken. 41. |
7. | Talentgebruik, van Feitama; ook Gebruik en Misbruik der Dichtkunst, van Eikelenberg. 49, 50. |
8. | 't Geloof, uit Vollenhove. 57. |
9. | 't Gemoed, oft Geweeten, uit Poot. 65. |
10. | Geregtigheit, oft Karakter eens braven Regtsgeleerden, uit Wellekens. 73. |
11. | 's Volks Vryheit, uit Rotgans. 81. |
12. | De Ziel, uit Kemper. 89. |
13. | Algemeene Wereltverandering, uit Vondel. 97. |
14. | De Opgaende Zon, uit P. de Groot. 105. |
15. | De Tyddeelende Hemellichten, uit Bake. 113. |
16. | Gods Albestier, uit Huigens. 121. |
17. | 't Hemelsche Rykspaleis, uit D. Smids. 129. |
18. | Waere Wyzen, uit de Dichtlievende Tydkortingen. 137. |
19. | Stervenswenschelykheit, van de Dekker. 145. |
20. | De Christelyke Godgeleerdheit, van de Bosch. 151. |
21. | Preek eens Welmeenenden Schryvers, uit Zeeus. 161. |
Opdragten.
a. | Aen Eusebia: lof der verstandige Godsvrugt. Cicero, Bladz. 1, 2. |
b. | - de Godgeleerden, enz. Nut en Noodz. van den Godsdienst. Plinius. 9, 10. |
c. | Aen de Regtsgeleerden, Kooplieden, enz. Van het doelwit der Regten. Phaedrus. Bladz. 17, 18. |
d. | - de Historie- en Oudheitkundigen, enz. Vrugten der Historie en Heldenmoed. Virgilius. 25, 26. |
e. | - de Geneesheeren, Philosophen, Land- en Zee-boeren, Dienst der Geneeskunde, en Land- en Zeebouw. Hippokrates. 13, 14. |
f. | - de Critici, Schryvers, Konstenaers. Handwerkers, en Dienstboden. Vernuft en Deugd in alle staeten. Synesius. 40-42. |
g. | - de Dichters en 't Jufferschap. Eisch der Dichtkunst, en verpligting aen de Vrouwelyke Kunne. Homerus. 45-51. |
h. | Aen D.W. van Eenhoorn, Rustend Predikant. Welleven moet voorgaen zal 't welsterven volgen. Avoth. c. 4. 57, 58. |
i. | - den Advokaet H. Noordkerk, Gehoudendheit aen de Regtsvoorspraeken. Cicero. 65, 66. |
k. | - den Schryver der Vaderl. Historie. Reden waerom de Autheur zich verbergt. Martialis. 73, 74. |
l. | - den Heer FR. van Mieris. Reden voor en tegen oude Gewoontens. A Gellius. 81, 83. |
m. | - den Heer D. FR. Smit, Luthersch Predikant. Van de Uitspanning der Geleerden. Lucanus. 89-91. |
n. | - D.W. Pfeiffers, Gereformeert Predikant. Christelyke Bescheidenheit. Chrysostomus. 97, 98. |
o. | - Dr. J. Grashuis, Hooft-Bezigheit des Levens. Synesius. 105, 106. |
p. | - den Weled. Gestr. Heer P. Boddaert. 't Beschouwen des Sterrenhemels. Owenius. 113, 114. |
q. | - D.K. Westerbaen, Remonstrants Predikant. Vooroordeel der Godsdienstbestryders. Erasmus. 121, 122. |
r. | - de Heeren S. Feitama en A. Hoogvliet. Van de Konstwerken der Ouden. Horatius. 129, 130. |
s. | Aen den Heer P. le Clercq. Ydelheit der Tydelyke Genieting. Plautus. Bladz. 137, 138. |
t. | - D.B. van Coeverden, Gereformeerd Predikant. Van de onderlinge Opscherping. Spreuk. xxvii. 27 en Drusius. 145, 146. |
v. | - den Heere P. Smid, Professor en Predikant onder de Mennonisten. Van den aert, het nut, en 't gewigt der Professie van de Euangelische Godgeleertheit. Menno, Werenfels, Gaussenius, J.A Turretin, en Wissius. 153-156. |
x. | - Mejuffrouwe Chr. Leonora de Neufville. 161. |
Antwoorden, enz.
i. | Ontwerp van dit Geschrift. Bladz. 3. |
ii. | Beantwoording der Vraege wat God is. 7. |
iii. | Of men een Godleerende Natuurbeschryving voor den Gemeenen Man diende te schryven. 10. |
iv. | Van de Kenmerken van Gods Voorzienigheit in 't Op- en Ondergaen der Zon en Maen. 11. |
v. | Of 't ook Eenzinnigheit is en Gebrek van Eerbied voor den Souverein, tegen zyn verzoek, strikt op zyn regt te blyven staen. 19. |
vi. | Memorie wegens den Oirsprong en 't Gezag van 't Parlement des Franschen Ryks. 21. |
vii. | Van de Oudheit en 't Gebruik der Arm- en Handdeksels, gemeenlyk Handschoenen geheten. 27. |
viii. | Van de Engelen en hunne Bezigheden. 30. |
ix. | Inval over Davids Beschryving van de Wolken en Winden Psalm civ, 3. 35. |
x. | Van den Heilzaemen Leefregel een's Chineeschen Dokters. 36. |
xi. | Van 't Vreedeverdrag tusschen Eigenkeur en Diensterhoek, of van Vryheit en Dienstbaerheit. 43. |
xii. | Van de Veragting en Veroordeeling van een's anders doen en werk. 46. |
xiii. | Klinkdigt op Christus, Gods Zoon, de Zon der Geregtigheit. 51. |
xiv. | Vervolg van Art. iv of der Merktekens van Gods Voorz. in de Zon, en 't Weldaedige dat zy dagelyks doed. 52. |
xv. | Of 't Mangel des Geloofs het kenmerk is van den tyd des Eindes, gelyk de Heer Jungius wit; en zin van Lukas xviii. 8. 58. |
xvi. | Of 'er tusschen de Rust- en Feestdagen onderscheid is, en wat. 62. |
xvii. | Wat de Conscientie is, en of zy genoeg zy om den Mensch te regt te brengen 66 |
xviii. | Van 't verschil tusschen de Heeren Koenig en Maupertuis. 68. |
xix. | Vervolg van Art. vi. of der Memorie wegens het Fr. Parlement. 75. |
xx. | Slot van die Memorie; en Waernemingen. 83. |
xxi. | Of de Ziel na den Dood geen Geheugen meer heeft van 't geen zy in de Werelt deed of ontwaerde. 92. |
xxii. | Of Trouwen en Sterven alle Wetten verbreekt. 93. |
xxiii. | Dat de Leviathan Job xl. 20. de Visch niet zy die Jonas opslokte. 95. |
xxiv. | Van de Verandering of Vernietiging der Werelt ten Jongsten Dage. 97. |
xxv. | Hulpmiddelen tegen de Traegheit van de Ziel. 106. |
xxvi. | Van 't Nut der Dag- en nacht-Wisseling, ten Vervolg van Art. iv en xiv. 108. |
xxvii. | Van den Jaerlykschen Zonneloop, den Loop der Maene, en 't Nut der Zaeizoenswisseling. 114. |
xxviii. | Klinkdigten op Dag en Nacht. 119. |
xxix. | Of Gods Voorwetenschap van der Menschen Doeningen bestaenbaer is met de Vryheit van den Mensch. 122. |
xxx. | Van Gods Onbegrypelykheit, enz. of het Fransche Quarrain No. 1 in een Duitschen Vierling. 126. |
xxxi. | Verééniging van Exod. xx.5. met Ezechiël xviii 20. 126. |
xxxii. | Van den onredelyken Afkeer tegens Andersgezinden. 127. |
xxxiii. | Proeve der Navolging van Tertulliaens Afbeelding des Hemels; anders Nebo, of Hemelzigt. 130. |
xxxiv. | Van de Plaetzelykheit en 't Heerlyke des Zaligen Hemels. 134. |
xxxv. | Stael uit een Ongedrukt Werk van den Heere Kempher; of Beeldtenis van Melanchton en Georg Prins van Anhalt. 135. |
xxxvi. | Van Waer en Valsch Vermaek. 138. |
xxxvii. | Beschryving van een Brandenden Berg in 't Graefschap Kerry in Ierland. 140. |
xxxix. | Uittreksel van Nicolai's Onderzoek wegens het Gebruik en Misbruik der Handschoenen. 148. |
xl. | Vervolg van 't vorig Uittreksel. 157. |
xli. | Ontmoeting met een Roomschgezinden. 162. |
xlii. | Slot dezes Eersten Deels. 163. |
- eind1
- Piet Visser, ‘“Redelijke regtzinnigheid”. Prolegomena over de betekenis van Marten Schagen (1700-1770) voor de Nederlandse Verlichting’, in: Lies Brussee-van der Zee, Annelies Verbeek e.a., Balanceren op de smalle weg. Opstellen aangeboden aan Kees van Duin, Alle Hoekma en Sjouke Voolstra bij hun afscheid van het Doopsgezind Seminarium (Zoetermeer 2002), p. 227, 271-272.
- eind2
- Visser, ‘“Redelijke regtzinnigheid”’, p. 227.
- eind3
- Joannes Cuperus, Marten Schagen, doopsgezind leeraar te Utrecht, en lid van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, plegtiggedagt in eene lykrede (Te Utrecht, by Gerrit van der Veer, en te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn [1770]), p. 15.
- eind4
- In 1740-1741 te Amsterdam bij Gerrit Tielenburg en Jan 't Lam; in 1742-1743 te Amsterdam bij Tielenburg en te Haarlem bij Jan Bosch (zoals bij deel 1-4). Deze vier delen zijn aanwezig uba O 75-36 t/m 39. Het eerste stukje van deel 1 (1740) is opgedragen aan Marten Schagen, ‘door de hem wel kennende maar van hem onbekende schryvers’. In de voorrede van het eerste stukje van het eerste deel van deze nieuwe reeks (1740) zeggen de nieuwe opstellers (die zich onverhoeds, op p. *3, ‘ik’ noemen!) de oude opzet te willen handhaven. Van belang in die voorrede zijn ook opmerkingen die met de opzet en het leespubliek van een dergelijk blad te maken hebben: door de opname van belangrijke (vertaalde) stukken in de moderne talen zal gaandeweg het Latijn niet meer nodig zijn; zo wordt de zucht tot wetenschap bevorderd bij die landgenoten ‘die alleen hunne Moedertaal verstaan’; mensen die een aardige, korte bijdrage in portefeuille hebben, hoeven niet meer te gaan marchanderen met boekverkopers (voor hen doorgaans een ongebruikelijk en wat vreeswekkend fenomeen).
- eind5
- Dat stukje heeft althans (in ex. ubl 1170 f 20): ‘Tweede Druk’. De titelplaat, van de hand van J.C. Philips, toont een soort stoa, met verspreid liggende boeken, als die van Chrysostomus, Newton, Homerus. Een ander nummer (nr. 9) heeft als titelplaat een bibliotheek, die gedomineerd wordt door het evangelie.
- eind6
- Zie de Voorrede van dit nummer. De mededeling is gedateerd: Amsterdam, 7 oktober 1734.
- eind7
- Dit zijn achtereenvolgens: God, Jacob Philip d'Orville, Jeronimo de Bosch, Bartholomeus van Leuvering, Joannes Bremer, Joannes Deknatel, Gerard van Papenbroek, Isaak Verburg, Johannes Wesselius, Gerardus Kulenkamp, Pieter Verwer, Rutgerus Ouwens, Henr. Backer, Ger. Maatschoen, Petrus Smidt, Adr. Westerhuys, Albertus Haring, Adrianus van Kattenburg, Jacob Alewyn Ghyzen, Tjerk Nieuwenhuis.
- eind8
- Of later: ‘De Vereenigde Doopsgezinden in Alkmaar’. Aldus Visser, ‘“Redelijke regtzinnigheid”’, p. 273, noot 69.
- eind9
- Hierin vindt men ook een afdeling voor literatuur, romans, tijdschriften en dergelijke.
- eind10
- Gezien het opnamebeleid blijkt men ook ‘stukken’ op te nemen uit oudere teksten die niet langer verkrijgbaar zijn maar die wegens hun waardevolle inhoud nu opnieuw beschikbaar gesteld worden. In het algemeen vindt men één tekst per aflevering. Het is echter niet uitzonderlijk dat een werk over vele afleveringen gedistribueerd wordt. Voor verdere gegevens, zie Visser, ‘“Redelijke regtzinnigheid”’, vooral p. 226-232. Een inhoudsopgave van de Vermakelykheden, en het aandeel van Schagen en anderen, aldaar p. 253-258. Van alle Schagentijdschriften besteedt Visser de meeste aandacht aan dit blad.
- eind11
- Godgeleerde Vermakelykheden nr. 9, p. 143.
- eind12
- Godgeleerde Vermakelykheden nr. 12, p. 467-484.
- eind13
- Godgeleerde Vermakelykheden nr. 3, p. 493.
- eind14
- Andere bijdragers zijn: W.B., Nikolaes Vryburgh, Kornelis Westerbaen, Jan Brak.
- eind15
- Visser, ‘“Redelijke regtzinnigheid”’, p. 230.
- eind16
- Godgeleerde Vermakelykheden 1740, stuk 1, p. *2.
- eind17
- Opmerkelijk: dit is hetzelfde jaar als waarin de nieuwe serie van de Godgeleerde Vermakelykheden verschijnt, niet onder redactie Van Schagen. Is er een verband?
- eind18
- Hier wordt in een noot verwezen naar de Uitgeleeze Natuurkundige Verhandelingen, te Amsterdam bij Tirion uitgegeven.
- eind19
- Op een later ogenblik is men daar nog duidelijker over. In een ‘Bericht’ voorafgaand aan een verhandeling door J.H. Boehmer, wordt gezegd: ‘Het plaatzen der volgende Verhandeling [...] zal van niemand der Lezeren [...] worden aangemerkt als strydig tegen den aanleg van het zelve: welke enkel is om voorname Verhandelingen, of Bedenkingen over bezondere Onderwerpen, te klein om op zichzelve uitgegeven te worden, by een te verzamelen; inzonderheid, ten aanzien van Vertalingen, zulke stukken, die, in grooter Werken gevonden wordende, waarschynlyk anders niet licht in onze Moedertale zouden bekent worden, het geen zy nochtans verdienen’ (Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 611).
- eind20
- Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 95-96.
- eind21
- Het betreft een (vertaald) uittreksel van de ‘Bedenkingen over den Christelyke Waterdoop’ in de Bibliothèque Raisonnée (juli-september 1740).
- eind22
- Leerzame Verlustiging, deel 1, p. 632-633.
- eind23
- Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 92.
- eind24
- Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 759.
- eind25
- Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 92.
- eind26
- Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 502.
- eind29
- In zijn voorrede bij dat eerste nummer geeft hij trouwens heel eerlijk aan dat vijf pagina's uit die narede door hem vertaald zijn uit Witsius. Schagen toont zich immer een nauwgezet en betrouwbaar redacteur.
- eind30
- Leerzame Verlustiging, deel 1, p. 341.
- eind31
- Expliciete mededelingen hierover in Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 92.
- eind32
- Leerzame Verlustiging, deel 2, p. 397.
- eind33
- Zie Bijlage 1.
- eind34
- Aldus in een ‘Bericht’, Leerzame Verlustiging, deel 1, p. 478.
- eind35
- Leerzame Verlustiging, deel 1, p. [832].
- eind36
- Men vindt ook in de voorrede van de eerste bijdrage (jan.-febr.-mrt. 1742) in het derde deel van de nieuwe reeks van de Vermakelykheden enige opmerkingen die met de fusie te maken hebben: de schrijvers van de Verlustiging en van de Vermakelykheden hebben zich altijd over elkaar verheugd; zij hebben wel twee jaar apart gearbeid, maar willen nu graag samengaan; de lezers wensen geen twee gelijksoortige ‘boeken’; ‘dus was het onderling belang der Boekverkooperen elkanderen in den weg’; het gevaar was dat beide bladen aldus hun bestaansrecht zouden verliezen; de opzet bleef onveranderd.
- eind37
- De twee delen van het blad tellen in arabische nummering respectievelijk 784 en 1070 bladzijden. Daarbij komen nog ongepagineerde indices op de behandelde schriftuurplaatsen en op de voornaamste behandelde zaken. In mijn exemplaar komen een enkele keer aparte (vaak ongenummerde) titelpagina's voor bij de afleveringen of stukjes. In het asteriskkatern voorafgaand aan het eerste stukje bevindt zich in mijn exemplaar een ‘Inhoud der hoofdstukken’, met in het begin daarvan een noot van de uitgever: ‘Deze Hoofdstukken zyn telkens tegen de Tytels van elk bizonder Stukje gedrukt: welke Tytels nu gevoeglyk kunnen weggeworpen worden’.
- eind38
- Impressum: ‘Men vind dit deeltje compleet, of afzonderlyke bladen, Te Dordrecht by Blusse, Haerlem Bosch, Delft Graeuwenhaen, Amsterdam Houttuyn, Esvelt, Spriet, P. Meyer en Stanhoffius, Leiden Lugtmans en van der Eyk, Rotterdam Maronier, Gouda Stael, Haegevan Thol, Gorkum Goetzee, Hoorn Tjallingi, Alkmaar Koster, Zutfen van Bulderen, ArnhemVoster, Nymegen Heymans, Middelburg Gillisse, Vlissingen Payenaer, Utrecht de Veer, v. Vucht en A. Paddenburg, Leeuwaerden Wigeri, Harlingen van der Plaets, Franeker Brouwer, Zwol Royaerts, en Groningen Bolt’. - In theorie kan (Abraham) Blussé, die in dit colofon op de titelpagina voorop staat, beschouwd worden als de ‘echte’ uitgever. Er zijn echter geen gegevens bekend over zijn specifieke bemoeienis met dit blad. De eerste regel van het colofon in het eerste nummer, en ook later tot en met nummer 15 (daarna is er geen colofon), luidt enigszins anders: ‘Dit Wekelyksch Antwoord zal alle Vrydagen te bekomen zyn te Dord by van Braam en Blusse.’
- eind39
- uba o 63-1487.
- eind40
- In zijn inleiding in het eerste nummer zegt de redacteur (Schagen) ‘ook anderen’ te zullen raadplegen. Feitelijk komt het er toch op neer dat we met een éénmansredactie vandoen hebben.
- eind41
- Gedateerd 29 december 1752. Schagen had dus duidelijk het plan in het nieuwe jaar een nieuw blad uit te geven.
- eind42
- Wekelyks Antwoord, p. 3. Voor het Wekelyks Orakel zie deel i van dit drieluik.
- eind43
- Wekelyks Antwoord, p. 4.
- eind44
- Wekelyks Antwoord, p. 27-30, 148-152, 156-160. Die blijkt (p. 148) trouwens een excerpt te zijn van een Engelse verhandeling en terug te gaan op een disquisitio door Joannes Nicolai over dat onderwerp, verschenen 1708 in Giessen.
- eind45
- Wekelyks Antwoord, p. 4.
- eind46
- Ik noteer slechts als ‘vreemde’ bijdragers: Neef Reislust, Christina Dicht-Lust, E.V., en N.H. Merklust. Ik sluit niet uit dat dit alter ego's zijn van Schagen zelf, zeker in het laatste geval.
- eind47
- Buijnsters heeft het Antwoord wél, het Orakel niet opgenomen in zijn lijst van spectatoriale geschriften. Het komt mij voor dat zij daar allebei wel, of allebei niet in thuishoren. Het zijn eigenlijk hoe dan ook geen spectators.
- eind48
- Volgens het voorbericht van de redacteur bij deze bijdrage, werd dit item gevonden onder de stukken van een vijftien jaar eerder overleden vrome man, die hem zijn geschriften heeft nagelaten. De redacteur heeft de tekst enigszins uitgebreid.
- eind49
- Ook deze bijdrage is van de hand van een reeds overleden persoon.